Werk in uitvoering (3)

Eerst een blauw zeil neerleggen als werkplek. Als er wat omvalt, is het niet erg, zo’n zeil kun je weggooien. Dan de spullen uit de bus halen: twee rode emmers, een witte metalen bus, een elektrische bouwmixer, een slijptol, een haspel, klein materiaal. Een kopje koffie, ja dat gaat er wel in ’s ochtends. Kniestukken over de spijkerbroek en dan naar de werkplek. Eerst de randjes afplakken, gewoon met schilderstape. En groen folie in en over de afvoergoot. De accu van de slijptol blijkt leeg. Even grommen, dan weer verder. Terug naar de bus. Andere slijptol. Met de slijptol een paar plekjes bijwerken en als alle oneffenheden helemaal vlak zijn met een bladblazer het oppervlak stofvrij maken. Ik zou een stofzuiger pakken. Maar het omgekeerde werkt even goed. Moet ik onthouden. Dan de grote witte bus pakken en die een poosje stevig heen en weer schudden. Een beetje van het spul uit de bus in een bouwemmer. Bouwemmers zijn fantastisch, ze kosten 1,25 euro en zijn veel sterker dan een duurdere, grappig gekleurde huishoudemmer van Blokker of de Action. Op het blauwe zeil staat een stapel van zeker acht nieuwe bouwemmers. Op de werkplek verschijnen twee grote rollen die lijken op rollen keukenpapier, maar dan iets smaller en veel dikker. Het is ook geen papier, maar lijkt geweven. Eerste een verfrollertje in het spul in de bouwemmer dopen en een beige goedje langs de randen rollen. Het verfrollertje is nieuw en komt uit een pak van wel tien rollertjes. Op het beige spul komt zo’n strook wit weefsel, eerst langs de roestvrijstalen goot, later ook links en rechts langs en tegen de muurtjes. Gewoon met een schaar op maat knippen. Over het wit weer zo’n laag beige. Nee, geen nieuwe koffie, genoeg koffie gehad. Ik zit aan de keukentafel, eerste rang. Ook al is zijn maat ziek, de man heeft er zin in, hij fluit.

Los vast

Twee p-kwesties: pensioenfonds, plaatje. Er was een mail van het pensioenfonds dat R uitnodigde eens te kijken of hij eerder kon stoppen met werken en er zat een problematisch plaatje naast een buitendeur. De schilders zeiden dat zij dat plaatje niet mochten schuren. Eterniet. Misschien. Niemand wist het zeker. Ook de timmerman zei: het lijkt eterniet, wij mogen het er niet uithalen, maar zelf mag je het wel doen. Als het om kluswerk gaat, doe je R geen groter plezier dan met sloopwerk. Hij zette op een paar plekken een schroevendraaier achter het plaatje en huppekee: plaatje in een grote zak, zak afsluiten, plaat breken. Na afloop lag de klusplek er schoner bij dan ooit. Ondertussen ging R via die mail naar zijn pensioenoverzicht en koos voor de eerst mogelijke eerder-stoppen-datum: 1 juli 2018. De berekeningsmodule liep compleet vast. Maar waar steek je bij een pensioenfonds de schroevendraaier achter?

 

Veegdoos

Ergens in een krant las ik over een vrouw die tevergeefs bij een bushalte stond te wachten op een stakende buschauffeur en ten einde raad haar duim opstak. De langsrijdende columnist stopte en kreeg de aansporing snel naar het station te rijden waar de kleindochter van de vrouw wachtte. Had ze haar kleindochter al gebeld? Nee, zei ze, ze hield er niet van, die moderne veegdozen. Mooi woord. Toen ik de krant uit had, pakte ik de post van de vloer naast de voordeur. Er zat een ansichtkaart bij. Toen ik klein was, keek ik in de zomer uit naar die binnenkomende beelden van ver weg. Met plakband hingen we ze op de tegels van de schoorsteen boven de gaskachel in de woonkamer. Op deze ansichtkaart een foto van de Vesuvius, uit de lucht genomen. Mijn allereerste spreekbeurt ging over vulkanen. Het was de tijd dat je bij Albert Heijn kon sparen voor de serie Piepklein: 32 wist-je-dat-boekjes van zeven bij vijf centimeter. Vlinders, Mode, Wereldwonderen, Rare schepen. En vulkanen dus. De voorkant van het piepkleine boekje was uitgevoerd in een geel, oranje, roze, rood spuitende vulkaan tegen een donkerblauwe lucht met zwarte wolken. Het was de spannendste voorkant van de reeks, niet eens vanwege dat vuur, maar vanwege de kleurencombinatie. Ik leerde dat er vijf typen vulkanen zijn. Het Vesuvius-type is er een van. Die boekjes zijn verloren gegaan, maar een paar jaar geleden vond ik een complete reeks in de originele verzamelmap op Marktplaats. Ik pakte de ansichtkaart, bekeek de conische berg met zijn gapende bek. Diagonaal over de vulkaanwand slingerde een weg. Tenminste: ik dacht dat het een weg was. Het was niet meer dan een wit draadje. Ik drukte mijn wijsvinger tegen mijn duim, bracht de vingers naar de kaart en duwde mijn duim en wijsvinger van elkaar. Veegdoos!

Extreem

‘Alleen droogte is nog wel te doen,’ zei mijn broer, ‘of alleen extreme hitte gaat ook nog wel.’ Maar deze combinatie was dus uitzonderlijk. Het hele jaar was al uitzonderlijk. Het begon met kou en veel te veel regen. Daardoor kon er pas laat gezaaid en gepoot worden. Over die zaailingen kwam nog eens een berg regen die de bovengrond keihard maakte waardoor het voor de jonge plantjes moeilijk was boven te komen. Sommige boeren zaaiden over, waardoor hun groeiseizoen nog later begon. En toen begon al vroeg in de lente de zomer en bleef de regen uit. Boeren rolden massaal beregeningsinstallaties uit tussen de rooivruchten. ‘Rooivruchten?’ vroeg ik. ‘Aardappelen, suikerbieten.’  ‘Als je eenmaal begint met beregenen, kun je niet meer stoppen,’ zei mijn broer. Hij bedoelde: als het water van boven komt worden de wortels lui en gaan ze niet meer op zoek in diepere aardlagen. ‘Dus als er een verbod komt op het innemen van oppervlaktewater..,’ zei ik. ‘Dan hebben die boeren een megaprobleem,’ vulde mijn broer aan. Mocht iemand nu nog willen beginnen met beregenen, dan was dat sowieso uitgesloten. Er was in het hele land en ver daarbuiten geen haspel meer te krijgen. We kwamen op schaalvergroting. Dat was de laatste tien, vijftien jaar de trend, ook in de akkerbouw. Bedrijven van twee-, driehonderd hectare. Maar de seizoenen groeien niet mee. Dus zijn er monstermachines ontwikkeld die op één dag veel meer kunnen oogsten dan de oude machines. Nadeel van die nieuwe machines is dat ze de diepere aardlagen asfalteren. ‘Je kunt nu heel goed zien wat de goede en de slechte blokken zijn,’ zei mijn broer. Hij bedoelde: in welke grond de gewassen de diepte in kunnen op zoek naar water en in welke grond het water onbereikbaar is door die aangestampte lagen onderin. Hoe er dit jaar nog geld verdiend moest worden aan aardappelen wist hij niet. ‘Alles wat nu op het land staat, is al verkocht,’ zei hij. In die prijs zaten niet de extra kosten van overzaaien en de extra kosten van al dat beregenen, driehonderd euro per dag. En dan was er nog het probleem van de koelcellen. Er waren boeren die nog koelcellen vol aardappelen hebben, die voor het mooie een half miljoen euro moeten opbrengen. Maar zelfs voor 1 cent per kilo kwam er niemand om die cellen leeg te rijden. ‘En hoe hou je die cellen met dit weer op 7 graden?’ Gelukkig had mijn broer geen aardappelen. Wel graan, maar dat kan beter tegen hitte en droogte dan aardappelen en suikerbieten. Al rijpte het graan nu veel te snel af. Dat betekent een kleinere korrel en uiteindelijk minder gewicht. Maar als de halve wereld hier last van had, ging de prijs misschien nog wat doen. Ook mijn broers bieten stonden er mooi bij en groeiden nog goed. Gesloten rijen. Geen aangestampte grond. Mijn oom en tante die veel in Zeeland fietsen zagen daar aardappelvelden waar de rijen nog niet eens dicht stonden. Niet gesloten rijen betekent dat het blad niet alle aarde bedekt en dat de zon de bovenste aardlaag droog kan stoven. Toch schoten die aardappelen al in bloei, veel te vroeg, maar wat moesten ze anders, ze probeerden er nog wat van te maken. Mijn broer ging zijn combine nakijken, klaar voor de oogst. Als het nodig was, moest hij onmiddellijk het land in kunnen. ‘Maar,’ zei hij, ‘als het over een week of wat plotseling gaat regenen, kan het zomaar zijn dat je twee weken niet het land in kunt.’ Alles was extreem.

Onderwijsevolutie?

Twintig romans voor Nederlands, acht voor Engels, zeven voor Frans en zeven voor Duits leest Metin, vwo-scholier en hoofdpersonage in Murat Isiks Wees onzichtbaar. Wiskunde is zijn grote struikelblok, maar kennelijk kan hij het vak niet laten vallen. Metin doet examen in 1995. Acht jaar eerder was op mijn school de eis nog dertig romans voor Nederlands en vijftien voor de overige talen. Een vriendin las 75 romans. Behalve het verplichte Nederlands en Engels waren er nog geen voorgeschreven profielen, je kon je vwo-diploma halen zonder wiskunde. Als ik de grafiek maar smal genoeg houd, is een dalende literatuurlijn snel getrokken. De vriendin die 75 romans las, heeft een zoon, hij is net zestien geworden en doet vwo. Hoeveel boeken moet jij over twee jaar gelezen hebben? vraag ik hem. Hij moet eerst even naar tennis maar dan bericht hij me: twintig voor Nederlands, vijftien voor Engels, zes of zeven voor Duits. In ieder examenprofiel zit Wiskunde. Ik kijk ook nog even de andere kant op. Een vriend appt: in 1976 deed ik examen met dertig romans voor Nederlands en tien voor de buitenlandse talen, al is hij over dat laatste getal niet helemaal zeker. Wiskunde viel ook toen nog te vermijden. In de grotere loop van de geschiedenis zijn de meeste lijnen golven.

Werk in uitvoering (2)

Vandaag heten ze Barry, Henkie en Michel. Barry is een vijftiger met grijze krullen en een oude joggingbroek die een deel van zijn onderbroek vrijlaat. Daarboven een ruimvallend lichtblauw shirt. Henkie is de jongste en gestoken in een mooie grijze werkbroek tot op zijn knieën met daarop een smetteloze zwarte sweater met kraagje. Michel is ingehuurd door Barry en was hier al om half tien. Hij draagt een zwarte werkbroek die sporen draagt van stucwerk en een zwarte sweater met een geel logo. Barry en Henkie moeten eerst een pomp ophalen in Den Bosch. De pomp was kapot, die is nu gerepareerd. Van Dordrecht naar Den Bosch en terug naar Rotterdam. Michel belt en vraagt waar ze blijven. Tegen half elf zijn ze er. Ze rijden de pomp in de brandgang en rollen een dikke zwarte slang uit vanaf de pomp naar het terras. Ondertussen is Barry druk aan het bellen. Waar is zijn zand? Hij heeft zand nodig, maar dat ligt er nog niet. Het zand moet uit Papendrecht komen. Nu is het half twaalf en drinken ze koffie aan de tuintafel en wachten. Niemand rookt, vandaag vinden de stroopwafels en chocoladekoekjes gretig aftrek.

Werk in uitvoering

Last van de pezen, dat krijg je als je met een sloophamer werkt. De oudste van de ploeg legt het uit aan de jonkies, twee Poolse knullen. De ene is klein en lacht guitig. Hij is net uit de ziektewet, een gebroken vinger. Hij laat me zijn hand zien. Ik zie een bandje om zijn middel- en ringvinger. De kleine is de spraakzame. Zijn landgenoot heet Adriaan en heeft de slaap nog in zijn ogen. ‘Zijn jullie verdrietig?’ vraag ik. ‘Polen, WK?’ ‘Ah,’ zegt de kleine, ‘het is jammer, maar wij kunnen er niks aan doen.’ Maar die pezen dus. De oude rot is 52 en zegt dat hij er soms last van heeft, dat de zenuwen in de pezen geen signalen meer doorgeven. Maar er is dus een collega van 36 en die heeft het nu al. ‘Dat is te jong.’ Ze werken hard en netjes. Ze overleggen veel. Pas als je gaat hakken, zie je wat er onder zit en hoe het verder moet. Ook de chirurg weet pas echt wat hij aantreft als hij gaat snijden en de boel openlegt. Kunnen die afdeklatjes straks weg? Hoe scherp mag het afschot zijn? Is er jaren geleden uitgehakt om de roestvrijstalen goot te kunnen plaatsen? Eigenlijk moeten de zijmuurtjes geïmpregneerd worden om er zeker van te zijn dat er geen vocht onder de nieuwe vloer komt. De oudste heeft een zwarte Mexx broek aan. De band is van elastiek en hangt halverwege zijn billen. Daaronder een grijze onderbroek. De stroopwafels en chocoladekoeken laten ze onaangeroerd. De Poolse jongens eten witte boterhammen. De oude rot rookt zware shag, dat heb ik al heel lang niet meer geroken.