Minder

In het kookboek heten het brownies en moet het beslag in een rechthoekige vorm. Ik gebruik een springvorm en dan lijkt het baksel straks een taart. 300 gram boter, 300 gram suiker, 300 gram chocola, 300 gram rode bietjes, een paar eieren en nog wat zelfrijzend bakmeel. Ik neem volkorenmeel en doe daar een beetje bakpoeder bij, heb je ook zelfrijzend bakmeel. Ooit, heel lang geleden op een Duitse picknickplek zag ik aan een andere picknicktafel een Duitse man een kwart pak boter tussen een opengescheurd Kaiserbrötchen vouwen. Van mijn ouders had ik geleerd dat staren niet netjes is, maar soms is een beeld te sterk. Zijn er mensen die een heel pak boter of een berg suiker gulzig naar binnen lepelen? In de vorm van een taart wordt het al makkelijker. In een andere taart stop ik 350 gram geraspte wortels, maar ook hier zijn de hoeveelheden suiker en vet gigantisch. Een volgende keer ga ik experimenteren: hoeveel minder suiker en vet en chocola kan zonder dat de gasten zeggen: gatsie?

Winterbeurt

De tuinmannen plukken de tuin als was ze een kalkoen aan de vooravond van kerst. Een enorme schoof dood siergras verdwijnt onder een arm en hup, één slag van het mes is genoeg. Een ladder tegen de pergola en daar heeft het scheermes de onwillige sprieten van het blauweregenkapsel al te pakken, glad en plat zal het bladerdak volgend jaar zijn. Leeg, leeg, leeg, roetsjen de plastic bladharken. De groene sprieten van het pluimgras dat zich pas sinds september een beetje durfde te laten zien en waarvan ik nog zei dat ik er zo gelukkig over was, tsjak, een gemillimeterd ontgroeningskoppie, dat is de dank voor zijn moed. Op de rillende naakte huid strooien de tuinmannen turf. De kalkoen is nu een enorme cappuccino waarop de barista zijn kaneelstrooier in een vrolijke bui heeft leeggeschud. De pijpenstelenregen roffelt al twee nachten, maar de tuin geeft geen krimp. Kaneelbruin is ze en zal ze blijven. Mocht het de winter behagen, dan zet ze desnoods een witte hoed op.

Gans

Op mijn dagelijkse gelukswandeling, nu eens in een andere richting, zag ik heel veel ganzen gras eten. Mijn broer vertelde me deze zomer dat toen zijn buurman zijn gewas van het land gehaald had, de ganzen dat kale land als landingsbaan gebruikten en dan al taxiënd mijn broers tarwe of bonen inwandelden om hun buiken rond te eten. De ganzen hier waren bijna allemaal van hetzelfde bruingrijs op een enkel wit exemplaar na. Ik dacht: geen foto, ik onthoud het wel even en dan zoek ik straks thuis op wat ik gezien heb. Niet dus. Mijn gidsje kende wel vijf ganzen die allemaal bruingrijs waren en ik had dus ook moeten kijken naar de snavel: was die helemaal oranje, of helemaal oranje tegen een witte bles, en hoever reikte die bles dan, of was de snavel donker met een randje oranje, of donker met een randje roze? En dan die compleet witte gans, wat was dat? Mijn gidsje kende hem niet. Ik haalde mijn sportkleren van het wasrek en daar kwam de Post.nl-man aangelopen en alhoewel ik van geen bestelling wist, deed ik toch de deur open. ‘Het is zwaar hoor,’ zei hij. En ik liep met mijn sportkleren en het zware pakket naar de keuken en daar scheurde ik de doos open en haalde er de schitterende Vogelatlas van Nederland uit. Ik had erover gelezen in de krant, vooral over het relletje dat er op het jaarcongres van de vogeltellers een stand van de jagers zou staan. Maar daar lag die dus, cadeau van een oplettende vriend die eerder dan ikzelf aanvoelde dat een ontluikende hobby voeding nodig heeft, een schitterend boekwerk, resultaat van ‘citizen science’, burgerwetenschap, wetenschap uitgevoerd door heel veel vrijwilligers en een paar betaalde wetenschappers. En daar was mijn witte gans: soepgans. Natuurlijk! Mijn broer had die naam kunnen bedenken.

Trompet

Lees lekker dikke romans, gaf Maarten van Rossem als persoonlijke gelukstip. Een aantal van zijn tips kende ik al, Tolstojs Anna Karenina bijvoorbeeld en inderdaad was het een gelukkige en leerzame leeservaring. De negentiende eeuwse Russen van Tolstoj hebben er geen moeite mee om te beamen dat ze op Europa zijn aangewezen voor innovatieve producten en moderne arbeidsprocessen terwijl ze zelf nog zonder machines ploeteren en bakkeleien of de Russische volksaard ooit rijp genoeg zal zijn om het systeem van horigheid vaarwel te zeggen. Van een andere leestip, Prousts Op zoek naar de verloren tijd, kocht ik in augustus deel 1 – de Bezige Bij geeft de reeks opnieuw uit en dat eerste deel kostte maar een tientje – en ik snapte nu waarom. Ik sloeg het boek open en besloot er een projectje van te maken, ook al zo’n gelukkigmaker. Met het hoofdpersonage beland ik na acht pagina’s via een lamp waaroverheen een kap gezet wordt waardoor spookachtige figuren over de muren en gordijnen glijden bij ene Golo die op het kasteel van ene Geneviève de Brabant afrijdt. In een voetnoot lees ik dat Golo en Geneviève figureren in een Merovingische legende waarin Golo jaloers is en hij Geneviève, die getrouwd is met graaf Siegfried van Trier, beschuldigt van overspel. De legende inspireerde Robert Schumann tot het schrijven van de opera Genoveva. Wat een toeval, denk ik, dat R en ik van diezelfde Schumann gisterenavond zijn Vierde Symfonie uitgevoerd zagen en hoorden worden door de Bochumer Symphoniker, wat ook al weer vrij toevallig was. We zochten een aangename avondactiviteit ter viering van onze trouwdag en de overige podia bekoorden ons minder en het leek ons best grappig het nieuwe gezamenlijke jaar eens klassiek in te luiden. Tijdens het concert had ik alle tijd het orkest goed te bestuderen, de violen bij de violen, de altviolen bij de altviolen, daarnaast de cello’s, daarachter de bassen. Hoe meer je weet dat dit allemaal vaste afspraken zijn, hoe minder magie er overblijft. Schuin achter de klarinetten en fagotten zaten de trompetten. Maar er was iets mee, de bespelers hielden de trompet vast als een peuter zijn tuimelbeker. Geen drie Miles Davis-vingers die verticaal de ventielen indrukten. Ik raadpleegde een goed in de klassieken onderlegde vriend, ik bekeek filmpjes van deze uitvoering, googelde de naam van een van de trompettisten van de Bochumer Symphoniker, vond een foto van hem en zijn instrument en zag dat ik het niet verkeerd gezien had. Maar hoe heette het ding in zijn handen? Eindelijk, op de website van een grote instrumentenverkoper vond ik het: een draaiventieltrompet. Het instrument ontbeert reuk en smaak en zal daardoor geen Proustiaans madeleinekoekje worden, maar toch. Zie ik over twintig jaar een draaiventieltrompet, dan zal ik het weten.

Vink

Er is een pikorde. De roodborst is voor niemand bang en jaagt ook rustig grotere vogels weg. De koolmezen werken samen. Eentje is binnen twee minuten bij de pindakaas die ik in de holletjes van de boom heb gesmeerd. Hij pikt erin en als een andere koolmees komt kijken, vliegt koolmees 1 even op, zodat koolmees 2 uit hetzelfde holletje kan eten. De vlaamse gaai en de ekster zijn dol op de pindanetjes, als die er zijn gaan de koolmezen even een blokje om. De tortelduiven kunnen nergens aan hangen en zijn aangewezen op de voederschaal op de tuintafel of op de tegels onder het voederstation waar altijd wel wat van de vrachtwagen valt. De vink is de grote ontdekking. Dat ik die niet eerder heb gezien met zijn blauwgrijze helmpje, zijn herfstrode borst, zijn prachtig getekende vleugels en dat likje geel op de rug, is een raadsel. Hij is er ’s morgens al vroeg. Dan hoor ik zijn korte roep, soms een riedel, door het half geopende slaapkamerraam. Op ieder willekeurig moment dat ik de tuin in kijk, hipt hij wel ergens: over de takken van de amberbomen, op de steeds kalere takken van de blauwe regen, langs de vijver onder het voederstation, op het terras, op de schutting. Soms pakt hij al fladderend wat zaden van de bodem van het voederstation. Er zit een kooi omheen waar alleen de mezen en roodborst doorheen kunnen. Verder lijkt hij wat verlegen. De schaal met zaden op de tuintafel ziet hij wel, maar verder dan wat rondgescharrel op de stoelen en de rand van tafel komt hij niet. Ook de pindanetjes en de vetbol in de boom lijken hem te trekken, hij hipt van tak naar tak en komt steeds dichterbij, maar toch zie ik ‘m niet eten. Tot vanochtend. Toen hing hij aan het pindanet en at.

Geluksmoment

De dag waarop we naar Maarten van Rossem gingen die een boekje schreef over Wat is geluk? begon met een geluksmoment dat mij de rest van de dag vervulde met lichte opwinding. Ik stond voor het keukenraam en er landde een stripfiguur op de schutting. Ik keek onmiddellijk naar de vogelkaart aan de zuignap aan het raam waar helemaal rechts die middelgrote witzwarte vogel hing met hier en daar een rode vlek: de grote bonte specht. Hij was het! Woody Woodpecker in hoogst eigen persoon, maar dan met een opvallend rode kont. Onderschat niet het nut van kijken naar tekenfilms. Dat hij zo koddig op die schutting zat, waarbij ik zijn pootjes niet zag, komt natuurlijk door zijn voorkeur voor verticale oppervlaktes, bomen bijvoorbeeld, daar is de stand van zijn pootjes op afgestemd. Zijn buik was beige en in de vogelgids Welke vogel is dit? leek de beige buik voorbehouden aan een juveniel, al had een jonkie ook een rood petje en dat had deze niet, zijn pet was zwart uitmondend in een rood vlekje in de nek. Ik volgde de grote bonte specht in zijn vlucht door de tuin van de buurvrouw, liep twee trappen op voor beter zicht, volgde hem majestueus zwevend over onze tuin naar een verderop gelegen buurtuin tot die terugkwam en zich voor mijn neus vastklampte aan onze eigen amberboom op nauwelijks twee meter van mijn neus. Hij hipte daar gezellig wat rond, spreidde zijn prachtige vleugels en mijn geluksgevoel was zoveel groter dan mijn lijf aankon dat ik licht stuiterde zoals kleine kinderen dat zo mooi kunnen. Ik bleef kijken tot ik hem goed in me had opgenomen, draaide me toen even om om mijn telefoon te pakken, maakte een paar opnames en bekeek die aandachtig toen de specht voorgoed gevlogen was. Op de site van de Vogelbescherming las ik dat spechten van pindakaas houden en dat ik het beste een dikke tak of een openhaardblok kon nemen en daar met een 10 of 12 mm boortje gaten in moest boren van 4 a 5 centimeter diep om daar dan de pindakaas in te stoppen. Zorg dat je voortdurend een projectje onder handen hebt, zegt Van Rossem in zijn geluksboekje. Ga niet piekeren over de zin ervan, want was is de zin van het leven, onderneem, doe, maak iets, zoek iets uit, met een begin en een eind. Als het je vreugde schenkt, is het voldoende. Dit was een fijn projectje. Aan boortjes ontbrak het me niet, wel aan zo’n houtblok. In ieder geval wandelde ik zeker een uur, ook al zo’n tip voor geluk, waarbij ik niet vergat een pot vogelpindakaas te halen bij de dierenwinkel, maar zo’n blok met gaten hadden ze niet. Ook nam ik bij de groentevrienden het leven door onder het genot van een kopje thee, want sociaal gedrag is een van de effectiefste geluksstrategieën. De groentevriend vond dat er een bloemenzaak terug moest komen in de vertrekkende bloemenzaak, maar het gerucht ging dat het kleding ging worden. Allebei betreurden we dat, zij het dat ik nooit bloemen koop, maar wel plantjes. Plantjes voor in de tuin waarvoor ik niet helemaal naar zo’n overweldigend tuincentrum hoef, die koop ik graag. Vanochtend smeerde ik alvast wat pindakaas in de holtes van de amberboom. De koolmezen waren er snel bij. Maar Woody Woodpecker liet zich niet zien. Vanmiddag zal ik in mijn gelukswandeluurtje naar de plas lopen waar ik onder de bomen en in de struiken ga speuren naar een geschikte tak. Ook al zo’n fijn projectje.

Wiel verwisselen

De kofferbak staat open, een wiel ligt op straat. Mijn buurman zit op zijn knieën en krikt de rechtervoorkant van zijn grijze Volvo omhoog. Even later is het voorwiel eraf, hij staat ermee in zijn handen voor de kofferbak. Hij is niet groot, een stuk kleiner dan ik (een stuk ouder trouwens ook), dus moet hij op zijn tenen gaan staan terwijl hij met links de hoedenplank omhoog houdt en met rechts het wiel over de rand van de kofferbak tilt. Ik hoor het wiel in de ronde uitsparing in de kofferbak vallen. Het begint te regenen. Naast de wielloze as ligt een nieuw wiel, een sleutel en vier moeren in een zorgvuldig patroon. De buurman heeft een groene jas aan en een donkerblauwe pet op. Als ik even later weer kijk, zit het wiel erom, zijn de moeren van de straat en is de kofferbak dicht. Natuurlijk hoop ik dat ik op 81-jarige leeftijd ook nog zo op mijn knieën kan zitten om een wiel te verwisselen. Ik hou erg van apparaten die uit elkaar te halen zijn.