Veel service. De sigarenboer draait de bijlagen een kwartslag en vouwt de rest van de krant eromheen, de visboer legt wat van de kibbeling die hij bij de groentevrienden komt brengen, op een papieren zakje voor mijn neus. De groentedochter vraagt of ik eerst wil bestellen of eerst eten. ‘Eerst maar de zaken,’ zeg ik. De groentedochter vertelt de visboer dat ‘deze mevrouw’ bijna niks anders eet dan groente en fruit. Als de visboer wegloopt vraag ik wat voor bijzonders hij heeft. ‘Mooie poon, wilde zeebaars,’ zegt hij. In mijn hoofd heb ik twee recepten met venkel (omdat die in de groentetas zit): pasta met venkel en rucola en zeebaars met venkel, tomaat en olijven. Nu is de keuze gemaakt.
Gekweekte zeebaars, wilde zeebaars. ‘Die wilde heeft hard moeten werken,’ zegt de visboer, ‘dat proef je.’ Hij vond de tropische dagen wel fijn. Verkocht ie veel haring. Nu is het weer meer kibbeling. ‘Twintig jaar geleden kenden we het nog niet,’ zegt hij. Ik spit mijn geheugen om. Wat kocht R een kwart eeuw geleden op zaterdag op de Leidse markt? Lekkerbek, natuurlijk. Waar deze zeebaars heeft gezwommen? De Atlantische Oceaan, in de buurt van Frankrijk. ‘Vorig jaar,’ de visboer krabt met een speciaal mes de schubben van het vel, ‘duurde het lang voor de oceaan afkoelde. Toen was er pas met kerst veel wilde zeebaars. Dan heb je echt iets bijzonders.’