Ik haalde de speelgoeddoos uit de kast. Stratego, Electro, Loco, Memory, sigarendoosjes met papieren poppetjes die je met papieren kleertjes kunt aankleden, een Pinokkio op een driewieler met het voorwiel schuin zodat hij rondjes begint te rijden als je het mechaniek opwindt; boven het achterwiel rinkelt een belletje, Pinokkio zelf zwaait. Helemaal onderin de rolschaatsen waarop ik oneindige uren gelukkig was en extra gelukkig die keer dat er heel fijn nieuw asfalt op de dijk was gelegd. Ik had ze in de originele doos bewaard. Ik denk dat het het mooiste cadeau was dat ik als kind kreeg. Tot dat moment rolschaatste ik op de oude rolschaatsen van mijn zus, van het rood van de leren stukjes bij de hak en de neus was nauwelijks nog iets te zien. Mijn eigen nieuwe rolschaatsen glommen van vers metaal en roken naar leer: een geel hakstuk en gele flappen bij de wreef die ik met stevige witte veters over mijn kaplaars kon vastbinden. Het allermooiste was dat de vier wielen niet alleen twee aan twee maar ook in een lange lijn achter elkaar geplaatst konden worden. Mijn eigen inline skates! De schaats bestond uit drie lossen stukken, een hakstuk, een voorstuk en daartussen een metalen buis waarover het hakstuk en voorstuk konden worden verschoven. Groeiden de voeten, dan groeide de schaats met het los- en weer vastmaken van een paar schroeven vanzelf mee. Het metaal was na al die jaren licht verweerd, bij de wielen zat vuil, bij de riempjes een beetje roest, het rubber van de wielen was flink afgesleten. Ik liet de schaatsen aan R zien. Ik zei dat ik op deze schaatsen eindeloze middagen gedroomde kampioenschappen reed, harder, steeds harder. Dan kun je ze niet weggooien, zei hij. Maar bewaren had ook geen zin. Ik heb de herinneringen, ik kan de wind nog langs mijn wangen voelen gaan, zo hard ging ik.