Citroenrisotto met asperges

R  kreeg een kakelvers gestoken bos groene asperges in een natte krant. Hij zei dat hij ze zolang in de koelkast van de kerk zou leggen. De man die ze gaf zei: die ga je vast vergeten. Toen R ’s avonds laat thuis kwam, wist hij dat de man gelijk had gekregen. De dag erop bracht R de asperges mee. Ze waren heel lang. Ik zocht het punt waarop ze braken, dat was net iets onder de helft. In het groentenpakket van de Strijense boerderij zaten ook asperges, witte. Ik schilde de witte asperges, sneed ze in stukken en kookte ze. In een grote platte pan fruitte ik een ui en een teentje knoflook. Ik roerde er risottorijst doorheen en goot er een scheut witte wijn over. Toen de wijn verdampt was, schepte ik een soeplepel warme bouillon bij de rijst, roerde even en wachtte tot de bouillon bijna verdampt was. Toen schepte ik er weer bouillon bij en dat herhaalde ik een keer of acht. Ondertussen goot ik de witte asperges af, sneed de groene asperges in stukjes – die hoefden niet geschild of gekookt te worden –, raspte ik de schil van een citroen, sneed een bosje peterselie fijn en raspte parmezaanse kaas. Na twintig minuten proefde ik de risotto. Ik roerde de aspergestukjes door de rijst samen met de laatste bouillon en warmde alles goed door tot het vocht zo’n beetje verdampt was. Toen deed ik de citroenrasp erbij, kneep een halve citroen uit, roerde in de grote pan, tot slot de peterselie en een groot deel van de kaas erbij, en weer roeren. Op de app ging het ondertussen over mijn schoonzus die gevallen was en een zwaar gekneusde heup bleek te hebben en over mijn zus die morgen naar Japan vloog. Tussen het roeren en snijden en raspen door typte ik wat berichtjes: sterkte, beterschap, goede reis. De familieroerselen belandden zo ook een beetje in het eten. Het was erg lekker.

Merels

De vijver zit vol kikkervisjes. Daartussendoor schieten een grote en een kleine salamander. Maar waar zijn de merels? Vorig jaar namen ze rond lunchtijd plaats aan de rand van de vijver, knoopten hun servet voor, staken hun snavel in het water, pikten er een kikkervisje uit, gooiden die op de tegels, peuzelden de lekkernij rustig op, bogen zich weer naar het water en dan begon alles weer van voren af aan. Alsof ze aan een buffet stonden en geen zin hadden hun bord vol te scheppen en een tafeltje te zoeken. Na een kwartier speuren komt er één mannetjes merel over de tuin gevlogen, zijn zwarte verenpak is dof, en heel veel later landt een magere bruine merel op de rand van de schutting. Er heerst een virus onder de merels, hoorde ik. Waar zijn trouwens de duiven: de tortels en de houtduiven die voorgaande jaren een paar keer per dag kwamen drinken? Waar de koolmezen, en waar de roodborst die er altijd als de kippen bij is als ik de aarde omwoel? Iemand zei laatst op de radio dat we ons beter bezig konden houden met de vraag hoe we onze huizen konden koelen in plaats van verwarmen. Daaraan dacht ik vannacht, de derde nacht op rij met het slaapkamerraam helemaal open en toch nog warm. Om half vijf hoorde ik ergens een brievenbusklep dichtvallen gevolgd door zachte voetstappen. Én ik hoorde vogels, een groot orkest. Ze waren er dus wel. Maar kennelijk was er ook in hun wereld een soort RIVM dat adviseerde de overdagzon te mijden.

Vergelding

Dodenherdenking. Terwijl de trompettiste wacht op een teken blaast ze zachtjes in haar instrument en drukt ze de ventielen een paar keer snel in. Al was de dag warm, het is nog geen zomer. De avond koelt snel af en het instrument moet warm blijven. Als het teken komt en zij de trompet aan haar lippen zet en de eerste klanken van The Last Post blaast, steekt er een briesje op dat de blauwe punt van de halfstokke vlag over haar hoofd en haar bladmuziek veegt. De trompettist achter haar pakt de punt van de vlag. In de lucht glinstert een vliegtuig, het koerst niet eens zo hoog zuidwaarts. Veel hoger komen uit het noordwesten en het zuidwesten twee vliegtuigen, ze tekenen witte strepen op het blauwe hemeldoek. Als de trompettiste klaar is en wij stil en het briesje weer is gaan liggen, zijn de vliegtuigen voorbij het denkbeeldige punt waarop ze konden botsen. De man wiens oom en neef na de dood van een Duitse soldaat in een buurtschap hier verderop met nog vijf anderen werden gefusilleerd zei dat hij onlangs de vriendin van die neef had opgespoord. Ze was toen zeventien, haar verkering met de neef een paar maanden oud. De man was er blij mee iemand te spreken die iets over zijn neef kon vertellen. In zijn eigen familie heeft niemand die nog iets over de oom en de neef of de toedracht of de verschrikkelijke represailles zou kunnen vertellen ooit iets willen zeggen. Zelfs niet op hun sterfbed, zelfs geen nagelaten brief. Ook in die zin ebt de represaille lang na.

Redenen

R vroeg of het kwam doordat hij ooit gezegd had dat hij nieuwe deuren wilde. Ik herinnerde me er niks van. De mens is een egoïst, weliswaar beïnvloedbaar, maar ook erg gedreven door zichzelf. Ik schreef het op mijn eigen conto dat de losse stripjes op de zijkanten van de 44 jaar oude deuren en het verweerde deurbeslag en de niet meer te verwijderen strepen en vlekken me steeds vaker ergerden. Die deuren zaten op een gegeven moment voor in mijn hoofd op een makkelijk oproepbare plek. Dus toen ik het reclamebord van de Hubo-mannen zag die twintig procent korting boden op binnendeuren was 1 en 1 snel 2. En ook 3 en 4, want binnendeuren komen tegenwoordig kant en klaar uit een fabriek, afgelakt en wel, en de deuren waarop mijn oog viel waren er alleen in RAL 9010. Prima kleur. Terwijl de fabriek aan de slag ging, tilde ik de oude deuren uit de kozijnen, draaide de paumellen los, tikte die uit de kozijnen en begon te ontvetten en te schuren en te verven. Want nieuwe deuren hang je natuurlijk niet in kozijnen waarvan de verf oud is en het wit net even anders. Toen ik dus bezig was met die kozijnen en ook met het kozijn van het toilet, viel mijn oog op de kleur van de toilettegels die net zo gelig wit waren als de oude deuren en kozijnen. Nu kon ik natuurlijk besluiten het hele toilet te verbouwen, maar makkelijker voor nu was om even naar de Hubo te lopen en een pot tegelverf te halen. Nu is dus alles fris en fruitig. De Hubo-man heeft net negen deuren naar binnen gedragen én maakt een nieuw kozijn voor de badkamer. Want o ja, daar begon het misschien wel mee, die deurloze badkamer. Die deur is ooit gesneuveld bij een verbouwing van een vorige bewoner en sindsdien past er geen naar binnen draaiende deur meer in dat kozijn. En zonder deur is soms lastig: voor logés; voor mezelf als R met een keukentafel vol dominees aan een boekje werkt en ik boven aan het werk ben en naar het toilet in de badkamer ga en niet wil dat zij horen wat ik daar doe. Als ik eerlijk ben is dat misschien wel de dringendste reden voor dit deurenproject. Die keukentafelbijeenkomsten van de dominees zijn trouwens alweer een tijdje voorbij. Hun boekje verschijnt in augustus.

Een zacht buitje

Maandag appte mijn broer dat hij al dertig millimeter regen had. Ik keek de tuin in, mijn regenmeter liep bijna over, maar misschien stond er nog wat in van de vorige dagen. Ik vroeg of het genoeg was. Twintig millimeter teveel, schreef hij. Maar de korst was opgelost en daar ging het om. Drie weken geleden was er in de streek van mijn broer een monsterlijke hagelbui losgebarsten die het landelijke journaal haalde. De hagel had de bovenste aardlaag tot een korst gehamerd. ‘Je kunt er overheen fietsen,’ zei mijn broer. Voor de suikerbieten die net gezaaid waren en nog niet boven stonden was die korst een probleem, want zie daar in al je prilheid je eerste blaadjes maar eens doorheen te duwen. Een zacht buitje, zei mijn broer, dan is alles opgelost. Maar omdat dat zachte buitje niet voorspeld werd, trokken andere boeren de beregeningsmachines hun land in of begonnen opnieuw te zaaien. Mijn broer wachtte af. Hoe knap de mens ook, een beregeningsmachine is geen zacht buitje. ‘Die kunstmatige druppels zijn veel te groot, veel te hard, die breken misschien de hagelkorst, maar maken zo weer een nieuwe,’ zei mijn broer. En overzaaien, nee, daarvoor stonden er bij hem al te veel bieten boven. Hij zaait trouwens gewoon naakt zaad, niet dat zaad in een pilletje dat verboden gaat worden. In dat pilletje zit al een beetje bestrijdingsmiddel, hoeven de boeren later niet met de sproeikar en veel meer gif het land in. Omdat suikerbieten niet bloeien bezoekt de bij de suikerbiet niet, las ik in de krant. Mijn broer is overigens niet tegen dat pilletje, integendeel, maar omdat al zijn collega’s rondom hem al pilletjes zaaien, zijn zijn bieten ook beschermd. Ik heb ook gezaaid, bloemen waar vlinders van houden volgens de verpakking, over twee weken moet ik ze boven zien komen. Mijn enige zorg is de zwartwitte kat van de achterburen.

Mensenwerk

De tuinbaas was lange tijd afwezig op deze plek, maar vorige week zag ik haar weer. Ze had een bewogen jaar achter de rug, maar het ging goed. Alleen was er een probleempje met de software. Ze is de modernste vrouw die ik ken. Schuin onder haar sleutelbeen ligt een kastje. Als ze een scheppende yogabeweging maakt voelt ze dat kastje weleens onder of over een spier doorrollen. Voel maar, zei ze. Ik legde mijn hand op de huid tussen haar hals en borst. Ik durfde niet te duwen. Hardware. Ik dacht gelijk aan opensnijden en dat soort werk, maar nee, ze hoefde alleen maar terug naar het ziekenhuis waar ze iets boven dat kastje zouden houden en dan, floeperdefloep, pulseerden er nieuwe opdrachten en net iets andere ritmes rondom haar hart. ‘Wonder der techniek’ roepen we vandaag al snel, of nog liever ‘kunstmatige intelligentie’, maar ik prefereer het ouderwetse ‘wat zijn ze tegenwoordig toch knap’ uit de tijd van mijn ouders. Want dat is het natuurlijk. Een mens stelt vast dat de regels en algoritmes in het kastje van de tuinbaas niet helemaal goed werken, een mens besluit dat er bijgesteld moet worden, een mens beslist wat een beter programmaatje is, mensenvingers typen nieuwe algoritmes. Zelfs als een apparaat deze stappen zelf zet, is het een mens geweest die al deze beslismomenten erin heeft gestopt. Ooit iets gelezen over een apparaat dat uit zichzelf een pacemaker ontwikkelde, of een steunhart, of riolering begon aan te leggen?

Reddingsactie

Mijn broer stuurde gisteren op de zussenbroerapp een foto van een aangewaaide moedergeit en twee jonkies die scharrelden rondom zijn buizenspuittrekker ergens achter op zijn land, dichtbij een dorp en een bos. ‘Dat wordt een reddingsactie,’ schreef hij eronder met zo’n gezicht met ontblote tanden en twee tranen uit lachende ogen erbij. Mijn broer is de BN’er van onze familie. In grote Albert Heijns lacht hij je van boven het rijst- en quionaschap zonnig toe in zijn rode overhemd temidden van zijn veld vol groene quinoa: ‘Hollandse quinoa van Wim, Gewoon bij Albert Heijn’. In de vaktijdschriften kom je hem tegen met zijn inventieve bietenzaaisysteem. Hij heeft de witte David Brown waarin ik ooit nog eens een deuk reed, slim opgebouwd zodat hij nu in één keer zijn land kan oprijden, inzaaien en van bestrijdingsmiddel voorzien. Spaart sloten brandstof. In het AD plaatsten ze vorig jaar zonder iets te vragen een foto van hem op de combine onder de kop ‘Oogst volop aan de gang’. Vanochtend schreef mijn broer: ‘AD regio!!! Geen belangrijk nieuws vandaag’ en weer van die lachebekjes erbij. Bleek er een fotograaf op uitgestuurd om die geitjes rondom zijn trekker te fotograferen voor een kort krantenbericht. En toen was ik nog maar één klik verwijderd van de FB-pagina van de regionale politie die aan het rijmen was geslagen over ‘Er was eens een geit in P***hil die wilde echt heel graag van bil’ en vanaf hier ging het al niet meer om de geitjes maar om de eigenaar die gevonden moest worden, wie weet gelyncht, en rook alles alleen nog maar naar een Probleem, terwijl de enige betrokkenen, de geiten en mijn broer, elkaar niet in de weg zaten. Maar mijn mediawijze broer had dit dus  allemaal al voorzien, dus ook dat er gered moest gaan worden. ‘Vanavond Hart van Nederland of RTL’ schrijft mijn broer net. Hij gaat zijn quiona-reclamedoek er neerzetten, zegt ie, dan kunnen die geitjes daar lekker achter schuilen.