Veertien

etenNet als de twee andere veertienjarige knullen die ik ken was ook deze veertienjarige mij ergens in zijn veertiende levensjaar voorbij gegroeid. Wetmatigheden. De knul die ik in München had gezien knutselde antennes in elkaar, en deed iets met drones. Deze knul handelde op Marktplaats met spullen die zijn opa wegdeed. Hij had sinds een paar dagen zijn eigen rekening. Hij is blank en donkerblond, zijn beste vriend ook. Hij had last van groepjes Marokkaanse knullen die hem en zijn vriend uitschelden voor Nederlanders en kaaskoppen en Wilders-racisten. Hij zag wel wat in Wilders. Zoals ik er als puber wel wat in zag om alle hondenbezitters die hun loslopende hond zonder ingrijpen op mij af lieten draven, levenslang op te sluiten en hun honden geruisloos te laten verdwijnen. Zijn moeder zei: ‘Maar Wilders is niet de oplossing.’ ‘Wat is dan wel de oplossing?’ vroeg de jongen. Je kunt bij een veertienjarige die door de hel van puberschap heen moet niet aankomen met ‘samenleven’, ‘iedereen erbij betrekken’, ‘niemand uitsluiten’. Wat voor boodschap heeft hij eraan dat de generaties voor hem de buitenlander hebben gebruikt, misbruikt, gediscrimineerd? En dat alle kwaad altijd als een boemerang terugkomt? Deze knul heeft het gevoel dat hij nu wordt gediscrimineerd. ‘Wat kan ik eraan doen dat ik Nederlander ben?’ vroeg hij. Niks, net zo min als die scheldende en dreigende knullen er iets aan kunnen doen dat ze Abdel en Mohammed heten en zeer waarschijnlijk ook een Nederlands paspoort hebben. Je kunt ook niet aankomen met andere voorbeelden van ‘wij-zij’-gedrag dat in ieder tijdsgewricht en in ieder kinderleven als een keihard uitsluitingsmechanisme opdoemt: het ene dorp tegen het andere, de christelijken tegen de openbaren, de stedelingen tegen de boeren, de kakkers tegen de alto’s, de ruwe bonken tegen de stuudjes, de stoeren tegen de brildragers, de witten tegen de zwarten, Ajaxieden tegen Feyenoorders. We zaten daar met vier, vijf, zes studies rondom een tafel vol fantastisch bereid eten waarin die veertienjarige overigens een verdienstelijk aandeel had, en we hadden geen bevredigend antwoord. Al deden we zijn pijn ook niet af als onzin.

Voer

dahliaEen duif op een trap. Hij pikt in het rond, tot alle kruimels op zijn, dan hipt hij een tree omhoog, zelfde procedure, zo werkt hij de trap af, systematische schoonmaker, geordende eter. Dat was op het station. Een merel met een vette slak in zijn bek duikt de blauwe regen in, hipt over de takken en draden, in het donker zit een andere merel, dat zie ik nu pas, vanwege het opgewonden trillen van de korte vleugels denk ik dat het een jong is, hij krijgt die vette slak in zijn bek. Dat was in de tuin. In de tuin heeft ook de eerste dahliaknop haar schoonheid ontvouwd. Van een plantje dat overal opduikt en dat ik verwijder als onkruid, heb ik er één in een pot groot laten worden. Hij reikt tot voorbij mijn middel en heeft vrolijke roze bloempjes met opvallend lange witte stampers waaraan dikke stempels.

Inspectie

Op de een na laatste dag van de vakantie was er een hak onder mijn zomerschoen verdwenen. En het binnenvakje van mijn portemonnee was kapot. We fietsten naar het winkelcentrum bij het station. De schoenmaker was open. ‘Ga rustig even een rondje doen,’ zei hij. We deden een rondje. Achterin de halflege lampenzaak zat een vrouw op een stoel. Opheffingsuitverkoopplakkaten op de ramen. Waar de serviezenzaak had gezeten, was nu een make-upwinkel. M&S Mode was nog open. De grote winkel waar Miss Etam had gezeten was nog altijd leeg. Er stond meer leeg, maar we wisten niet altijd meer wat er had gezeten. Het veranderde de laatste tijd snel. Even leek iedere winkel verdrongen te worden door kledingzaken. Maar dat was dus ook alweer op zijn retour. Net buiten het winkelcentrum was een grote Aziatische supermarkt gekomen. Een klein beetje Chinatown. Bij Duifhuizen liet ik mijn huidige portemonnee zien. Uit een la viste de man een vergelijkbare. Klaar. Terug naar de schoenmaker. Een man met een te grote bril en grijs haar spelde een naam en twee jaartallen: 1937, 2016. ‘Met zo’n streepje ertussen,’ zei de man. Hij wist zijn eigen telefoonnummer niet. ‘Morgen,’ zei de schoenmaker, ‘gaat mijn collega ermee aan de slag. Als hij dan vragen heeft, moet hij u kunnen bellen.’ Het graveerwerk kostte 13,20 euro. Mijn nieuwe hakken kostten 11,50 euro.

Elle (2)

filmElle, de nieuwste film van Paul Verhoeven, begint met een gewelddadige verkrachting van hoofdrolspeelster Isabelle Huppert. Erg genoeg. Huppert ruimt het bij de worsteling gesneuvelde serviesgoed op, gooit de kapotgescheurde kleren in de vuilnisbak, koopt het krachtigste busje pepperspray en een hakbijl en gaat ogenschijnlijk onverstoord verder met haar leven. Ze heeft een ex, een zoon, een minnaar, een verliefde jongen op haar werk, een beste vriendin. In deze film geen eendimensionale clichés van een ingestorte vrouw en mannen die jacht maken op de dader; geen zwak tegenover sterk. Op vrijwel dezelfde wijze dringt haar verkrachter nog een keer gemaskerd haar huis binnen. Ze weet de punt van een schaar door zijn hand te jassen en ontmaskert hem: de overbuurman. Realistisch. De meeste geweldsmisdrijven worden gepleegd door bekenden. Geen keer zat ik met angst te kijken. Was het zo eenvoudig? De vrouw niet uitbeelden als eeuwig slachtoffer, weerloos tegen mannelijk geweld, maar als krachtig en realistisch? De omgeving niet neerzetten als geschokt en bevroren, maar als druk bezig met de eigen dingetjes, wat eveneens realistisch is, het leven gaat nu eenmaal verder? En de dader niet neerzetten als eendimensionale slechterik of laten rondlopen als onoverwinnelijk, wat eveneens realistisch is?

Elle (1)

filmDe tien rittenkaart was zeker zes jaar oud. Misschien wel acht. Vijf films had ik ermee gezien. De kaart kostte toen zestig euro. Er stond geen datum op, niks over een uiterste geldigheidsdatum. Dus zei ik zo nonchalant mogelijk: ‘Twee kaartjes voor Elle,’ en schoof de rittenkaart onder het klipje van de ronddraaiende schijf, waarmee de kaartjesverkoopster de rittenkaart aan haar kant van het glas kan krijgen. Ze tikte de voorstelling in, er rolden rechts van haar twee kaartjes uit een printer, links pakte ze een pen en kraste nummer 6 en 7 op de rittenkaart door. Heel soms blijven dingen bij het oude. Zoals de kaart bij La Borsa, het glazen paleisje voor Donner, waar R en ik vaak aten op vrijdagavond, eeuwen geleden, omdat mijn eerste baan daar vlakbij was. Uit nostalgie gingen we er naar binnen. De uitbater was grijzer geworden en kaler, en zijn buik was fors boller, maar hij commandeerde zijn personeel nog als vanouds. Op de kaart nog altijd de gebruikelijke rij pizza’s, pasta’s, tomatensoep, groentesoep en vissoep, vijf salades. Onveranderde layout. Alleen de prijzen waren veranderd.

Beieren (2)

zurlindeVeel zakenlui overnachtten tientallen keren per jaar bij de man van Gasthof Zur Linde. Ze zijn er als het ware kind aan huis. Al hun boekingen lopen via Booking.com. Booking.com vangt 15 procent van de prijs. De zakenlui verontschuldigen zich ervoor bij de man, maar ze kunnen niet anders. Het moet van hun bazen. Die krijgen van Booking.com een paar procent commissie als ze alle bedrijfsovernachtingen via Booking.com laten lopen. En ze krijgen één handige verzamelfactuur. ‘Natuurlijk levert Booking me een bereik op dat ik zelf nooit zou kunnen realiseren,’ zei de man. Maar inmiddels bood hij wel lagere prijzen aan mensen die direct bij het hotel boekten. ‘Dat was eerst verboden,’ zei de man. Ik dacht aan alle commissies die nog eens bovenop de prijs van die Audi’s met minstens vijfduizend bewegende onderdelen kwam. En aan de politieke partijen die ooit hadden toegestaan dat de macht van Booking.com zo ver reikte dat de Gasthof-eigenaar niet mocht variëren met de prijzen. Welke Nederlandse, Franse en Duitse kiezer in 2017 weet eigenlijk hoe de partij van zijn keuze de afgelopen parlementsperiode heeft gestemd op thema’s waar hij het hartgrondig mee (on)eens is?

Beieren (1)

zurlindeMinstens vijfduizend bewegende onderdelen gaan er in een auto met verbrandingsmotor, in een elektrische tweehonderd. Zakenlui die vaak bij hem overnachten hadden het de man van Gasthof Zur Linde verteld. 17 kilometer verderop was Ingolstadt. Bij de Audi-fabrieken daar werken 40.000 mensen. Toeleverende industrieën in een straal van 50 kilometer bieden werk aan 20.000 mensen. ‘Dan weet je wel wat er gaat gebeuren,’ zei de uitbater. Zelf reed hij een volledig elektrische Smart, hij had nog nooit zo fijn gereden. Oké, de actieradius was beperkt, maar hoe ver rijdt de mens 99 procent van zijn ritjes? In de enorme garage onder het hotel stond nog het oude Duitsland: een vijfentwintig jaar oude Golf – zijn grote liefde –, dan was er nog de Golf van zijn zoon, en de grote Audi van zijn vrouw. Maar die hadden ze vooral om gasten zoals ons op te halen van de verderop gelegen wandelroute. Ik las net dat de Beierse deelstaatregering 700.000 euro van Volkswagen eist voor de forse daling van de waarde van de VW-aandelen, waarin het Beierse staatspensioenfonds belegt. Het scenario laat zich uittekenen en heeft talloze historische voorgangers. Eerst raken tienduizenden mensen werkloos en als ze richting pensioen gaan zit er geen geld meer in de AOW-kas; iedereen zal zeggen dat het een onvoorziene ramp was. Dan zal ik terugkeren naar Gasthof Zur Linde.