De meisjes waren een jaar of zes, zeven. De een had een blauwe poncho aan met bruine eenden met groene koppen erop, de ander droeg een zwarte poncho. Samen droegen ze de helft van een stevig stuk papier dat door de regen in tweeën was gescheurd. ‘Red onze wereld’ stond erop en daaronder een wereldbol met donkerblauwe oceanen en groene aarde waarin twee ogen, zodat de aarde op een spook leek met een groene, verwaaide poncho. ‘Wij willen leven,’ zongen ze, ‘red onze wereld’. Ze bewogen de stokken van hun gedeelde spandoek redelijk tegelijk op en neer zodat de tekst goed zichtbaar bleef. Wij zongen mee. Het verdreef de regen en de kou.
Categorie: blog
Moeder
De moeder van een dierbare vriend was plotseling gestorven. Ik nam de trein, las het laatste katern van de krant, stapte over, reisde nog een paar minuten en stapte toen uit. Ik was hier vaker geweest, op dit station, de rails en de perrons waren zoals in mijn herinnering. Daaromheen was een enorm ruimteschip neergedaald, zandkleurig met hier en daar een bouwhek. Ik kon niet meer het perron aflopen en dan zo de drukke provinciale weg inslaan met die eeuwig brandende overweglampen en rinkelende bellen. Die weg was onder het spoor weggewerkt in een diepe kuil. Aan de noordkant lag een nieuw busstation te blaken onder de loodgrijze hemel. Ik beklom een noodtrap en stak via een houten noodbrug het spoor over richting het busstation. De wind likte gretig aan het hout en wurmde zich hier en daar door de spleten. Ergens in die zanderige ruimteschotel waren ze een station aan het bouwen, misschien wel in diezelfde kuil als waarin de weg was weggewerkt, ik hoopte dat ze goed hadden nagedacht over de afwatering. Op het busstation bekeek ik het elektronische bord, mijn bus kwam over vier minuten op perron F. Ik hoefde maar drie haltes. Net voor mijn uitstaphalte herkende ik de kerk waar ik lang geleden was geweest voor het huwelijk van de vriend. Toen zal ik zijn moeder gezien hebben. Ik stapte uit de bus, zwaaide naar de chauffeur – does lief – en keek rond. Vlakbij was een zijstraat met een bibliotheek in een oud postkantoor. Ik liep naar binnen, bekeek de plank met reisboeken en liep toen naar het toilet. Daarna liep ik richting de kerk. Er waren al heel veel mensen. Achter het smalle front openbaarde zich dankzij de dubbele zijbeuken een verrassend grote kerk. In mijn herinnering was ik tijdens het huwelijk in een bank geschoven, rechtsvoor naast het altaar. Nu stonden er houten stoelen overigens zonder knielmogelijkheid, dat deden ze hier kennelijk niet. De stoelen zaten trouwens verschrikkelijk. Via een lang in memoriam van de vriend en zijn zussen leerde ik de moeder beter kennen, en ook de vriend. Als hij vroeger voor zijn verjaardag de hele klas wilde uitnodigen en een zandbak midden in de kamer, dan kwamen al die kinderen en de zandbak er. Zo’n moeder was het, alles kon, alles mocht. Tot ze van een trap viel, toen de kinderen nog kind waren. Toen was de moeder aan een lange zoektocht in zichzelf begonnen die bijna veertig jaar duurde. De moeder was in een ziekenhuis overleden, de zussen van de vriend hadden als leeuwen gevochten om hun moeder uit het mortuarium te houden. In plaats daarvan hadden ze haar zelf meegenomen naar haar laatste woonplaats, een verstilde plek aan het water. Daar hadden ze haar op bed gelegd, na drie dagen bestelde de jongste zus een kist. De kist met daarin hun moeder tilden ze in een open boot en daarmee waren ze gaan varen. De zon had haar gezicht beschenen. Na twee uur liepen we naar de begraafplaats. Het was nu echt bitter koud, de wind spaarde niemand. Ik keek hoe de kinderen hun moeder op touwen in het graf lieten zakken. Ik voelde mijn knieën klappertanden.
Reiger
Misschien had ik niet moeten beginnen over het probleem van de vrijende padden – ik had een eerste stelletje zwemmend waargenomen terwijl de vijver nog schoongemaakt moet worden – want nu stond er een reiger naast de vijver. De punten van zijn snavel hielden de kop van een pad vast. Ik zag nu pas goed hoe lang dat paddenlijf en vooral de achterpoten in uitgerekte vorm zijn. De pad zat duidelijk nog niet goed, dus bukte de reiger tot twee keer toe naar de tegels, liet zijn prooi een milliseconde los tot hij helemaal goed hing. Toen hapte hij drie keer en transporteerde de pad richting keel. De snavel was nu helemaal gesloten, de hals net achter de keel bolde op en de reiger schudde een keer stevig met zijn kop. Vervolgens krulde hij zijn hals in een scherpe S; als ik het goed zag, zat de pad nu halverwege. De reiger deed een paar trage stappen waarna hij langzaam de nek weer uitstrekte. Ik zag geen bobbel meer. Toen deed hij weer een traag stapje naar voren, een traag stapje naar achteren, bepaalde de richting, schatte de ruimte voor zijn 175 centimeter brede vleugels in en weg was hij. Een uurtje later was ie er weer, of een collega. Deze stapte zelfs de vijver in. Ik tikte op het raam, maar dat maakte geen indruk. Ik ontgrendelde het slot en schoof de pui open, stak mijn handen naar buiten en klapte erin. Ooit jaagden we op reigers, lees ik op de Vogels-in-Nederland-app. We geloofden dat het vet van een blauwe reiger, gedood tijdens volle maan, hielp tegen reuma. Dat doen we kennelijk al een hele poos niet meer, want de reiger draaide hooguit sloom zijn kop richting mijn geklap. Toen ik vandaag een oud-collega en groot vogelkenner over dit schouwspel vertelde, zei hij: ‘Probeer nooit een reiger in nood te helpen, ze pikken je ogen kapot.’
Scottie (2)
Uit het eerste filmpje van Scottie begreep ik al dat met het kopen van een ‘slim’ apparaat – ieder apparaat(je) dat via internet gegevens kan ontvangen en versturen – we de rondsnuffelaar in ons leven er automatisch bijkopen zonder idee wat die rondsnuffelaar in dat onbekende hoekje van ons apparaat doet, voor wie, tegen wie. Maar we doen ook dingen moedwillig. Koop je een smartphone dan is het eerste dat je moet doen om dat ding aan de praat te krijgen inloggen met je Google- of Apple-account en je klikt op JA en nog eens op JA en nog eens en nog eens. En daarmee heb je tot en met je naakte lijf wel zo’n beetje alles van jezelf weggegeven. Datzelfde doe je ook als je apps installeert, hartstikke handig en ook hier weer JA en JA. Wie leest de lappen tekst waarmee we akkoord gaan? Niemand, juist ja. Scottie haalt in het tweede mini-college dat ik op zijn site bekeek een onderzoek aan met twee identieke Android-telefoons waarmee een dag wordt rondgelopen en gereden in Washington DC, beide telefoons zijn zonder simkaart en niet verbonden met wifi of enig netwerk, de een staat bovendien in Airplane-modus. Aan het einde van de dag sluiten ze de telefoons aan op een tussenstation, verbinden de telefoons weer met internet en kunnen dankzij dat tussenstation zien wat er op die telefoons gebeurt. Die beginnen onmiddellijk data te verzenden naar Google. De onderzoekers laten in een fimpje zien wat Google van seconde tot seconde op die telefoons heeft bijgehouden: exacte locaties, de luchtdruk buiten, hoe de telefoons zich verplaatsen, snel, langzaam en hoe Google al die bewegingen vertaald: stapt uit auto; loopt, is op deze plek, is hier, is daar, enzovoorts. Bij normaal gebruik (met simkaart, verbonden met wifi of netwerk) zou Google ook hebben geweten: surft twee minuten op site A, gokt drie uur en twaalf minuten op site B met inzet van 3843 euro, betaalt via bank X een aankoop in winkel Y, belt 2 minuten en 3 seconden, stuurt 23 WhatsApp-berichten, checkt in in buslijn 35, checkt uit op station Maastricht etcetera. Die verzamelde metadata noemt Shoshana Zuboff – want met haar artikel begon mijn mini-onderzoek – ‘surveillancekapitalisme’: geld verdienen met de handel en wandel van zoveel mogelijk mensen zodat bedrijven zo gericht mogelijk kunnen adverteren. Wat maakt het uit, roept u misschien nog steeds. Ooit had ik per ongeluk mijn locatiegegevens ‘aan’ staan, ik fietste door de wijk langs twee metro-haltes en een bushalte en ik had plotseling allemaal vertrektijden op mijn telefoon. Ongevraagd. Is dat erg? Ik heb er niet om gevraagd, zoals je er niet om vraagt dat Jehova’s Getuigen aanbellen. Het gebruikt bovendien data van mijn abonnement. Je loopt in een winkel langs de koekjes van Unilever en je wordt gebombardeerd met reclame en recepten op je telefoon. Is dat erg? Bij Facebook kochten activisten die inentingen tegen mazelen onzin vinden gerichte advertentieruimte bij alle vrouwelijke FB’ers boven de 25 jaar die gezien hun surfgedrag nadachten over zwangerschap en bestookten hen met antivaccinatiepropaganda. Facebook had er geen probleem mee die selectie voor deze activisten te maken. Net als Google verdient ook FB (en ieder bedrijf dat zich ‘smart’ noemt) zijn geld met het oogsten van onze data en deze te verkopen aan iedere bieder. Geld is geld. In feite zijn alle apparaten die verbonden zijn met internet dataverzamelaars, denk nog eens aan de hardloopapp die ook soldaten op missie gebruikten om hun routes en tijden bij te houden. In handen van de vijand is het een kwestie van een zelfmoordterrorist op een motor zetten met springstof om zijn middel. De Stasi en de KGB konden in de vorige eeuw alleen maar dromen van dat wat wij nu vrijwillig doen. Vroeger moesten ze mensen onder druk zetten, nu lopen wij vrijwillig met zeker vijftien miljoen microfoons en camera’s door zowel de openbare ruimte als privéhuizen, fabrieken en kantoren. Met miljoenen auto’s die steeds vaker zijn uitgerust met camera’s zijn zo’n beetje alle plekken voortdurend in beeld te brengen, alle veranderingen te monitoren: waarom nog iemand wekenlang in een lelijke middenklasse auto op slappe koffie voor een deur laten posten, als auto’s en bewakingscamera’s dat ook voor je kunnen doen? Of denk aan de slimme robotstofzuigers die hele huizen in kaart brengen. De ‘slimme’ apparaten kopen we voor een appel en een ei en alle verzamelde data van onze bloeddrukmeters, ademhalingshulpmiddelen, auto’s, koelkasten, smartphones, slimme kleding, tv’s gaan naar… Tjsa, we hebben geen idee. We zijn zelf de te oogsten akkers geworden, en met wat kunstmest worden de oogsten iedere dag rijker en beter. Voor wie? En vooral: welke conclusies worden eraan verbonden? Scottie zuchtte diep en schafte een ‘domme’ telefoon aan, zo eentje die niet zelf schaapachtig de hele dag door aan wie het maar wil weten zit te kletsen waar die is, wat die doet. Vervolgens moest hij weer een filmpje wijden aan de problemen van domme telefoons, want waren er wereldwijd nog wel domme telefoons te koop die verbinding konden maken met 3G of 4G netwerken? Nauwelijks. In India was een bepaalde domme telefoon heel populair. Er draaide een simpel processortje in… En je raadt het al. Die telefoon met dat processortje is opgekocht door Google.
Lente, geen lente
De clematis met de lange, wintergroene bladeren heeft iedere dag meer witte bloempjes en nieuwe uitlopers, in de vijver zwemmen boven de rottende herfstbladeren al twee padden, het kleinere mannetje vastgeplakt op het achterlijf van het grotere vrouwtje, dat gaat nog wat worden als de tuinmannen komen om de amberboom te snoeien en de vijver schoon te maken. Eergisteren zag ik één kikkervisje, hoe dat kan zonder eerst die riedel van brullende padden, dan de enorme plakken kikkerdril, of beter gezegd: paddendril, en dan het langzame loskomen van de piepkleine mee-eters uit die fluffy doorzichtige gel, weet ik ook niet. Ik wil naar het concert van Magda Mendes op 5 april en omdat ik geen zin heb om weer ergens een account aan te maken bel ik de kassa van De Doelen en spreek ik met een aardige jongeman die een linkje naar mijn mail stuurt waarmee ik kan betalen waarna een linkje komt naar de kaartjes, ook in de mail. Voor even heb ik de illusie dat ik me onttrek aan weer een nieuw databestand, wat zoals ik al schrijf, niet meer is dan een illusie. Mendes zingt over de olijfbomen van haar vader die er ook al waren in de tijd van haar vaders ouders en van hun ouders en overgrootouders, over de olijfolie die steeds beter wordt, over de bomen die de verhalen van generaties fluisteren. Buiten zwelt de wind aan en hagelt het dertig seconden witte vlokken die een minuut later alweer gesmolten zijn, de zon beschijnt de plassen.
Scottie
Scottie zit met zijn co-host Cletus in een geluidsdichte kelder waar hooguit af en toe het geruis van water door een van de leidingen te horen is. Zoals gezegd was ik onmiddellijk fan van zijn filmpjes. Ik begon met zijn mini-college ‘Off isn’t really Off’: Uit is niet echt Uit. Sinds we de mechanische wereld hebben verlaten, waarin we met een druk op een knop een apparaat nog echt uit konden zetten in de zin dat er geen stroom meer naar het apparaat ging, staat geen apparaat meer echt uit. Aan- en uitknoppen zijn tegenwoordig elektronisch, in alle apparaten zitten computerchips, en ook al denk je iets uit te zetten, er blijft altijd een heel klein deeltje van je smartphone, tablet, wasmachine, computer, digitale tv aan dat jouw commando ‘aan’ kan uitvoeren. Vergelijk je apparaat met een gebouw. Waar je in het mechanische tijdperk zelf de deur in en uit het slot draaide en je een breekijzer nodig had om buiten jouw medewerking binnen te komen, is dat gebouw tegenwoordig nooit echt meer op slot, in plaats daarvan zit er een portier bij de deuren van al jouw apparaten die nauwelijks koffie nodig heeft, maar wel klaarstaat om op het moment dat jij naar binnen wilt in de houding te springen om de deur voor je open te houden. Maar je snapt dat die portier met een beetje handigheid ook voor commando’s van anderen in de houding kan springen om de boel te openen. Scottie legt uit hoe dit werkt bij de smartphone. In iedere smartphone zitten twee processoren die alles wat jij wilt op je smartphone klaarspelen. In de ene processor, de applicatieprocessor, gebeurt alles wat wij willen op de smartphone, foto’s opzoeken, whatsappen, facebooken, een vertrektijd opzoeken, onze route vinden. De besturingssystemen Android, MacOs en Linux draaien ook op die app-processor en hoe de dingen daar gebeuren is redelijk openbaar om ontwikkelaars van apps de mogelijkheid te geven nieuwe toepassingen te bedenken. De tweede processor, de basebandprocessor, wordt door twee of drie bedrijven ter wereld gemaakt en regelt alles wat met zenden en ontvangen te maken, met coderingen en encryptie. Omdat het handig is als alle smartphones dezelfde basisprincipes hebben (denk aan: gestandaardiseerde stopcontacten) zijn de eisen voor die basebandprocessor heel hoog en extreem veel, al toont het ook aan dat we in staat zijn iets heel ingewikkelds te maken dat in de hele wereld werkt. Hoe die basebandprocessor in elkaar zit is het best bewaarde geheim ter wereld. Het verzenden en ontvangen van data, de microfoon, de camera, waar de telefoon zich bevindt (ook al heb je zelf je locatiegegevens uitstaan), wifi, bluetooth, gps, dat gebeurt allemaal daar. Een jaar of tien geleden bouwde een slimme jongen een eigen zendmastje, vergelijkbaar met de dingen die je overal op hoge gebouwen ziet en waar onze smartphones de hele tijd verbinding mee zoeken en met behulp waarvan we een uur lang kunnen kletsen terwijl we in een auto of een trein door het landschap zoeven langs misschien wel achtenveertig verschillende masten die onze woorden naadloos ontvangen en versturen. Hij ging met dat zendmastje op een drukke plek zitten en zag dat de de telefoons in de omgeving verbinding gingen maken met zijn zendmastje. Hij ontdekte ook dat hij mallware, een kwaadwillend opdrachtje, naar die willekeurige telefoons kon sturen en in die basebandprocessor kon zetten. In zijn geval luidde dat opdrachtje: vertel me waar de telefoon is, zet de microfoon aan, neem de geluiden op, comprimeer de boel zodat het nauwelijks wat van de batterij vergt en stuur dat via de gebruikelijke netwerken naar mijn server. Dat deden die smartphones die allang niet meer in de buurt van zijn zendmastje waren, keurig en de verzamelde gegevens kwamen bij de slimme jongen binnen. Maar tot zijn verbazing zag hij dat ook als die telefoons ‘uit’ stonden de gegevensverzameling gewoon doorging en de data werden opgeslagen. Alleen kreeg hij ze niet realtime binnen maar pas zodra de eigenaar de telefoon weer aanzette en verbinding maakte. Deze jongen maakte zijn vinding bekend op hackersconferenties en die handvol fabrikanten van de basebandprocessoren zeiden natuurlijk dat ze het lek gingen dichtmaken, maar verzucht Scottie: we weten het niet, we kunnen het niet controleren. En dit was zomaar een slimme eenling, niet iemand met een paar miljard dollar in zijn zakken om echt iets groots te doen. Ik begreep nu dus iets meer, ik begreep vooral waarom er steeds minder smartphones zijn waar je zelf de batterij nog uit kunt halen. Dat heeft niks met de wens van de consument te maken, maar alles met die van de producent. Ik kon nog zo voorzichtig zijn en naar mijn idee niks geks doen op mijn telefoon, het simpele feit dat ik het ding heb en ermee rondloop, of ie nu aan is of uit staat, de ‘meelezer’ is er en anders dan vroeger in de trein waar de reiziger naast je ging meelezen in jouw dure papieren krant heb ik deze snuffelaar zelf gekocht, ik kan ‘m er niet uit slopen (zonder het wezen van mijn telefoon te slopen) en aan een fractie van mijn batterijstroom heeft hij genoeg om mijn bewegingen door het leven te volgen en de microfoon en de camera aan te zetten. Wie weet gebruikt hij mijn telefoon voor iets heel anders, wat helemaal niks met mij te maken heeft, maar gewoon: omdat het kan, omdat hij apparaatruimte nodig heeft, omdat het zo slecht is dat hij het niet op zijn eigen apparaten wil doen. Welke rechter gaat mij geloven? En dit was dus nog maar het eerste filmpje dat ik van Scottie zag.
Shoshana Zuboff
Ik herinner me nog de tijd dat ik met een papieren krant in de trein zat, zo’n grote, waarvoor ik jaarlijks een paar honderd gulden aan abonnementsgeld neertelde en dat de reiziger naast me begon mee te lezen en dat ik dan dacht: koop lekker zelf een krant. Zo oud ben ik. Inmiddels hebben we steeds meer apparaten waarin zo’n knieperige meelezer zit ingebouwd zonder dat we ‘m zien zitten. Ergens weten we het wel, we lezen over de Big Tech-schandalen, maar hoe de vork precies in de steel zit, daarvan begon ik iets meer te begrijpen na het lezen van een artikel van Shoshana Zuboff in De Groene Amsterdammer. Zuboff is emeritus hoogleraar aan Harvard Business School en onderzoekt de digitale revolutie al sinds 1978. Naar aanleiding van haar essay las ik nog veel meer over Zuboff, onlangs verscheen haar nieuwste boek Surveillance Capitalism en toen ik de kaft zag begreep ik dat dit het boek was dat de acteurs van De Verleiders in DWDD overhandigden aan de minister van Binnenlandse Zaken Kasja Ollongren. Surveillancekapitalisme, of bespiedeconomie, komt erop neer dat via ieder apparaat dat met internet te verbinden is informatie over ons wordt verzameld die als grondstoffen worden omgezet in gedragsvoorspellingen voor productie en handel. Zuboff betoogt dat het ongezien oogsten van persoonlijke gegevens en het omzetten van die data in gedragsmanipulatie inmiddels de drijvende kracht van onze economieën is geworden. En ook: dat schandalen die aan het licht komen geen ongelukkige ontsporingen zijn maar essentieel voor het verdienmodel van steeds meer bedrijven. Een voorbeeld: de president van Ford sprak eind 2018 over de hoeveelheid gegevens die Ford in de toekomst ging krijgen uit auto’s, of uit de gebruikers van die auto’s, of uit de steden waarmee die auto’s praten. Hij geloofde erin dat dat kon en dat Ford met honderd miljoen autogebruikers wereldwijd iedere dag ongekende mogelijkheden heeft om die gegevens te gelde te maken, want Ford weet via de ingebouwde navigatie die iedere seconde de locatie registreert natuurlijk exact waar die gebruikers wonen, waar ze werken, op vakantie gaan, sporten, hoe vaak de auto op de parkeerplaats van het ziekenhuis staat, welke restaurants ze bezoeken. En via de ingebouwde camera’s en gezichtsherkenning in en rondom de auto (denk aan die handige inparkeerfunctie) weet Ford op ieder moment wie er in de auto zit, hoe het gezin is samengesteld, welke kleren ze dragen, wat ze zeggen (denk aan de microfoonfunctie waarmee de auto met je praat) en of het huis waar de auto voor geparkeerd staat goed in de verf zit. Verder is natuurlijk bekend welke smartphones de gezinsleden gebruiken en hoe de auto gefinancierd is, etcetera etcetera. Om die gegevens te gelde te maken heeft Ford geen dure ingenieurs of fabrieken of dealers nodig, de oogstmachine zit in de auto en met simpele updates kan die voortdurend verfijnd worden. Ik dacht aan de printer. Printers kosten tegenwoordig bijna niks meer, het verdienmodel zit ‘m in de inkt. Die is peperduur. Zo is het inmiddels met veel meer dingen. We googelen gratis, we facebooken gratis, we whatsappen gratis, we maken geld over voor een habbekrats, we laten onze pakjes voor bijna niks thuisbezorgen (we vragen ons af hoe Bol.com dat toch doet, jaar in jaar uit verlies draaien en toch de grootste snoepwinkel van Nederland blijven), we rijden straks in niet al te dure computers die we voor het gemak auto blijven noemen, we gebruiken medische apparatuur die iedere seconde metingen terugstuurt naar het ziekenhuis en wie weet ook naar uw verzekeraar of naar de farmaceut die de apparatuur gratis ter beschikking stelt, als we maar bereid zijn er iets voor terug te geven, waarmee veel meer geld verdiend kan worden dan ooit met de oorspronkelijke producten. ‘Digitale kruimels’ noemen de techbedrijven dit. Uitgeschud in de tuin voeren we er de vogels mee. Is het erg? hoor ik mensen vragen. Ja. Ik ga het niet uitleggen. Ik zou het nieuwste boek van Zuboff moeten kopen, maar ik weet nu al dat ik beter kan wachten op de vertaling, anders mis ik veel te veel nuances waar mijn niveau van Engels niet bij kan. Wat ik wel begreep is dat er actie nodig is, ingrijpen door overheden, de macht teruggrijpen. Dat is een lange weg waarmee nog nauwelijks een begin gemaakt is. Wat ik ondertussen kon doen, was het begin beter begrijpen. Want hoe werkte dat nou precies, al dat ontfutselen van die kruimels? Ik kwam uit bij Scottie van Scottie’s Tech.info en was op slag verliefd (morgen meer).