Gans

Op mijn dagelijkse gelukswandeling, nu eens in een andere richting, zag ik heel veel ganzen gras eten. Mijn broer vertelde me deze zomer dat toen zijn buurman zijn gewas van het land gehaald had, de ganzen dat kale land als landingsbaan gebruikten en dan al taxiënd mijn broers tarwe of bonen inwandelden om hun buiken rond te eten. De ganzen hier waren bijna allemaal van hetzelfde bruingrijs op een enkel wit exemplaar na. Ik dacht: geen foto, ik onthoud het wel even en dan zoek ik straks thuis op wat ik gezien heb. Niet dus. Mijn gidsje kende wel vijf ganzen die allemaal bruingrijs waren en ik had dus ook moeten kijken naar de snavel: was die helemaal oranje, of helemaal oranje tegen een witte bles, en hoever reikte die bles dan, of was de snavel donker met een randje oranje, of donker met een randje roze? En dan die compleet witte gans, wat was dat? Mijn gidsje kende hem niet. Ik haalde mijn sportkleren van het wasrek en daar kwam de Post.nl-man aangelopen en alhoewel ik van geen bestelling wist, deed ik toch de deur open. ‘Het is zwaar hoor,’ zei hij. En ik liep met mijn sportkleren en het zware pakket naar de keuken en daar scheurde ik de doos open en haalde er de schitterende Vogelatlas van Nederland uit. Ik had erover gelezen in de krant, vooral over het relletje dat er op het jaarcongres van de vogeltellers een stand van de jagers zou staan. Maar daar lag die dus, cadeau van een oplettende vriend die eerder dan ikzelf aanvoelde dat een ontluikende hobby voeding nodig heeft, een schitterend boekwerk, resultaat van ‘citizen science’, burgerwetenschap, wetenschap uitgevoerd door heel veel vrijwilligers en een paar betaalde wetenschappers. En daar was mijn witte gans: soepgans. Natuurlijk! Mijn broer had die naam kunnen bedenken.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.