Er was koper gestolen, er was een beschadigd spoorwegviaduct, maar mijn boemeltje glipte overal tussendoor. Ik zwaaide om 10.03 uur naar de kantoortoren van mijn neef, die niet kon terugzwaaien omdat zijn manager net op dat moment zijn ondersteuning nodig had. Vijftien minuten later klapte ik mijn laptop open, mijn vriendin ook. Uren later, toen zij haar dochter ging ophalen en ik naar de trein terugliep, zagen we de schrijver fietsen die zaterdag nog schreef dat hij in de villa van Simon Vestdijk in Doorn had gewerkt en geslapen. ’s Ochtends was ik de muziekjongen met dat lange haar die altijd bij Matthijs-DWDD aan tafel zit, tegengekomen. Ik zei tegen mijn vriendin: jouw wijk verhipt snel. De dochter en haar vriendinnetje rolden over de rekstokken, de hoedjes die ze vandaag op hadden gehad in de klas, lagen her en der op de grond. Ik zei ‘daaag’, appte mijn neef dat ik weer zou zwaaien, de trein raakte snel vol, de machinist riep om dat hij een kleinere trein bij zich had omdat er bij Zaandam iemand langs het spoor had gelopen. Een jochie in een wandelwagentje huilde, de blonde vrouw achter de wandelwagen zei: ‘Zijn treinleven begint niet best.’ Een jonge vrouw vertelde haar telefoon dat niemand haar begreep, een jongeman maakte met veel omhaal een afspraak, een vrouw in een net blauw pak voor wiens neus de gesprekken plaatsvonden, keek de bellers strak aan. Ik geloof dat ik de enige was die het zag. Op de wreef van haar linkervoet een tatoeage van Chinese tekens, die ondanks de open schoenen van Puma niet helemaal zichtbaar was.
Categorie: blog
Seizoenen
Mijn broer stuurde een fotootje van twee grote kiepwagens vol bruine bonen. Hij kwam de winter wel door. Dat was vrijdag. Nu was het zondag en liep ik het water in, zwom een eind de plas op. Verderop een zeilboot, een motorbootje, een man op een surfplank met een peddel, in zijn buurt twee zwemmers die leken op kikvorsmannen. Verder niks, geen hoge kinderstemmen, alleen water. Keek ik rond met vreemde ogen dan kon dit evengoed het meer zijn waar we aan het begin van de vakantie zwommen: het groen rechts, in verschillende hoogtes – een dicht beboste berghelling; de begroeiing links met een paar strandjes – de eindeloze oever; het blauwe water – een spiegelend bergmeer; de bootjes – jachten voor anker, zonnende mensen op de dekken; in de verre verte futuristische hoogbouw. Duizelende schoonheid, voor wie goed keek. De zon was nog sterk genoeg om mijn huid te drogen, al leek de herfst ongeduldig, het schelpenpad lag vol bladeren. Mijn oom had ergens gehoord of gelezen dat het meer met de droogte dan met de herfst te maken had. Er liepen mensen in witte t-shirts met daarop in blauwe letters Nijmegen-Rotterdam 160 km. Ze liepen niet erg fris meer, merkwaardig zelfs, alsof ze iets mankeerden aan hun heupen, of aan hun hoofd.
Kracht
Krachttraining. Ik heb het onthouden van de Zomergasten-uitzending met Andrea Maier, hoogleraar Gerontologie en verouderingsonderzoeker. Ze noemde veroudering een ziekte, omdat we veel van onze kwalen die door veroudering worden veroorzaakt, ook ziekten noemen. Ik was het niet met haar eens, we konden evengoed al die kwalen ‘ontzieken’ door ze veroudering te noemen. Uit een ander interview met haar begreep ik dat de term ‘ziekte’ simpelweg meer onderzoeksgeld oplevert. Én dat de farmaceutische industrie helemaal niet geïnteresseerd is in een medicijn of therapie tegen veroudering, want dan worden de medicijnen die nu aan ouderen worden voorgeschreven overbodig. Kon ik zelf ook alvast iets doen? Veel bewegen, uiteraard, weinig eten, en krachttraining. Volgens Maier verliezen we vanaf ons dertigste ieder jaar één procent van onze spiermassa. Op je tachtigste ben je dan half zo sterk als op je dertigste. Ik wil graag op mijn tachtigste nog Ikea-bedden in elkaar kunnen schroeven, er zijn altijd mensen die nieuwe bedden nodig hebben, en niets is bevredigender dan de wetenschap dat allerhande mensen lekker slapen op iets dat jouw handen in elkaar hebben geschroefd. Op de site stoerevrouwensporten.nl zag ik een praktisch filmpje met eenvoudige krachtoefeningen voor de armen die je gewoon in de badkamer voor de spiegel kunt doen, paar minuutjes, klaar (wel iedere ochtend herhalen). Ook tips voor het hardlopen: de elleboog hard naar achteren bewegen, dat stuwt de loper naar voren; de billen samenknijpen alsof je een scheetje wilt tegenhouden, dat trekt vanzelf de navel naar de rug en dat zorgt weer voor een stabiele middenzone; en de blik niet op het asfalt net voor je schoenen maar verder weg. Dat met die ellebogen was nog best lastig, dat scheetje tegenhouden ging beter en die blik in de verte, en elke keer een nieuw doel kiezen, werkte uitstekend. Ik rende 35 minuten tegenover 20 vorige week. Bij de brug twee knullen die elkaar aanmoedigden om in het water te springen, maar het niet deden, zelfs na tien minuten nog niet.
Boodschappen
Veel service. De sigarenboer draait de bijlagen een kwartslag en vouwt de rest van de krant eromheen, de visboer legt wat van de kibbeling die hij bij de groentevrienden komt brengen, op een papieren zakje voor mijn neus. De groentedochter vraagt of ik eerst wil bestellen of eerst eten. ‘Eerst maar de zaken,’ zeg ik. De groentedochter vertelt de visboer dat ‘deze mevrouw’ bijna niks anders eet dan groente en fruit. Als de visboer wegloopt vraag ik wat voor bijzonders hij heeft. ‘Mooie poon, wilde zeebaars,’ zegt hij. In mijn hoofd heb ik twee recepten met venkel (omdat die in de groentetas zit): pasta met venkel en rucola en zeebaars met venkel, tomaat en olijven. Nu is de keuze gemaakt.
Gekweekte zeebaars, wilde zeebaars. ‘Die wilde heeft hard moeten werken,’ zegt de visboer, ‘dat proef je.’ Hij vond de tropische dagen wel fijn. Verkocht ie veel haring. Nu is het weer meer kibbeling. ‘Twintig jaar geleden kenden we het nog niet,’ zegt hij. Ik spit mijn geheugen om. Wat kocht R een kwart eeuw geleden op zaterdag op de Leidse markt? Lekkerbek, natuurlijk. Waar deze zeebaars heeft gezwommen? De Atlantische Oceaan, in de buurt van Frankrijk. ‘Vorig jaar,’ de visboer krabt met een speciaal mes de schubben van het vel, ‘duurde het lang voor de oceaan afkoelde. Toen was er pas met kerst veel wilde zeebaars. Dan heb je echt iets bijzonders.’
Aannames
‘Leuk haar,’ zei ik. Ik zag niet dat het nep was, ik denk dat zij alles kan met haar haar. Het was vanwege een bruiloft afgelopen weekend. Feestelijk haar, vastgemaakt aan een heel dunne vlecht die strak over de haargrens liep. Wel makkelijk om het woord ‘kunst’ uit te leggen. Echt haar, kunsthaar. 4 euro, zei ze. Z bracht haar hoofd dicht bij het mijne en hield haar telefoon schuin voor ons. Ze gaf de foto een zwart-wit tintje. ‘Stuur je wel eens foto’s naar je familie?’ vroeg ik. Ze schudde haar hoofd, haalde haar neus op. Rare vraag. ‘Te gevaarlijk?’ Weer dat schuddende hoofd. Ze zou iets naar de stad kunnen sturen en dan moest haar familie het daar ophalen. In het dorp kwam geen post. O ja.
Mona
Na de voorstelling The Future of Sex had ik geen idee wat de toekomst van seks zou worden. De schrijver die het stuk had geschreven zat als een Lieve Mona in een wit verlichte bol en beantwoordde langskomende vragen. (Mona: ik zou honderd euro hebben gezet op de Margriet, maar op Wikipedia lees ik dat Lieve Mona de brievenrubriek van de Story was, en weer is. Ook lees ik dat de oplage van Story ooit 700.000 exemplaren bedroeg, die van de gezamenlijke roddelpers in de jaren zeventig en tachtig 1,7 miljoen tijdschriften – bron: NPO Geschiedenis –, en dan laat ik de Telegraaf nog even buiten beschouwing die al vanaf 1958 De Showpagina had. Wie hysterisch doet over de huidige sociale media vanwege rondwarende hele en halve onzin plengt krokodillentranen.) De schrijver annex Mona zei dat als je iets wilde weten over de toekomst van seks je naar het verleden van seks moest kijken. Daar kon ik het als historicus mee eens zijn. Waarmee niet gezegd is dat geschiedenis een glazen bol is.
Nodig
In de straat: een vrachtwagen, eigenlijk een tankwagen waaromheen een ombouw, met op die ombouw de tekst ‘Onkruidbestrijding door heet water! Verwarmd door biomassa. CO2 neutraal’. Aan de achterzijde een koppelstuk met daaraan twee zwarte slangen. Twee zwarte mannen lopen met die slangen over de trottoirs, de een links van de straat, de ander rechts. Ze laten een kleurloze vloeistof die op deze tropische septemberdag snel verdampt over de grasjes tussen de tegels en stenen vloeien. In de cabine een witte man. (In werkelijkheid zijn die zwarte mannen bruin en is die witte man ecru-roze.) In de tuin: een houtduif die een klein beetje door zijn poten zakt, staart omlaag, zijn poep laat vallen. Onmiddellijk kijk ik naar de maagdenpalm anderhalve meter lager, of die op die plek misschien extra goed groeit. Daarna linkerpoot naar de snavel en snel heen en weer bewegen. Een beetje zoals katten, al maken die eerst hun poot nat met hun tong en gaan er dan mee over hun snuit. Als dat gekrabbel klaar is, linkervleugel ietsje naar buiten, kop 180 graden draaien, snavel een paar keer erachter, linkervleugel weer in, kop naar voren, rechtervleugel ietsje naar buiten, kop 180 graden de andere kant op, snavel achter het schouderblad of wat een duif daar maar heeft zitten. Klaar. De keel trilt voortdurend. In het boek Montauk van Max Frisch: een hoofdpersoon die terugdenkt aan zijn tijd als architect in de Tweede Wereldoorlog, aan tekeningen op calqueerpapier. Hij maakt graag bijschriften. ‘CEMENT, SICA, KLINKER, ZINK, GLASWOL, ETERNIET, dat zijn woorden die ik kalligrafeer.’ Eterniet. Geen architect neemt vandaag nog asbest op in zijn bestek. De Franse schrijver Michel Houellebecq zegt (in een VPRO-documentaire die ik nota bene in Parijs zag) dat er nieuwe boeken nodig blijven omdat de wereld constant verandert. We verplaatsen ons niet meer met paard en wagen. Ook niet meer in een appelgroene Opel Kadett. Duikt eterniet op in een eenentwintigste eeuwse roman dan heeft dat te maken met asbestkanker of met een schandaal.