In de openingsscène van de schitterende film Roma van regisseur Alfonso Cuarón stroomt water over tegels. Het water komt uit een emmer, iedere keer een nieuw golfje, buiten beeld het geluid van een bezem. Later zien we waar het water stroomt. Op een binnenplaats van een groot woonhuis in de arbeiderswijk Roma van Mexico-Stad waar de huishond loopt en drollen achterlaat. Er is een ijzeren deurhek waar iedereen die thuiskomt aanbelt. Dan gaat Cleo of de andere jonge huishoudelijke hulp naar het hek, houdt de hond vast bij de halsband en laat de kinderen binnen die terugkomen van school of vader of moeder die een auto de binnenplaats in probeert te manoeuvreren. Iedereen roept: pas op dat Borras niet wegloopt. De mannen komen er in de film niet best af, niet meer dan bijrolletjes, weglopers zijn het. Als je goed kijkt zie je de rol van de Amerikanen die Mexicanen trainen om de studentendemonstraties van 1971 voor een democratischer Mexico bloedig neer te slaan. Aanvankelijk dacht ik: wat een gesloof voor Cleo, het wasgoed van een heel gezin, de kinderen wekken, aankleden, naar school brengen, koken, eten serveren, poetsen. Maar zoals altijd lag het heel wat genuanceerder en kon die mening al snel naar de prullenbak. Zo-even goot ik zelf water uit een emmer over het terras en schrobde de zwarte en oranje kruidresten weg. Net toen ik klaar was begon het te regenen.
Categorie: blog
Rolschaatsen
Ik haalde de speelgoeddoos uit de kast. Stratego, Electro, Loco, Memory, sigarendoosjes met papieren poppetjes die je met papieren kleertjes kunt aankleden, een Pinokkio op een driewieler met het voorwiel schuin zodat hij rondjes begint te rijden als je het mechaniek opwindt; boven het achterwiel rinkelt een belletje, Pinokkio zelf zwaait. Helemaal onderin de rolschaatsen waarop ik oneindige uren gelukkig was en extra gelukkig die keer dat er heel fijn nieuw asfalt op de dijk was gelegd. Ik had ze in de originele doos bewaard. Ik denk dat het het mooiste cadeau was dat ik als kind kreeg. Tot dat moment rolschaatste ik op de oude rolschaatsen van mijn zus, van het rood van de leren stukjes bij de hak en de neus was nauwelijks nog iets te zien. Mijn eigen nieuwe rolschaatsen glommen van vers metaal en roken naar leer: een geel hakstuk en gele flappen bij de wreef die ik met stevige witte veters over mijn kaplaars kon vastbinden. Het allermooiste was dat de vier wielen niet alleen twee aan twee maar ook in een lange lijn achter elkaar geplaatst konden worden. Mijn eigen inline skates! De schaats bestond uit drie lossen stukken, een hakstuk, een voorstuk en daartussen een metalen buis waarover het hakstuk en voorstuk konden worden verschoven. Groeiden de voeten, dan groeide de schaats met het los- en weer vastmaken van een paar schroeven vanzelf mee. Het metaal was na al die jaren licht verweerd, bij de wielen zat vuil, bij de riempjes een beetje roest, het rubber van de wielen was flink afgesleten. Ik liet de schaatsen aan R zien. Ik zei dat ik op deze schaatsen eindeloze middagen gedroomde kampioenschappen reed, harder, steeds harder. Dan kun je ze niet weggooien, zei hij. Maar bewaren had ook geen zin. Ik heb de herinneringen, ik kan de wind nog langs mijn wangen voelen gaan, zo hard ging ik.
Matrassen
R ruimt de keukentafel leeg, ik doe hoezen om dekbedden. Er komen vrienden logeren. Het onderstel van de nieuwe slaapbank is er nog niet, daarom heb ik de nieuwe tweepersoonsmatras op de twee oude eenpersoonsmatrassen gelegd. Daar ligt ie al drie dagen, om zijn vorm te vinden nadat ik ‘m opgerold uit de vacuüm getrokken plastic zak heb gehaald. De vrienden brengen geschenken mee: bloemen en Michelle Obama’s Mijn verhaal. In de oven gaart een pompoenvenkellasagne. We kletsen bij, hoe gaat het met A’s ouders? Met die, met die? En met onszelf? Ook praten we over gewicht. A heeft veel gewicht verloren. En over ontspullen. Het kan niet anders. In de logeerkamer staat inmiddels een toren van negen mandarijnen- en sinaasappeldozen voor de bazaar. De vrienden zijn van plan wat bij te spullen in de vorm van een op maat gemaakte boekenkast. Dat begrijpen we volkomen. In hun huis en met zo’n grote collectie boeken hoort een statige boekenwand. Gaan de oude losse kasten dan weg? vraag ik. Dan is het netto resultaat nul. Ze houden erg van thee. Ik zet thee: eerst China Magnolia, daarna China Lung Ching. Ze prijzen de thee, ik zeg dat een zestienjarige vriend ze voor mijn verjaardag heeft uitgezocht. Ze prijzen de jonge vriend. De volgende ochtend zeggen ze dat de nieuwe matras heerlijk slaapt. We ontbijten met fruit en havermout en kerstbrood. Dan trekken ze weer verder op hun rondreis door hun vaderland. Overmorgen reizen ze terug naar waar ze nu wonen, zo’n zevenhonderd kilometer naar het oosten. ’s Middags rijden R en ik drie keer naar het milieupark. Eén keer met allemaal oude potten en rommel die in de loop der jaren in de ruimte onder het terras is beland, één keer met een oud terrasstoeltje en een van de matrassen die onder de nieuwe matras heeft gelegen. Op het milieupark is een speciale matrassencontainer. Als we terugkomen zeg ik: ‘Laten we die andere oude matras ook wegbrengen. Hoe vaak hebben we meer dan twee logées? Als het aan de hand is, kan die altijd nog op de bank.’ Het puzzelen hoe alles in de auto te krijgen is aangenaam, evenals de ritjes met de volgeladen en vervolgens lege wagen. Ik begin de gezichten van de mannen op het milieupark inmiddels te herkennen.
Verhalen
We reden naar het zuidoosten. R zat achter het stuur, daar wordt hij gelukkig van, ik las voor uit Lucia Berlins verhalenbundel Handleiding voor poetsvrouwen. Het verhaal Zwervers gaat over een afkickkliniek, La Vida, ergens in de woestijn zo’n vijftig kilometer van Albuquerque. De verteller van het verhaal kiest voor dit methadonprogramma in plaats van de staatsgevangenis. La Vida is een oude radarbasis uit de Tweede Wereldoorlog en sindsdien verlaten. De verslaafden moeten de plek zelf opknappen, leefbaar maken. Ondertussen krijgen ze therapie. ‘Het doel van de groepssessies was ons te breken.’ Er is een subsidiekraan die maar open blijft staan en therapeuten blijven toestromen om workshops te geven, bijvoorbeeld over het Gezin. ‘Alsof iemand van ons ooit een gezin heeft gehad.’ Er komt een filmploeg een sciencefictionfilm opnemen en de verslaafden spelen de figuranten. Er zijn wilde honden. Iedereen haat de honden. De kok voert ze kliekjes. De ik moet in de keuken gaan werken en ontdekt dat de kok de honden namen heeft gegeven. Op een dag zijn de honden er niet, pas na dagen komen ze terug. Ze zijn door stekelvarkens te grazen genomen, hun koppen zijn gezwollen en druipen van de pus. De kok wil de messen, maar het is nacht, de messen liggen in de kluis en de begeleiders met de kluissleutels zijn er nog niet. Hij pakt een biefstuk uit de koelcel, lokt de beesten naar de werkplaats en slaat ze daar met een moker dood. Als het licht wordt maken de kok en de verteller in slow motion het ontbijt, later de lunch. Iemand van de filmploeg vraagt de ik waar de dichtstbijzijnde kroeg is. Zij zegt: Albuquerque. Ze wil alles doen voor een lift. Maar dat hoeft niet, zegt de filmploegman, en geeft haar een lift. Als we na drie verschillende snelwegen bij onze vrienden aankomen is het verhaal allang uit en horen we ’s middags, wandelend met onze vriendin in een bos, nog meer verhalen, even grappig en tragisch en persoonlijk en geloofwaardig als die ik voorlas.
Slaapbank
We reden naar het zuiden. De auto moest een beurt en voor de keuring. Mijn vader kocht de auto daar in het zuiden, we zijn er gebleven. De mensen zijn aardig en lijken er niet op uit ons nieuwe remschijven aan te smeren als die nog goed zijn. Als we daar zijn inspecteren we altijd even de onverkochte garagebox. Er zit nog steeds geen wietplantage in en ook het simpele slotje is nog niet geforceerd. Meestal combineren we een rit naar het zuiden met een bezoek aan Ikea, al hoeven we deze keer niet naar de zuiderburen. Naar de zuiderburen gaan we alleen als we iets voor de dekbedden nodig hebben. In België hebben ze nog dekbedden en hoezen van 150 centimeter breed. Nu heb ik mijn zinnen gezet op een logeerbank. Die verkopen ze ook in Nederland. Omdat de winkel nog niet open is, gaan we eerst ontbijten. Het publiek is anders dan in de Belgische Ikea waar we ook wel eens in het restaurant hebben gezeten, en anders dan in de Ikea vlak bij ons. Daarna lopen we naar de logeerbeddenafdeling. Ik zie de slaapbank niet. De Ikea-medewerker bij de computer zegt dat hij eruit gaat, dat het showmodel vorige week naar beneden is gegaan. Naar de koopjeshoek. Maar ze gaat iets proberen. Ze is dun, haar haren zijn lang en grijs. Ik zie dat ze er lol in heeft. Ja, zegt ze, de matras en de hoes zijn nog in het externe magazijn, hier vijf minuutjes vandaan. Een onderstel is nog ergens in een distributiecentrum, dat moet dan met een vrachtwagen worden thuisbezorgd, dat kost 45 euro. Ik bedank haar. Via verkorte routes lopen we naar beneden naar de koopjeshoek. Eerst testen. Ja, het is inderdaad een peulenschil om de bank tot een bed om te toveren, en ja, hij ligt heerlijk. Maar hier ligt niet de matras op die ik wil en de witte hoes zit vol voetafdrukken en de lak van het onderstel is door het veelvuldige testen hier en daar afgesleten. We gaan weer naar boven. De mevrouw herkent ons. Ze vindt het leuk dat ze haar oplossing kan uitproberen. Ze raakt niet zenuwachtig van de groeiende rij mensen die haar ook iets wil vragen. Ze weet niet waarom de logeerbank eruit gaat. ‘Het is een geweldige bank en de enige met een volwaardige tweepersoonsmatras,’ zegt ze. ‘De trend lijkt om gewone banken zo te maken dat je er ook op kunt slapen.’ Ze bedoelt: banken van minstens twee meter breed. Op de bank die zij nu bij elkaar aan het bestellen is, slaap je in de lengterichting, niet in de breedterichting. Dat beperkt de bank tot een breedte van 160 centimeter. Met niks anders dan de bestelbonnen lopen we langs de kassa. Dat is ook een prestatie.
Simpel
Bij verschijning was ik net als de tuinbaas direct naar de winkel gelopen en had ik mijn vingers laten glijden over de citroen die precies zo aanvoelde als een echte citroen op de verder witte, gladde boekomslag van Ottolenghi’s nieuwe Simpel. Maar anders dan de tuinbaas had ik mijn aankoop nog even uitgesteld. Ja, ik kocht een exemplaar om weg te geven, maar had in mijn andere hand al een tas met boodschappen en twee boeken zou te zwaar worden. En toen verslofte het een beetje. Nu aten we bij de tuinbaas en alles wat op tafel kwam was een ode aan pure ingrediënten die rechtstreeks van het land kwamen en door Ottolenghi in een verrassende dans bij elkaar waren gebracht en door de tuinbaas met aandacht nagevolgd. Ik was verkocht en zou het boek bij mijn volgende wandelingetje naar de winkels bij Bruna kopen. Behalve het verrukkelijke eten ontdekte ik dat de man van de tuinbaas die ik ooit eens langdurig had geïnterviewd (maar duidelijk niet goed genoeg) bokste, ja, hij keek er net zo van op als ik, die vredelievende man die eindeloos geduld heeft om contact te maken met mensen die de weg ernstig kwijt zijn. Hij heeft zelfs ademhalingstechnieken om het toch een poosje uit te houden in huizen vol onwelriekendheid. En hij bleek een verwoed vogelaar en wees mij op een fantastische app Vogels in Nederland (logo: een schitterende grutto op een groene achtergrond). En dan bleek er ook nog een trekzak die via een collega in huis was gekomen en de tuinbaas zei dat toen ze daar eens wat op probeerde met die verschillende linker- en rechterhand ze in haar hoofd de verbindingen voelde groeien. Ze deden er op dit moment niks mee, met de trekzak, en nu heb ik er vandaag mijn eerste riedeltjes op geprobeerd. Behalve linker- en rechterhand moet er ook nog getrokken en geduwd worden. Duwen ging me beter af dan trekken. Bij de Bruna was Simpel trouwens uitverkocht. Nog even geduld.
Vaagheidskwaal
Uit betrouwbare bron vernam ik dat het CDA panisch is voor gele hesjes. Die angst is terecht, want er gaat rondom de oliebollen nogal wat veranderen in ieders portemonnee en dan is de burger wel wakker. Het is alweer anderhalf jaar geleden dat er in de coalitieonderhandelingen lekker geknutseld is en ze waren reuze tevreden dat ze eruit waren, maar niemand heeft de kalender erbij gepakt en gekeken bij welke datum het vakje uitpuilde: 1 januari 2019 dus. De btw van 6 naar 9 procent, de energie flink duurder, een paar accijnzen omhoog, en de brieven van de pensioenfondsen over de wettelijke pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar (de pensioenwat?) rollen ook nu pas op de mat. Bovenop de duurdere zorgpolissen. Niks zeggen en niet teveel uitleggen, denkt iedereen die de nieuwe prijzen de wereld in stuurt. Zo krijg ik van de energie- en waterleveranciers wel de nieuwe tarieven, maar nooit staan die in een handig overzichtje naast de oude tarieven. Dus moet je zelf aan de slag. En dan zie je dat de overheid de Opslag Duurzame Energie fors verhoogd (voor stroom met 43 procent, voor gas met 84 procent – had ik graag van Mark Rutte op de wekelijkse persconferentie gehoord in plaats van geneuzel over vaasjes –), de Energiebelasting op stroom laat dalen met ruim 5 procent en die voor gas omhoog doet met bijna 13 procent, maar de leveranciers verhogen zelf de tarieven ook flink (voor stroom met een kleine 30 procent, voor gas met 17 procent). Dat vertellen ze niet, ze laten graag de illusie in stand dat het allemaal overheid is. Met Z bekeek ik of overstappen naar een andere zorgverzekeraar gunstig was. Dat bleek niet. En ja, de maandelijkse premie gaat omhoog met 6 euro, maar de zorgtoeslag stijgt met 5 euro. Dat niet teveel uitleggen was tot voor kort een kwaal van de markt die altijd bang is dat een goedgeïnformeerde klant met correcte informatie direct wegrent. Als de overheid de markt niet zou dwingen tot tijdige bekendmaking van prijsveranderingen, dan zou ze ons helemaal niks laten weten. Maar sinds Rutte de overheid afdoet als een bedrijf (hij heeft ‘een baan’, ‘een kantoor’, hij is ‘op de zaak’) is die kwaal ook in de overheid geslopen. Daar denken ze inmiddels ook: vaag blijven, niet teveel uitleggen, wie weet ziet niemand het en waait het over. Maar waarom? Hoeveel verder moet het vertrouwen nog dalen? En naar welke andere overheid kunnen we overstappen?