Zonnig

De felle najaarszon verwarmt de nieuwe balkonvloer waar bij hitte nog altijd een een merkwaardige lucht uit opstijgt. De vuilniswagen draait achteruit de straat in. De twee knullen die de bakken pakken en aanhaken hebben allebei een zwart t-shirt onder hun knaloranje bretelbroek. Links dragen ze de halter over hun schouder, rechts zit die tegen hun lijf. Vorige week was het ook al zo: stralend weer, de ene bretel over de schouder, de andere nonchalant omlaag. Mode, een hype, zoiets zal het zijn. Ook sinds vorige week is er het tasje dat de ene jongen schuin over zijn bovenlijf draagt. Eerst dacht ik dat hij daarin zijn waardevolle spullen opborg, maar het is een box, zo’n ronde, ter grootte van een kleine thermoskan, maar dan zwart, en niet voor koffie, maar voor de arbeidsvitaminen (bestaan die nog op de radio?). Ik hoor gebonk. Op de flank van de vuilniswagen trouwens een dichtregel van Peter Verhelst.

Opruimen

De witte druif bedekte vanaf dit voorjaar als een steeds woestere Taliban-baard de gevel van de buurman. Nu ligt de baard als een berg groen op het trottoir. De druiven waren klein, maar smaakten uitstekend. Ik hoor de buurman onze groene container naast de voordeur pakken. Hij heeft het nooit gevraagd, hij doet het gewoon altijd zo. Ik ben ook bezig een baard te snoeien, maar dan binnen. Er is die kamer naast de voordeur, een soort voorportaal, waar dingen wel even kunnen staan, denk je. Nu gaan die dingen naar de kerk hier verderop in het winkelcentrum, daar is morgen bazaar. Ik zet mijn fiets buiten die vandaag mijn pakezel is. Eerst hang ik één volle tas rechts aan het stuur, dan eentje links. De tassen kreeg ik een tijd geleden van de visboer met reclame erop voor de nieuwe viszaak in het winkelcentrum aan de andere kant van de wijk. Het zijn handige tassen met stevige hengsels. De smalle hoge fotolijsten zet ik links en rechts in de fietstassen, er is nog net plek voor de speelgoed junglehoed en de Franse gaatjespet. Ondertussen knipt de buurman de groene berg boven onze container klein. Zijn dove oren zien me niet, dat doet hij pas als hij zich omdraait. Hij bekijkt mijn pakezel. ‘Verhuizing?’ ‘Bazaar,’ zeg ik. ‘Ah, rommel dus.’ ‘Wist je dat de Boerenleenbank door paters is opgericht?’ Iedere maandagochtend helpt de buurman twee oude boeren in het Landbouwmuseum op Tiengemeten met het ordenen van het archief. ‘Wijze mannen, ik leer veel van ze.’ Hij vergeet elke keer dat ik daar vlakbij geboren ben op een boerderij, maar nu hij het weer weet zegt hij dat hij de twee prachtige geschiedenisboeken over de Hoeksche Waard eens mee zal brengen. Ik bedenk dat ik best een keertje met hem mee wil, op maandagochtend naar die wijze mannen. Maar liever niet in zijn auto met hem achter het stuur. Eerst maar eens deze spullen wegbrengen. Ik dirigeer mijn pakezel drie keer naar de kerk. Als ik na de derde keer thuiskom, staat de groene container weer naast de voordeur. Morgen zal ik in het winkelcentrum een vrouw zien lopen met mijn gaatjespet op haar lange koperen haren. Hij staat haar goed.

Leren kennen

‘Nee,’ lacht de schilder die zichzelf even tijd gunt om zijn koffie te drinken, ‘geen stoel nodig.’ Hij beweegt zijn vinger resoluut heen en weer. Ik sta op het balkon, de schilder staat beneden op het trottoir. Hij leunt op de groene container die hij daar heeft neergezet zodat hij alle ruimte heeft om de pui te schuren en te plamuren en straks te verven. Hij heeft net twee maanden gezeten, zegt hij. Hij doelt op de zomervakantie die mooi was maar ook lang. Acht kilo is hij aangekomen. Die moeten eraf. Hij is niet groot, zijn postuur normaal. Gisteren heeft hij slechts één koekje gegeten. Lunch wilde die niet en zien eten heb ik hem niet. ‘Werken is goed,’ zegt hij. Gisteren was hij zo moe, dat hij thuis direct is gaan slapen. ‘Zonder eten.’ Zijn Nederlands vertoont hiaten, de zinsopbouw, de uitspraak, maar ik denkt dat ik hem begrijp. ‘Nog een halve kilo,’ zegt hij. Hoe oud zal hij zijn? Gisteren was zijn zoon er even bij om alles door te lopen, wat moet wel, wat niet. Ik heb een neiging om alle jonge mannen twintig lentes te geven, maar waarschijnlijker is halverwege de twintig, misschien zelfs dertig, realistischer. Eerder heb ik zijn oudere broer gezien, die samen met een neef alle werk heeft opgenomen. Dan zal de vader in de vijftig zijn, misschien zestig, of daar voorbij, wie zal het zeggen. Hij oogt vitaal, hij werkt grondig, daar word ik blij van. Als dingen van het te verven oppervlak afgeschroefd kunnen worden, dan gaan ze eraf, de plek waar gewerkt wordt is afgeplakt met karton of er liggen stevige doeken. Bij het tweede kopje koffie heb ik behalve koekjes ook twee pruimen gelegd. Als ik later vraag of hij thee wil (het ritme gisteren was ’s ochtends twee keer koffie, ’s middags thee) zijn die pruimen op. Daarom pak ik de grote bewaardoos uit de koelkast met daarin de blauwe druiven die ik afgelopen weekend geoogst heb. Ik zoek de mooiste eruit en doe die in een schaaltje bij de thee. De druiven zijn sneller op dan de thee. Het tweede schaaltje dat ik heb neergezet, moet ik bewaren voor morgen, zegt hij als hij aanwijst wat nat is en wat morgen gaat gebeuren, in de koelkast.

Tijd

Eerst heeft de schilder met een verfkrabber de loszittende delen weggehaald, nu is hij bezig met de schuurmachine. We zien niks, horen alleen. R zegt dat het geluid hem een rijk gevoel geeft: iemand is voor ons bezig het huis mooier te maken. Ik zeg dat het me een nog rijker gevoel geeft als ik zoiets zelf doe. Het heeft te maken met de tijd. Je hebt een eindresultaat voor ogen en als je daar je eigen inspanning in stopt dan groei je naar dat resultaat toe. Bij iedere klus kom je dingen tegen die je niet voorzag en moet je onderweg keuzes maken die het eindresultaat veranderen, maar dat geeft niet, want je weet waarom het anders moet en zo ga je al werkende weg samenvallen met wat het uiteindelijk wordt. Als iemand het voor je doet, dan mis je dat langzame samensmelten. Matthijs Bouman sprak gisterenavond in Nieuwsuur over het onbevredigende van de ING-witwaskwestie. We hoorden van het misdrijf en voor we ons maar een beeld konden vormen van de omvang en de ernst was daar ook al de schikking, de straf. Een rechtszaak, zei Bouman, geeft mensen tijd om aan het misdrijf te wennen en toe te groeien naar de straf en er vrede mee te hebben, zelfs als de straf lager zou zijn dan de huidige schikking. Mijn enige inspanning voor het schilderwerk bestaat uit koffie en thee zetten, informeren of de schilder nog iets anders wil en soms beslissen op een vraag van de schilder (kan deze haak weg, moet dit ook geverfd worden of zo blijven?). Op die spaarzame momenten op de werkplek kijk ik verlekkerd naar het professionele schuurapparaat dat met een stevige, lange slang vastzit aan een stofzuiger die lijkt op een accu op vier wieltjes, oneindig veel mooier en handiger dan mijn eigen schuurmachine die ik op mijn consumentenstofzuigertje kan aansluiten. ‘Duizend euro,’ zegt de schilder, ‘maar dan doe je er ook zeker tien jaar mee.’ Weer die tijd.

Uitwaaieren

Ontbijt aan de keukentafel. Blendle beveelt R een artikel over Bol.com aan. Ik pak de Maarten die gisteren per post is binnengekomen en begin het plastic eraf te halen. ‘Wat gaan we doen?’ vraagt R. Het is zijn abonnement. ‘Hier staat iets in over Bol.com. Achter de schermen bij.’ R kijkt in zijn mail. Ja, de link verwijst naar Maarten. Ik lees de reportage – voor wie van lopen houdt: een orderpikker loopt 32 kilometer per dag – en daarna het interview voor in het blad met Maarten van Rossem. Mensen die de media willen ontvluchten en werkelijk iets willen weten van serieuze onderwerpen adviseert hij een boek te lezen. ‘Begin dan met een goed boek over de naoorlogse geschiedenis van Europa en vervolgens de rest van de wereld, bijvoorbeeld Tony Judts Postwar.’ Ik loop naar boven en kijk in de boekenkast naar de twee titels van Judt. Wel gekocht, nog niet gelezen. Geen Postwar, ook niet in de Nederlandse vertaling Na de oorlog. Ik zoek op internet. Eerste hit: Bol.com. Postwar kwam uit in 2006, de Nederlandse vertaling verscheen in april 2010 maar die is niet meer in de handel. Bol heeft via een andere verkoper nog een nieuw exemplaar voor 79,50. Ik lees een recensie van het boek op de site van het Historisch Nieuwsblad van de hand van… Maarten van Rossem. Hij vindt het een geweldig boek, maar ook veel te dik en heeft kritiek op Judts behandeling van het Europese intellectuele leven. Daarom zoek ik naar een recensie op De Groene Amsterdammer. Ik vind een lang interview met Judt toen hij al ziek was, ALS, en een interview met dichter, hoogleraar en schrijver van het boek De jaren zestig Geert Buelens in de rubriek 21 vragen aan. Op de vraag ‘Welk boek, geschreven door iemand anders, zou u zelf geschreven willen hebben?’ antwoordt hij, onder andere, Postwar. Daar is de link. Ik lees verder. Vraag: ‘Er staat een tafeltje langs de Seine klaar, met een roodgeblokt laken, twee wijnglazen, een kaars. Obers in jacquet staan paraat. Welk personage uit de wereldliteratuur zou u voor een diner uitnodigen?’ Buelens kiest Bouvard en Pécuchet uit de gelijknamige roman van Flaubert. In Excel heb ik een boekenlijst: auteurs, titels, aankoopdatum, datum gelezen, opmerkingen. Met Control-F zoek ik. Ik blijk Bouvard en Pécuchet te hebben, gekocht op 25 oktober 2017, de dag waarop ik Elizabeth Strouts Ik heet Lucy Barton uitlas en begon in De onervarenen van Joke van Leeuwen. Ik loop naar de boekenkast, het boek staat een plankje hoger dan Judt. Ik weet het weer. Ik kocht het bij De Slegte, het lag daar als nieuw in de ramsj in een uitgave van de leesclub van NRC, ik dacht waarschijnlijk aan het plezier waarmee ik Madame Bovary had gelezen. Op Boekwinkeltjes.nl vind ik een ‘zo goed als nieuw’ exemplaar van Judts Na de oorlog voor 24,50 bij Medioburgensis in, hoe kan het ook anders, Middelburg. Het is verleidelijk om te kijken wat deze tweedehandsboekhandelaar nog meer in de aanbieding heeft. Maar ik weersta de neiging en maak 31 euro over naar Middelburg. Ik weet in welke nieuwe roman ik vanavond ga beginnen en in welk geschiedenisboek morgen of overmorgen. Lunchtijd nadert.

Mees

Het regende hard en veel. Ik dacht aan Mees die ons zondag rondleidde op zijn bedrijf. Natuurlijk was er de droogte deze zomer, lastig, maar daardoor ook nauwelijks onkruid. Ernstiger waren de hoosbuien van afgelopen voorjaar, zoveel dat het water niet weg kon. Hij wees naar een strook braakliggend land. Schade door te veel regen had hij nog niet eerder meegemaakt. Boeren doet hij al achtendertig jaar, waarvan eenendertig jaar zonder kunstmest en zonder bestrijdingsmiddelen. Toen hij na de dood van zijn vader als 21-jarige begon stonden de kunstmest en de sproeimiddelen hem al tegen, maar nadat hij door een tragisch ongeval de dood in de ogen van een jongen had gezien, zag hij alleen nog maar de dood in de bestrijdingsmiddelen. Hij herinnert zich nog het middel Temik, je moest goed kijken hoe de wind stond, dan snel de zak leegschudden en nog sneller weglopen om niet ter plekke flauw te vallen. Temik werd in die fabriek in Bhopal gemaakt, ja van die ramp. En dat alles om mogelijk vier procent schade aan de suikerbieten te verkleinen. Het kan dus gewoon zonder, zegt hij. Om zijn land vruchtbaar te houden zaait hij haver, klaver en rammenas, die de grond voeden, daarnaast nog wat biologische kippenmest. Zonder kunstmest heeft hij veel sterkere gewassen die bovendien minder ziektegevoelig zijn. Verder zorgt een uitgekiende vruchtwisseling voor een bodem die niet uitgeput raakt. Bloemenranden houden allerlei insecten weg, een doek over de spitskolen voorkomt dat vlinders hun eitjes leggen met rupsen als resultaat, er zijn slimme machines die ook tussen de plantjes het onkruid weg kunnen halen. De grond van een biologische buurman bevatte drie keer zoveel wormen als gangbare landbouwgrond, bovendien ook wormen die verticaal bewogen wat tegenwoordig zeldzaam is. Lichte machines en gps zorgen voor zo min mogelijk spoorvorming zodat de grond luchtig blijft en bij droogte de gewassen hun weg naar het grondwater vinden. Dankzij die gps kan hij ook de kievietsnesten markeren, want ja, die zitten daar, kievieten. Hij laat ons de sloot zien. Helemaal droog. Hij zou vol moeten staan, maar ten behoeve van de steeds zwaardere machines in de gangbare landbouw wordt het waterpeil extra laag gehouden. Omdat de groothandel en supermarkten grillig bleken, verkoopt hij zijn groenten nu al zo’n 25 jaar rechtstreeks aan consumenten. Een korte keten van zeer betrouwbare afnemers, een florerend bedrijf. Toen hij begon was twee procent van het landbouwareaal biologisch, ruim dertig jaar later is dat nog geen vier procent. Iedereen komt kijken, collega’s, de vorige staatssecretaris van Landbouw, iedereen is enthousiast, iedereen zegt het te willen, slechts een enkeling stapt uit het grote systeem. Hij snapt het niet.