De vijver is al drie dagen bevroren. Alleen onder de roestoranje schaal met daarop in cortenstaal Passant van John Mostert blijft het water vloeibaar; ik hoef maar te kijken waar de vinken over de ijsvloer naartoe lopen, hun kopje buigen en hun snavel dippen. Wat kunst al niet vermag.
Categorie: blog
Voor de koffie koud wordt
Toen ik net begonnen was met Japans op de taalapp Duolingo gaf R me de roman Before the coffee gets cold van Toshikazu Kawaguchi. De roman speelt zich af in een klein café in een achterafstraatje in Tokio. Behalve dat er al meer dan een eeuw zorgvuldig gemaakte koffie wordt geserveerd, kun je er ook in de tijd reizen, zowel terug als vooruit. De tijdreis is niet zonder risico: de tijdreiziger moet op één bepaalde stoel zitten, zij kan het café niet verlaten, kan op de tijdreis alleen mensen ontmoeten die het café ook bezocht hebben, en, ze moet de koffie op hebben voor die koud is. Anders keert ze niet meer terug naar het heden. En, zegt serveerster Kazu altijd, die de hete koffie vanuit een zilveren kan in de witte kop schenkt: terug- of vooruitgaan in de tijd zal niks veranderen aan het heden.
Die ene stoel is meestal bezet door een vrouw in een witte jurk, haar huid is wit, bijna doorschijnend, haar haren zijn zwart. Ze drinkt koffie, leest een boek en verlaat de stoel één keer per dag om naar het toilet te gaan. Ooit zat ze op deze stoel om een tijdreis te maken, maar ze dronk haar koffie niet op voor die koud werd. Nu is ze een geest.
In de roman ontmoeten we vier mensen die op de stoel plaatsnemen: een jonge vrouw wier geliefde voor drie jaar naar de VS is vertrokken, zij wil terug naar hun laatste afspraak; een vrouw wier man dement raakt, zij wil een eerder door hem geschreven brief krijgen; een vrouw wier zus is overleden, zij wil terug naar de laatste keer dat die zus haar kwam opzoeken terwijl de vrouw zich verborgen hield. Tot slot is er de vrouw van de café-eigenaar die weet dat zij haar zwangerschap niet zal overleven, zij wil haar nu nog ongeboren dochter als tiener ontmoeten.
Een tijdschrift schreef ooit over deze stadslegende, waarna het café even heel populair werd, en vroeg zich af wat voor zin die stoel en de tijdreis had als je het heden toch niet kon veranderen? Over die zin gaat het.
Ik weet onmiddellijk een situatie in het verleden waarnaar ik terugwil, waarin ik dolgraag anders gehandeld had willen hebben. Dat het niks verandert aan het heden maakt niet uit. Met liefde zou ik er een kop hete of lauwe koffie (waar ik niet van hou) voor drinken.
Namiddag-ommetje
Harry en Megan. Ik zie ze op een groot tv-scherm aan de muur van een goed verlichte woonkamer. Ik loop in het donker, de zon is al meer dan een uur onder, het is windstil en net boven nul. Als ik bijna voorbij het raam ben kijk ik om, tegen die andere muur moet een bank staan, zo staat het hier in deze huizen. Op de bank zit een jonge vrouw, dat had ik niet verwacht, de dochter des huizes, donkere haren, witte trui, opgetrokken knieën, haar ogen zijn niet gericht op Megan en Harry, maar op haar telefoon. Niemand anders in de kamer.
Een huis verder zie ik valhelmen, bemodderde gezichten, iele lijven, onherkenbare fietsen. De tv hangt aan dezelfde muur als in het vorige huis, ik kijk weer om, hier een vrouw en een man, dicht bij elkaar, niet amoureus, meer alsof de bank te klein is, of zij te groot.
Dan een huiskamer waar de lichten aan zijn maar zonder mens en zonder bewegend beeld. Moeten die gordijnen trouwens niet dicht? Of hebben ze hier allemaal HR++-glas? Ik duw mijn muts iets dieper, trek mijn sjaal strakker.
Vooruit, nog eentje dan. Een oude vrouw en een oude man zitten ieder op een eigen stoel voor de muur waar in die andere huizen een tv-scherm hangt. Hun hoofden zijn zwaar gebogen, niet alleen omdat ze allebei verzonken zijn in wat ze lezen. Overdonderende stilte.
In deze kijkdozen nergens nog een kerstboom.
Kou
In de Pauluskerk is het warm en druk. Bij de spiegel vooraan wordt een man geknipt. Ik loop tussen de tafels vol zittende, pratende en slapende mannen door en langs het buffet waar koster A koffie zet. Zoals altijd zegt hij: ‘Goedemorgen juffrouw’. Ik kom hier inmiddels een jaar, iedere dinsdag. Ik duw de klapdeuren open en loop langs de grote keuken naar het hok van de kosters/conciërges. Dicht. Ik loop weer terug. ‘Is er niemand?’ zegt A. Hij zet de koffie neer, loopt voor me uit met zijn sleutelbos en maakt de deur open. ‘Ga uw gang, juffrouw.’
Voor de gevorderden taalleerlingen kopieer ik een les over modale werkwoorden, voor de beginners het vierde hoofdstuk uit Het vertrek van de mier van Toon Tellegen en twee lessen over meervoud. Dan loop ik weer terug, roep tegen A dat ik klaar ben en neem de trap naar de eerste verdieping waar het ook druk is. Ook hier zijn kosters, tussen de andere mannen vallen ze op omdat ze geen dikke jassen aan hebben, geen tassen aan hun armen. Ik weet hun namen nog steeds niet, maar altijd gaat een van de twee met me mee naar de derde verdieping om het leslokaal te openen. ‘Het is hier lekker warm,’ zeg ik als we in de lift staan. Ik maak mijn winterjas open, het is pas de tweede dag dit najaar dat ik mijn winterjas aanheb. In een van mijn jaszakken vond ik nog een mondkapje. ‘Omdat het buiten koud is, zeker ook ’s nachts,’ zegt de koster, ‘maken we het binnen extra warm.’
In het lokaal is het fris, ik zet de thermostaat iets hoger. In de lessen heb ik bijna alleen vrouwen, sinds de zomervakantie ook vrouwen uit Oekraïne. De Oekraïense vrouw die verbluffend goed Nederlands spreekt vraagt hoe het met de lessen gaat in de kerstvakantie. We volgen de schoolvakanties, zeg ik, twee weken zal er geen les zijn. Wat gaat ze zelf doen? Ik weet dat haar man in de herfstvakantie hier is geweest, om zijn vrouw en zonen te zien. Een andere Oekraïense vrouw was met haar zonen naar Kiev geweest, om man en vader te zien. Ze hadden een geweldige week gehad. Haar man gaat weer komen, zegt de vrouw die zo goed Nederlands spreekt. En ze was nog van plan om naar haar ouders te reizen, die inmiddels in Lviv verblijven. Maar, zegt ze, nu met al die kou en zonder elektriciteit… Ze hoopt dat haar ouders ook even naar Nederland kunnen komen.
’s Middags als alle leerlingen weg zijn, druk ik de thermostaat omlaag naar 17 graden en trek mijn winterjas aan. Ik voel het mondkapje weer, haal het uit mijn zak en gooi het weg. Wat waren we klaar met die ramp. Onwetend nog.
Slaap!
Als ik het besluit heb genomen – boekenkast, boodschappentas of verkoopkast – blader ik nog even door de boeken. Het is niet helemaal Mari Kondo-proof wat ik doe, daarom gaat het traag. Opruimgoeroe Kondo adviseert niet meer dan twee stapels: houden of wegdoen. En dan ook nog: eerst de wegdoen-stapel je huis uitwerken (tweedehandswinkel, papierbak) voor je de houden-stapel een mooie plek geeft.
In Annelies Verbeke’s Slaap! heb ik een potloodstreep gezet bij deze zin: ‘Loslaten schept een toekomstillusie die gebaseerd is op de wil zichzelf in lucht te laten opgaan. Bijgevolg valt ons verleden in onbewaakte momenten uit diezelfde lucht weer op onze hoofden. Niets gaat helemaal voorbij. Dat verzacht de noodzakelijkheid van een dapper geënsceneerde opruimactie echter niet. Weggooien schept plaats, al is die dan verzonnen.’
Ik las het boek in de eerste week van juni 2018. Ik weet dat omdat ik het voorin heb geschreven, met potlood, net als de aanschafdatum, twee weken ervoor. ‘Heel sterk geschreven, korte zinnen, rake woorden, taalkunst, over twee slapelozen, de vrouw probeert er vanaf te komen, de man lijkt te berusten’, lees ik in het Excel-bestand waarin alle boeken staan die ik vanaf het einde van mijn middelbare schooltijd in bezit kreeg. Ik herinner me niks van het boek.
Op Boekwinkeltjes.nl wordt het boek 54 keer aangeboden. De prijs is gedaald naar 1 euro.
Boodschappentas.
Over het breien van een sok
En toen zat ik plotseling een sok te breien.
Het zal begonnen zijn met mevrouw G, die ergens in coronatijd vroeg of ik sokken droeg. Natuurlijk. Waren er mensen die nooit sokken droegen? Mevrouw G knikte. Ze was begonnen met breien, deed nu sokken, daar had ze veel lol in. Mocht ze sokken voor me breien? Tuurlijk. Via de app stuurde ze me foto’s van bollen gemêleerde wol. Ik koos de kleurrijkste. Begin zomer kreeg ik drie paar sokken in een prachtig pakketje met ook nog lekkernijen en patchwork kerst-placemats, ook al iets waar mevrouw G goed in was.
Toen de zon het huis niet meer overvloedig verwarmde, pakte ik zo’n wollen paar uit de kast. Ze zaten als gegoten. En hé, mijn tenen konden alle kanten op, ze jubelden bij iedere stap: ‘Kijk zo vernuftig bewegen we los van elkaar en zo houden we jou rechtop, als je ons maar de ruimte geeft’. Iedere stap werd een vrolijke stap, altijd passeerden die kleurrijke sokken wel even mijn blikveld. Zelfs toen de herfst de temperatuur in huis deed dalen, hield de wol mijn voeten lekker warm. Al snel droeg ik alleen nog maar de wollen sokken van mevrouw G.
En dan was daar mijn zus die, na een succesvolle operatie maar wel met lange hersteltijd, aan het breien van een trui was begonnen. Misschien ga ik wel sokken breien, zei ik. ‘Sokken zijn best lastig,’ schreef ze, ‘maar er zijn vast goede youtubelessen’.
Ik googelde. Voor sokken had je sokkenwol nodig: het moest dun, sterk en elastisch zijn. Daarom was het meestal een mix van wol en polyamide. Polyamide – gemaakt van ruwe olie en slecht afbreekbaar – was natuurlijk niet duurzaam. Er was een merk dat verantwoorde sokkenwol had ontwikkeld, maar voor ik aan die dure mooie wol ging beginnen, wilde ik het gewoon eerst eens proberen.
Ik liep in het centrum van mijn stad. Waar in deze wereldstad was nog wol te koop of een set breipennen? Ik ging naar Schröder, de grote stoffenwinkel met, sinds kort, in de kelder wol. Er was een bescheiden assortiment sokkenwol, maar geen bol zo fraai als de wol van mevrouw G. Ik liep alle kramen op de grote dinsdagmarkt af, nergens wol of fournituren. Wel waren er Noorse wollen sokken, maar alleen vanaf maat 39. Leerden we kinderen nog altijd dat markten vraag en aanbod vanzelf bij elkaar brengen? Bij de hobbyzaak Pippoos scoorde ik uiteindelijk vijf korte breipennen van 2,5 millimeter dik en een aardige bol gemêleerde wol.
Op YouTube koos ik de Vlaamse Mister Knitbear die fijne filmpjes had over sokken breien. Ik zette zestig steken op en begon in het rond een boord te breien tot ik achttien centimeter had. Toen startte ik met Mr Knitbear’s boemeranghiel, de eerste keer raakte ik wat steken kwijt, daarom haalde ik het hielwerk uit en begon opnieuw. Het had iets magisch om de hiel langzaam onder mijn handen te zien ontstaan. Het minderen bij de teen, opnieuw aan de hand van Mr Knitbear, ging probleemloos, maar ik had een stopnaald nodig om de resterende steken fraai af te werken. De Hema had stopnaalden, maar alleen in een setje van vijf of tien en ik had er maar één nodig. Leerden wij kinderen nog altijd dat markten vanzelf…? Buiten kwam ik de nieuwe buurman tegen, had hij misschien een stopnaald? ‘Mijn vrouw verzamelt hobbyspullen,’ zei hij.
Met een stopnaald van de buurvrouw maakte in mijn eerste sok af. ‘Knap hoor,’ zei R.
Ik snapte mevrouw G’s lol in de sokkenbreierij inmiddels helemaal. Snel zette ik zestig nieuwe steken op de pennen.
Over oorlelgaatjes en blote voeten
Volgens de overlevering was mijn oma (1888-1979) fel tegenstander van gaatjes in de oorlel. ‘Als God het nodig had gevonden dat er gaten in je oren zaten, dat had Hij ze wel meegeleverd’, hield ze haar kleindochters voor. Ik dacht hieraan toen ik, alweer een paar jaren geleden, een interview las met iemand die op blote voeten liep. Het klonk me onmiddellijk logisch in de oren. Als God het nodig had gevonden dat er hakken onder onze hielen zaten, of onze tenen tegen elkaar gedrukt, dan had hij daar wel voor gezorgd, zei ik mijn oma na. Of anders de evolutie wel.
Toch stapte ik niet direct op blote voeten naar buiten. Wat als ik ergens in zou trappen? Wat als mensen raar zouden kijken, of zeggen dat ze het maar vies vonden? Waarom vonden mensen voeten trouwens vies? Onze voeten zaten niet aan roltrapleuningen, winkelproducten, kantinetafels. Onze tenen peuterden niet in neuzen en oren, veegden geen billen af, pulkten geen pitjes tussen tanden vandaan, krabden niet over onze huid, werden niet afgelikt.
Er was een tussenoplossing: de blotevoetenschoen. Op internet kon je ze bestellen, maar er waren wel twintig merken. Er was een echte barefoot winkel, in Arnhem. Ik nam me voor een keer naar Arnhem te gaan, maar het kwam er niet van.
Toen onlangs de herfst begon – na die lange hete zomer waarin ik maandenlang op blote voeten en simpele sandaaltjes liep – haalde ik dichte schoenen tevoorschijn, maar mijn voeten protesteerden. Zelfs de ruimste schoenen voelden krap. Maar daar was weer een interview met iemand die op blote voeten liep, Jaap dit keer. Jaap had een sportschool en wist veel over bewegen. ‘Je lichaam is heel efficiënt en past zich aan aan wat je veel doet’, zei Jaap. ‘Dus zit je veel? Dan wordt je lichaam daar heel goed in. Bepaalde spieren worden korter, andere langer, weer andere afgebroken. Datzelfde gebeurt met je voet als je een schoen draagt. Sommige spieren in de voet worden afgebroken, omdat ze nooit worden gebruikt. Je lichaam constateert dat en denkt: kennelijk heb je die spieren niet nodig.’ Bij mensen die op blote voeten gingen lopen, haalde Jaap onderzoek aan, verbeterden de balans, sprintsnelheid en sprongkracht enorm. Sprongkracht? In de crossfitbox was ik al een tijd aan het oefenen om de sprong op een houten box te kunnen maken.
Je moest je voeten laten wennen, zei Jaap. Loop binnen op blote voeten en koop voor buiten barefoot schoenen. Hij noemde één merk. Ik googelde het merk. Het was Duits, ik kon ze niet in Arnhem uitproberen, de schoenen waren uitsluitend via de webshop te koop. Bevielen ze niet, dan mocht ik ze de eerste keer gratis terugsturen. Ik bestelde de schoenen die ik het mooist vond. Ze kwamen, ik liep er binnen op. Mijn voeten voelden zich net zo vrij als in de wollen sokken die mevrouw G voor me gebreid had. De tenen konden alle kanten op. Toen ging ik ermee naar buiten. De eerste minuut voelde het een beetje naakt, daarna was het voetenbevrijdingsdag. Nu al wist ik dat ik weldra mijn andere schoenen zou kunnen opruimen.
Waarom was mijn oma niet net zo fel tegen conventionele schoenen geweest als tegen gaatjes?