Vogelpolitiek

De bewoning van het grijze hoge vogelhuis begint nu toch serieus te worden. Vlogen de koolmezen aanvankelijk af en toe eens naar binnen om dan na een hele lange tijd weer eruit te komen, nu is het Schiphol. Mama-koolmees met de iets smallere zwarte stropdas op haar borst is nog maar net naar binnen gegaan of papa-koolmees cirkelt al in de wachtrij om te mogen landen. Mama naar buiten, papa erin, papa eruit, mama erin. Hoe het met de frequentie van de nachtvluchten zit, heb ik nog niet uitgezocht. We hebben nog een iets breder, lager vogelhuis, een paal verder, net zo klaar als het grijze vogelhuis, fris groen zelfs met een leuke witte veranda en een zeeblauwe schep tegen de muur, maar toch gebeurt daar niks. Misschien vinden ze het in het vogelparlement gewoon teveel, twee huizen zo dicht bij elkaar, of is er een protestbeweging die de opening van dit Lelystad-huis tegenhoudt.

Iedereen weet het

H vroeg of ik zin had in de film Todos lo Saben. Natuurlijk. Javier Bardem die ik voor het eerst zag in No Country for Old Man en Penelope Cruz die ik al vaker zag in films van Pedro Aldomovar, spelen de hoofdrollen en zie ik graag. De film begint met een bruiloft, een Spaanse bruiloft, familie, vrienden, muziek, eten, drinken, idyllisch landschap, mooi weer, een stortbui, en dan in de late uurtjes volgt het drama. Irene, de dochter van Laura alias Penelope is weg, alles wijst op een ontvoering. Zoals dat gaat wanneer je een steen in de vijver gooit, komt er van alles los in de familieverhoudingen wat tot dan onder het oppervlak lag. Todos lo Saben betekent letterlijk ‘Ze weten alles’ of ‘Iedereen weet het’. Wat ik er vooral aan overhield, behalve de ervaring van een knap in elkaar gezet scenario en een spannend gespeelde film, is dat de mens vaak niks weet, een snipper hier, iemand anders een snipper daar, we leggen al die individuele verhalen zelden bij elkaar, het leven is vooral fragmentarisch, we vragen er niet naar bij elkaar omdat we niet weten waar we naar zouden moeten vragen. Of we houden om allerlei particuliere belangen onze mond, waarmee we er op aansturen dat er uiteindelijk iemand heel boos of gek gaat worden omdat iedereen ‘het’ bleek te weten, behalve die ene. We hebben bijna een film nodig om alle ins and outs van een familiegeschiedenis boven water te krijgen. Of een boek. En dan nog. Er is altijd wel weer een nieuw geheim, een vermoeden, dat zit ook goed in deze film, nooit is alles te ontrafelen, omdat we mensen zijn en geen feiten. Toch wenste ik dat Irene, de dochter die kwijt is, naast ons in de zaal kon zitten. Maar dat zit ze niet, ze ligt op een achterbank, heel bleek.

Groene asperges

Er zaten groene asperges in het krat. Ik vond een recept waarvoor ik alle ingrediënten wel zo’n beetje in huis had, het was een bijgerecht voor twee personen, dus kon het prima als hoofdgerecht voor één dienen. Ik draaide de oven op 220 graden, haalde uit de diepvries twee kleine boterhammen en legde die op het ovenrooster: een simpel alternatief voor de panko uit het recept. Toen pakte ik de groene asperges, zocht bij iedere asperge naar het breekpunt, daar waar het lekkere overgaat in de houterige onderkant, brak en legde de geschoonde asperges naast elkaar in een ovenschaal. Ik deed er wat olijfolie en zout en peper over en husselde alles een beetje door elkaar. Van een stuk parmagiano raspte ik ongeveer drie eetlepels kaas. Ik opende de ovendeur en voelde aan de boterhammen. Ze waren al lekker droog. Ik haalde ze eruit, sneed ze in kleinere stukken, pakte het bakje van de staafmixer, deed het brood daarin, zette de staafmixer er bovenop en maalde de stukken tot mooi broodkruim. Toen deed ik de kaasrasp erbij en een lepel koude boter. Dat mengde ik weer. Ik schepte het broodkaasboterkruim over de groene asperges en schoof alles in de oven. Nu had ik tijd voor de afgebroken onderkanten van de asperges. Ik deed ze met wat zout in een steelpannetje, overgoot ze met water tot ze net onder stonden en liet dat lekker koken. Na twintig minuten draaide ik het vuur uit en legde ik een deksel op de bouillon. In de oven was de kruimkorst inmiddels mooi bruin geworden en de asperges beetgaar. Ik schepte de helft op een bord en sprenkelde er, bij gebrek aan een citroen, een paar druppels appelciderazijn erover. Een exquise maal.

Nooit

Van K hoorde ik dat mensen die zijn gevlucht en mensen die zijn gebleven elkaar in het zuidelijke buurland proberen te ontmoeten. Ik vraag ernaar bij Z. Ze volgt het nieuws daar meer dan hier. Vrijwel onmogelijk, zegt ze. De grenzen zijn weer dicht, alleen via de lucht kunnen mensen naar het zuidelijke buurland, maar dan nog. Kom maar eens aan papieren. Een regime dat zijn bevolking wil controleren en niet wil dat mensen voor altijd weggaan, maakt het verkrijgen van een paspoort gewoon heel erg ingewikkeld. We praten over dictators. Dat dictators, als ze het eenmaal zijn, nooit meer iets anders kunnen doen. Want stoppen ze ermee, dan zijn ze binnen een week dood, zoveel vijanden hebben ze gemaakt. Lukte het dictators vroeger nog wel om na afzetting rustig verder leven in een ver land op een ander continent, in tijden van globalisering is de vijandschap ook geglobaliseerd. Dus blijven ze voortdurend van het land en het volk roven om daarmee een kliek rondom hen tevreden te houden, opdat die de dictator zullen beschermen. Dat is het wankele evenwicht. Z weet zeker dat de dictator in haar geboorteland nooit zal stoppen, en ook niet zal doodgaan.

Instrument

Ik nam de metro naar Delfshaven, koos na het uitchecken in een keer de goede uitgang, liep een paar minuten oostwaarts langs een belwinkel en een oriëntaalse snackbar met heel veel citroenen in de vensterbank, sloeg rechtsaf naar de historische haven, liep langs terrasjes met toeristen, telde de huisnummers en belde bij een hoge zwartgelakte deur aan. De jonge vioolbouwer deed open, zijn haar was kort, maar net lang genoeg om te kunnen zien hoe steil het was. De hele begane grond was winkel en werkplaats. Het zag er goed uit. Er was een hoge oude kast waarin violen zij aan zij aan planken hingen zoals boeken in een boekenkast staan. Helemaal achterin bij de ramen die grensden aan een binnentuin was een werktafel met gereedschappen en onderdelen en bekers en bakjes. Ik zag een Ikea-vakkenkast zoals ik er zelf ook eentje heb, al was ie nu leeg en stond ie klaar om weg te doen, hij had er wielen onder gedaan, heel slim. Er was een prachtige brede oude vakkenkast met metalen greepjes tegen een lange muur, gereedschappen op een bord aan een andere muur en daaronder een kast met heel veel brede lades, een soort tekeningenladekast, misschien om de plaatjes hout voor de violen in te bewaren. Tussen de werkplaats in het achterste gedeelte en de toonbank waaromheen wij stonden lagen cello’s op de grond. Hij pakte er eentje die de mijne ging worden, tenminste voor zolang ik huurde. Waar kwam die vandaan? vroeg ik. China, helemaal nieuw. Hij benoemde de houtsoorten: van het voorblad, de achterkant, de zijkanten, ik ben het nu alweer vergeten, maar er waren meerdere bomen bij betrokken. De kam had hij erop gezet, misschien had hij de boel ook wel geassembleerd, hoe gaat zoiets in een container, zo plat mogelijk? Een stok van paardenhaar kwam ook van hem, en dan kreeg ik er ook een fonkelnieuwe hoes bij en hars en een plankje. Dat plankje was Made in Taiwan. Omdat ik nog niks kan, gingen we geen tijd verdoen met luisteren en uitproberen, dat mocht ik met de docent gaan doen. Als er iets was, kon ik altijd komen omruilen. Hij stopte de cello in de hoes. Altijd eerst de cello en dan pas de strijkstok en bij het uitpakken precies omgekeerd: eerst de stok eruit en dan pas de cello. Wilde ik de borg en de eerste maand huur met pin betalen? Of cash? Vooral buitenlandse muziekstudenten betaalden graag cash, zo zag hij nog wel eens groene honderdjes en hoopte hij dat ze niet vals waren. Ik deed de hoes op mijn rug, er zaten fijne rugzakbanden op en ik trok de banden een beetje aan. Hoe groot ben ik nu? vroeg ik. Bij hem paste ik nog prima onder het bovenkozijn van de hoge deur door, maar soms moest ik wel even bukken, zei de vioolbouwer. Het was mooi weer. Ik besloot niet terug te lopen naar de halte vanwaar ik was gekomen maar richting de stad te gaan, naar Coolhaven. Ondertussen voelde ik aan de hoes op mijn rug. Links en rechts stak hij een beetje uit, maar als ik mijn armen los langs mijn lijf bewoog, kon ik me bijna even breed maken als het instrument. Ik kwam bij een brug waarvan de lampen net op rood sprongen al reed een politieauto nog gewoon de brug over. Verderop kwam een schip met grind aan, bellen begonnen te rinkelen. Naast de brug was een brugwachtershuis met een donkere ruit waarin ik mezelf bekeek. Ik besloot een foto te maken van mijn spiegelbeeld en net toen ik de foto gemaakt had, kwam er een appje van een vriend binnen. Ik stuurde hem het fotootje. ‘Alsof iemand in niqab je op de hielen zit,’ schreef hij. ‘Heeft ie ook een Dirk-tas met een prei eruit?’ vroeg ik, wetend dat de vriend de strip Sigmund kent. Bij de ingang van station Coolhaven bukte ik een heel klein beetje. Gewoon voor de zekerheid.

Kijken en opzoeken

‘Sorry,’ zei ik tegen de vederesdoorn die in de voortuin op een meter van onze gevel en op twintig centimeter van het trottoir domicilie had gekozen. ‘Ik lees dat je tien tot vijftien meter hoog kan worden, dan mag je hier niet staan, zo zijn de regels op dit stukje van de aarde.’ Ik trok het blad los en peurde diep met mijn wijsvinger om de veel langere witte pen uit de grond te trekken. Gelukkig was precies hier de aarde zanderig losgewoeld, waarschijnlijk door mieren. Behalve een witroze korenbloem bloeide er nu ook een paarsblauwe en daarnaast stond her en der verspreid duizendblad, nog zonder de witte bloempjes, maar wel al met die duizend minuscule blaadjes, dubbel veerdelig, lees ik ergens, slipjes, ergens anders. Met tien, vijftien slipjes vormen ze een zijblaadje, en vijftig zijblaadjes vormen weer een gigantisch rank blad, een soort reuzendille. Nieuw en spontaan ontsproten aan de aarde was het gele bloempje van de akkerkool. Op internet lees ik dat het malse jonge blad gegeten kan worden zoals spinazie, rauw in een salade of gewokt. Dat laatste gold ook voor het komkommerkruid, dat aanvankelijk leuk en met prachtige blauwe bloempjes begon, maar nu toch heel erg groot begint te worden met nieuwe zaailingen rondom. Dan kwam er nog iets op dat zomerfijnstraal zou kunnen zijn, al was de Pl@ntNet-app er niet zeker over. Straks, als het met witte margrietjes ging bloeien, wist ik het zeker.

Op zoek naar wormpjes

De jonge merels met hun lichtbruine spikkelkleed en op hun rug en staart al veren in volwassen kleuren kunnen inmiddels vliegen, maar roepen nog wel voortdurend om eten. Dan gaan ze op de rand van de schutting zitten, roepen eentonig en wachten tot pa of ma komt aanvliegen en iets in hun bek stopt. Vandaag pikt vadermerel met zijn snavel wild in de border op zoek naar wormpjes. Eén van de twee jongen doet hem na in het nieuwe plantbed met het opkomende bloemenmengsel en de Japanse azalea. Gratis schoffelmachines. Straks zal ik alles aanvegen, zodat ze morgen weer hetzelfde kunnen doen.