Waterlelies in de vijver. Voor het eerst. Iedere dag nieuwe steeltjes met de kleur van bietensap die een strak opgerold blad boven water duwen, waarna zo’n rolletje langzaam open rolt om zich uiteindelijk neer te vlijen op het wateroppervlak. Gisteren zag ik op mijn wandeling voor het huis met de miniatuur-windmolen bloeiende waterlelies: tussen de grote bladeren witte bloemen met gele harten. Nu wil ik ook bloemen. Geduld. Links en rechts van de vijver staan agapanthussen, Afrikaanse lelies. Vorig najaar stopten de tuinmannen ze onder een dikke turfdeken en sinds anderhalve maand steken ze rechts hun frisse groen weer uit de aarde. Links bleef het stil en grijs. Ik stuurde de tuinman een fotootje. Wat dacht hij? Hij zou nieuwe bestellen. Maar zie daar. Weken na rechts ontwaken ook de linker lelies. Geduld. Met het leliegras is het precies andersom. Links schiet er al volop frisgroen slank blad uit de vier planten, rechts staan de plukken leliegras er zielig bij met hun verlepte blad van vorig jaar. Zal geduld helpen? De hosta’s die in de lage vaste bak ten prooi vielen aan slakken hebben daar in hun hoge bak geen last meer van. Vorig jaar stonden ze alleen maar te staan, dit jaar schieten er tussen de grote ribbelbladeren stengels omhoog waaraan wel twintig of dertig witte kelken per stengel. Geduld. De frambozenoogst is nog nooit zo vroeg en rijk geweest. O ja, van de week zomaar een reiger midden op de brug over het water in zo’n standbeeldachtige pose. Ook die had geduld gehad. In zijn bek bewoog iets, het leek op de salamander die ik dit jaar voor het eerst in de vijver zag. De kikkervisjes zwemmen al zeker twee maanden rond, maar kikkers willen ze nog niet worden. Geduld.
Categorie: blog
Kijken en volhouden
Ik hou van dingen die ik nog niet eerder gedaan heb en waarvan ik op het eerste gezicht denk dat het niet al te moeilijk kan zijn. Afgelopen week ging het om een rolhordeur. Z had last van de beesten die binnenvlogen via haar balkondeur. Haar neef bood zijn rolhordeur aan, hij gebruikte hem niet. Ik demonteerde de rolhordeur in zijn flat en keek goed hoe alles in elkaar zat. Veel stelde het niet voor. Twee geleiderails, een afdekkap, twee wandhoudertjes voor op het ene deurkozijn waartussen de stang met het opgerolde horregaas geplaatst moest worden, en de hordeur zelf: een stang links, een stijl rechts en daartussen het horregaas. En, o ja, het magneetje voor op het andere deurkozijn en een handvol schroeven. Bij de neef rolde de hor van rechts naar links, bij Z moest die van links naar rechts rollen. Een paar dagen later ging ik aan de slag. Vijf uur later zaten alle onderdelen op zijn plek, alleen rolde de hor niet op. Ik zei: ik laat het even zo, ik ga nadenken. Een week leefde Z met een hordeur die niet oprolde. Aan een van de Hubo-mannen vroeg ik hoe dat werkte, zo’n rolhordeur. ‘In de stang,’ zei hij, ‘zit een veer. Aan de uiteinde van de stang zit een pinnetje dat je op kunt draaien. Als zo’n veer is losgeschoten, dan kun je het wel vergeten.’ Ik ging terug naar Z. Ze zei: ‘Kijk, hij doet het een beetje.’ Inderdaad rolde hij een heel klein stukje vanzelf in. Dat was een goed teken. Ik haalde de stang weer los. Ik begon aan het pinnetje te draaien. Het was heel klein. Zeker drie keer schoot hij terug. De veer werkte uitstekend. Ik pakte een tangetje. Daarmee kon ik het mechaniek beter opwinden. Maar hoe krijg je een hordeur van twee meter hoog in de geleiders gefrommeld terwijl je op een paar centimeter boven de grond een opgewonden palletje in het gaatje van de wandhouder moet zien te krijgen terwijl je dat palletje met een tangetje in opgewonden toestand houdt? Twee keer ging het mis. De derde keer lukte het. ‘Geduld,’ zei Z. ‘Volhouden,’ zei ik. ‘Wat is volhouden?’ Toen we de hordeur gewoon voor de lol een paar keer dichtdeden en weer openden en highfivend gelukzalig keken hoe die vanzelf achter de afdekkap oprolde, vroeg ik: ‘Heb je goed opgelet? Dan kun je het de volgende keer zelf.’ Ze lachte gul. Voor Schrijven was ze niet geslaagd, zei ze, ze had het heel slecht gemaakt. Maar kijken kan ze. Vandaag had ze praktijktoetsen. Werken met ouderen, activiteiten, goed zorgen. Twee keer een 10, appte ze.
Dubbel moeilijk
Z kwam binnen met oortjes in die verbonden waren met haar telefoon waarop een gesprek bezig was waar ik niks van begreep. Zij leert mijn taal, ik niet de hare. Op haar telefoon zag ik een split screen met links een foto van een mooie vrouw en rechts het beeld van een man die een telefoongesprek voerde. Ik schonk een glas vol met half perensap en half Spa blackcurrent en zette wat chocola en chips neer. Een student die hard studeert verbruikt veel energie. Toen Z haar telefoon neerlegde en haar oortjes uittrok, vroeg ik of ze me wilde vertellen wat ze had gehoord. Het was een lang verhaal. Die mooie vrouw was een artiest, een actrice, een zangeres, zoiets, een landgenote van Z in ieder geval. Ze was gevlucht en haar familie had lang niks meer gehoord tot soldaten haar paspoort aan de familie gaven. De familie dacht dat de vrouw dood was. ‘Als iemand dood is kun je die van je hart weggooien,’ zei Z. Ik schreef de zin op. Toen verschenen er berichten op Facebook, iemand had de vrouw nog gezien, met een andere vrouw, ze zouden worden vastgehouden, ergens, misschien in het buurland, misschien in haar geboorteland, een gevangenis, alles was onduidelijk. Soldaten van het land van de ouders zeiden: wij hebben nooit gezegd dat ze dood is. Het is zo moeilijk, zei Z. Berichten op Facebook, wat is waar. De man naast de vrouw op het telefoonscherm belde met de broer van de vrouw. Die vertelde wat de familie meemaakte. Geen rust in het hart. Ondertussen moet Z een presentatie maken, plaatjes invoegen, woorden, zinnen, powerpoint onder de knie krijgen, iets vertellen over haar stage, minstens acht minuten, liever de volle tien, dan is er geen tijd meer voor vragen. Bij mij kan ze het, in haar eigen huis nog beter, maar als het uur U daar is, voor de klas, voor de docenten die een cijfer moeten geven, is ze zenuwachtig. Zenuwachtig met een hoofdletter Z. ‘Mijn lichaam doet vanzelf,’ zegt ze. Ik open de presentatie, zet de stopwatch aan en zeg: ‘Doe alsof je nu voor de klas staat.’ Haar gezicht verstrakt, haar adem gaat omhoog, haar woorden komen te snel, haar hart bonkt en slurpt alles op, tot en met haar stemgeluid.
Onder de motorkap
Hoe lang kun je actie uitstellen? Eerst raakte de accu door zijn maximaal aantal opladingen heen. Nu ia een kwartier zonder aansluiting op het lichtnet al genoeg om de boel op zwart te laten gaan. De laptop werd een desktop, maar wat maakt het uit. Voor het snelle opzoekwerk heb ik mijn telefoon. Vervolgens gingen dingen trager: opstarten, switchen tussen het ene en het andere programma, het openen van een programma zelf, een zoekopdracht. Een beetje vertraging is helemaal niet erg. Veel gaat al zo snel. Er is altijd iets anders te doen, nadenken bijvoorbeeld. Toen verscheen vaker en vaker die draaiende toverbal. Ik wendde mezelf aan nog maar in één programma tegelijk te werken, een beetje zoals in 1995 in mijn eerste kantoorbaantje. Prima voor de concentratie. Ik begon mijn laptop ’s nachts aan te laten om ’s ochtends niet zo veel tijd kwijt te zijn aan het opstarten (sommige mensen zouden dit misschien ook wel willen kunnen met zichzelf). Dat ik niet zenuwachtig raakte, kwam door het zwarte kastje dat vrijwel altijd aan mijn laptop hangt en dat ieder uur of nog vaker een backup maakt, een backup die ik met één stekkerbeweging op een nieuwe laptop kan zetten waarna alles exact is zoals het was tot en met al mijn vertrouwde touchpadinstellingen, en dat binnen een halve dag inclusief het heen en weer reizen naar de winkel waar ik mijn nieuwe laptop zou gaan kopen. Dat vertrouwen ontleende ik aan een eerdere ervaring toen er accuut iets haperde. Het lukte me toen om alle onderzoek zelf te doen, ik resette het apparaat,ik veegde het zevenvoudig schoon, ik zette een kopie van de inhoud terug, zag nog net dat alles weer was zoals altijd tot de harde schijf echt de geest gaf. Met die nieuwe harde schijf liep alles weer een paar jaar prima. Nu had ik ook een idee van de oorzaak van de problemen – slijtage, de nieuwe veeleisende tijd niet meer kunnen bijbenen met de verouderde onderdelen -, en ik had na heel veel lezen en vergelijken een idee van de laptop die na deze zou kunnen komen. Toen ik deze week een kort verhaal waaraan ik schaafde niet meer tussentijds kon opslaan zonder het programma geforceerd te stoppen wist ik dat het moment gekomen was. Ik kocht eerst vijf boeken bij De Slegte, ging toen naar de beoogde winkel, kletste lang met de jonge verkoper over waarom de voor en tegens van mijn laatste twijfel, kreeg een mooie doos, ging weer naar huis en alles verliep zoals ik had gedacht, op een dingetje na, maar daarvoor was de geduldige helpdesk waar leuke nerds net zolang aan de lijn blijven tot je ziet wat je moet zien. Eerst werd ik gebeld uit Cardiff/Cork door een aardige jongeman met een licht Barry Stevens accent, toen me later nog een vraag te binnen schoot sprak ik een man met een fijne Brabantse tongval die duidelijk ook veel zelf onder de motorkap deed. Ik had het lang volgehouden met mijn oude laptop, complimenteerde hij me. Volgens hem lag het euvel vooral aan de harde schijf. Er was inmiddels en nieuwe generatie, SSD, die exponentieel veel meer kon dan de oude HDD-schijven. Bij zijn moeder had hij laatst voor 40 euro nog zo’n oude schijf door een nieuw type vervangen en daarmee kon haar oude beestje weer even vooruit. Kon ik die truc ook uithalen? (Misschien kon ik met een opknapbeurt nog iemand blij maken met mijn oude laptop). Volgens hem wel. Of kon ik beter iets doen aan het werkgeheugen van 2 gigabyte? Het kon, uitbreiden naar 4, het zou ook helpen, al was volgens hem die harde schijf crucialer. En dan had ik ook nog een kapotte accu, zei ik, de stekker moest altijd in het stopcontact. Tja, zei de hulpman, dan wordt het wel duur, zoveel nieuwe onderdelen, terwijl je niet weet hoe lang het moederbord het nog volhoudt. Ik stelde me voor dat chirurgen ook zo overleggen.
Koffie, dyslexie
Is koffie slecht? Daar hadden we het over. Nou, zei ik, als de koffie maar door een filter gaat. Wat is een filter? vroeg Z. Ik liet haar een bruin filterzakje zien. Z was ervan overtuigd dat bij haar manier van koffie zetten de schadelijke vetten ook niet in de koffie kwamen. Alhoewel ik niemand ken die het gehele proces van koffie maken tot en met bonen branden en malen thuis uitvoert, betwijfelde ik het. Zij verwarmt de koffie in een pot en alhoewel de drab onderin blijft kunnen de ongezondere stoffen zich vrijelijk hechten aan de vloeistofmoleculen hogerop in de koffiepot. Zij bleef gelukkig overtuigd van haar gelijk en verdedigde het met verve. Ze vertelde over haar vader die altijd eerst at voor hij koffie dronk, en dan ook maar één kopje. Zo niet haar moeder. Die dronk op haar nuchtere maag niet één, niet twee, maar gerust drie of zelfs vier kopjes, net als haar oma trouwens. Haar vader was de enige verstandige, vond ze, wat inhield dat de maag kennelijk wel een beschermlaagje kon gebruiken voor de koffie erin kwam. Het is leuk om via haar verhalen haar familie stukje bij beetje te leren kennen. Het examen Spreken eerder vandaag was helaas niet voldoende, een 5. Het ging over ’toelichting’ en ‘dyslexie’ en ‘inhoud’ (in de zin van Wat houdt dit in?): woorden die ze niet kende of, in het geval van dyslexie, nauwelijks kon uitspreken. Achteraf kon ze er mij prima over vertellen: moeite met lezen. Winst.
Lachen, leven
Z heeft examens, vorige week, deze week. Vandaag was Schrijven aan de beurt. Ze moest een email schrijven. We bellen via whatsapp. ‘Wat is cc,’ vraagt ze, ‘wat is bcc?’ Ik leg uit. Nadat we zeker een kwartier over de schrijfopdracht hebben gesproken, zegt ze: ‘Het is verleden, beter is morgen.’ Ze heeft gelijk. Er valt niks meer aan de schrijfopdracht te veranderen, beter is het de aandacht naar morgen te verleggen wanneer Spreken op het programma staat. Er zal een telefoongesprek nagespeeld worden, zoiets. Ze moet in ieder geval haar naam en adres kunnen spellen. Ze heeft de pech te wonen in een straat die vernoemd is naar een Zweedse scheikundige die in 1903 de Nobelprijs kreeg en van wie de naam negen moeilijke letters telt. Ze is wel zo slim om tijdelijk in een andere straat te wonen, de Binnenhofstraat. Ze babbelt, ik word niet moe werkwoordsvormen te verbeteren, hebben en zijn-verwisselingen terug te draaien. Dan zegt ze: ‘Voor jou is makkelijk schat.’ Ze lacht, haar lach is gul. Ze zegt dat ze zal blijven lachen, pas als ze overlijdt stopt ze daarmee. ‘Zelfde als met verdrietig en boos.’ Gisteren vroeg ze een kind dat op weg was naar de speeltuin wat het ging doen. Ik ga leven, zei het kind. ‘Heel filosofisch,’ zeg ik. Ze vindt het maar raar, hij leeft toch. Ze zegt dat ze gaat sporten, ze wordt er erg moe van iedere dag naar de sportschool te moeten, maar als ze thuisblijft komt het er niet van om haar broodnodige oefeningen te doen. Ik hoor hoe ze haar deur afsluit en de hal inloopt naar de lift. Straks valt haar wifi-signaal weg. ‘Oké,’ lacht ze, ‘fijne avond, ik ga leven.’ Soms weet ik niet waarom ik haar help zich te kneden in de mal van ons land.
Tasje
Een paar dagen geleden was mijn naamgeefster jarig. Ze was de lievelingstante van mijn moeder en leeft al lang niet meer. Maar zo gaat dat met de verjaardagen op de eerste kalender die je in je prille jeugd leert lezen: die vergeet je niet meer. Mijn hoofd raakt steeds voller met verjaardagen waar ik niet naar toe hoef. Mijn oudtante gaf altijd iets. Was je bij haar, dan kreeg je iets mee, kwam ze naar ons, dan had ze iets bij zich. Meestal in een plastic tasje van een sjiek damesmodehuis waar dan een sjaal uitkwam, of een paar sokken, of een gebruiksvoorwerp, of iets lekkers, of de oogst van de walnotenboom. Er werd soms lacherig over gedaan, over die tasjes, maar ik keek er naar uit. Nooit was het rommel, altijd iets goeds, iets nieuws, alleen had zij het bij nader inzien niet nodig. Ik ga vandaag naar mijn vriendin en behalve mijn werktas heb ik graag zo’n tasje bij me. Van de winter zaten er druiven in. Nu aardbeien. In lijn met de tijd is het geen plastic meer, maar het oersterke groengele tasje van de groentevrienden. Vanochtend op weg naar het station fietste ik speciaal nog even langs de groentewinkel voor zo’n mooie doos aardbeien. Ik schaam me niet voor die tasjes. Het is een goede traditie.