Lees lekker dikke romans, gaf Maarten van Rossem als persoonlijke gelukstip. Een aantal van zijn tips kende ik al, Tolstojs Anna Karenina bijvoorbeeld en inderdaad was het een gelukkige en leerzame leeservaring. De negentiende eeuwse Russen van Tolstoj hebben er geen moeite mee om te beamen dat ze op Europa zijn aangewezen voor innovatieve producten en moderne arbeidsprocessen terwijl ze zelf nog zonder machines ploeteren en bakkeleien of de Russische volksaard ooit rijp genoeg zal zijn om het systeem van horigheid vaarwel te zeggen. Van een andere leestip, Prousts Op zoek naar de verloren tijd, kocht ik in augustus deel 1 – de Bezige Bij geeft de reeks opnieuw uit en dat eerste deel kostte maar een tientje – en ik snapte nu waarom. Ik sloeg het boek open en besloot er een projectje van te maken, ook al zo’n gelukkigmaker. Met het hoofdpersonage beland ik na acht pagina’s via een lamp waaroverheen een kap gezet wordt waardoor spookachtige figuren over de muren en gordijnen glijden bij ene Golo die op het kasteel van ene Geneviève de Brabant afrijdt. In een voetnoot lees ik dat Golo en Geneviève figureren in een Merovingische legende waarin Golo jaloers is en hij Geneviève, die getrouwd is met graaf Siegfried van Trier, beschuldigt van overspel. De legende inspireerde Robert Schumann tot het schrijven van de opera Genoveva. Wat een toeval, denk ik, dat R en ik van diezelfde Schumann gisterenavond zijn Vierde Symfonie uitgevoerd zagen en hoorden worden door de Bochumer Symphoniker, wat ook al weer vrij toevallig was. We zochten een aangename avondactiviteit ter viering van onze trouwdag en de overige podia bekoorden ons minder en het leek ons best grappig het nieuwe gezamenlijke jaar eens klassiek in te luiden. Tijdens het concert had ik alle tijd het orkest goed te bestuderen, de violen bij de violen, de altviolen bij de altviolen, daarnaast de cello’s, daarachter de bassen. Hoe meer je weet dat dit allemaal vaste afspraken zijn, hoe minder magie er overblijft. Schuin achter de klarinetten en fagotten zaten de trompetten. Maar er was iets mee, de bespelers hielden de trompet vast als een peuter zijn tuimelbeker. Geen drie Miles Davis-vingers die verticaal de ventielen indrukten. Ik raadpleegde een goed in de klassieken onderlegde vriend, ik bekeek filmpjes van deze uitvoering, googelde de naam van een van de trompettisten van de Bochumer Symphoniker, vond een foto van hem en zijn instrument en zag dat ik het niet verkeerd gezien had. Maar hoe heette het ding in zijn handen? Eindelijk, op de website van een grote instrumentenverkoper vond ik het: een draaiventieltrompet. Het instrument ontbeert reuk en smaak en zal daardoor geen Proustiaans madeleinekoekje worden, maar toch. Zie ik over twintig jaar een draaiventieltrompet, dan zal ik het weten.