Bevruchtingspoging

De klimcourgette die ik als een peutertje in een klein voorkweekpotje van de tuinbaas kreeg, groeit geweldig. Eerst verschenen er twee mannetjesbloemen. Na een tijdje vielen die werkloos van hun steeltjes op de aarde. Toen kwam er een vrouwtjesbloem. Aan de bloemen zelf is het geslacht niet af te lezen, het gaat erom wat er onder die bloem zit. Onder de mannetjesbloemen zit niks, ja die steel, onder de vrouwtjesbloemen zit een verdikking, dat wat uiteindelijk de courgette gaat worden. De vrouwtjesbloem stond een dag of wat open, maar toen sloot ze haar bloembladeren.

Nu is er weer een mannetjesbloem. Ik volg alle aanwijzingen in de app van Jelle om de bestuiving en bevruchting een handje te helpen: ik pluk de mannetjesbloem, haal het bloemblad eraf, leg dat apart – is namelijk eetbaar, kan door de salade –, hou dan een eidooiergele meeldraad over. Met die meeldraad moet ik over de stamper van de vrouwtjesbloem vegen. Maar die vrouwtjesbloem is nog altijd gesloten als een oester. Ik probeer een opening te vinden in het bloemblad, gebruik duim en wijsvinger zoals de doktersassistente doet als ze een uitstrijkje wil maken, na wat gepruts krijg ik de stamper in beeld, breng de meeldraad naar binnen, veeg ermee over de stamper. Dan laat de vrouwtjesbloem los, ik kijk naar een kleine courgette die vanachter de bloem tevoorschijn is gekomen terwijl de bloem ter aarde is gestort. Ik pak de bloem, duw die nog even terug op zijn plek, leg haar dan weer terug op de aarde.

Onder de tuinbazen ben ik natuurlijk ook nog maar een peuter.

Maskermode

Onderweg naar celloles 2 na de lockdown. De metro vult zich organisch, eerst de stoelen aan de raamkanten en dan vooral die stoelen waar je niemand voor of achter je hebt. Lukt dat niet meer, dan raken ook de tussenrijen bezet. Alleen mensen die elkaar kennen gaan naast elkaar zitten. Het is nog niet zo druk dat mensen naast een vreemde hoeven te gaan zitten. Ik hoef niet na te denken wat ik ervan zou vinden als iemand naast me komt zitten, er kan niemand naast me zitten, daar staat die enorme cellokoffer.

De mondkapjesdiscipline is bij de meeste mensen op orde, al zijn er ook genoeg die eerst instappen en dan onderweg naar een stoel of pas als ze zitten iets uit hun jas of broekzak opduikelen en het ding om de oren doen. Dan is er nog de halve methode – wel de mond bedekken, niet de neus – en de op/af-methode – mondkapje hangt onder de kin of aan één oor, dat praat lekkerder in de telefoon en gaat omhoog zodra er controleurs langskomen. De controleurs dragen trouwens spatkappen, als een laskap, maar die ene controleur heeft zijn kap schuin naar voren geklapt. Een reiziger wijst hem erop. O ja, dank u, u heeft gelijk. Hij doet de kap naar beneden. De andere controleur heeft de spatkap gecombineerd met een mondmasker. Plastic handschoenen dragen ze allebei. Zwart.

Ik glimlach naar een kindje in een wandelwagen, maar het kindje blijft onbewogen naar me staren. Tuurlijk, het kind ziet mijn lach niet. Wat doen al die maskers met jonge kindjes? Geen angst voor dokters later? Geen angst voor overvallers?

Eén reiziger heeft zijn zwarte mondmasker tot over zijn ogen getrokken. Ook handig.

Global Warning

Plotseling mogen we weer. Niet in onze vertrouwde benauwde ruimte die zonder corona al te klein was, maar in een andere, grotere ruimte op de zolder van hetzelfde oude pand. Een ruimte die we nooit gevonden zouden hebben maar waar we nu vanzelf komen door de eenrichtingsverkeer pijlen te volgen en niet te aarzelen bij deuren die te klein lijken en ons in een oud trappenhuis brengen waar zelfs kaboutervoeten nauwelijks op de traptreden passen. We pakken onze koffers uit.

Niet allemaal. Een klarinettist heeft net een meisje gebaard, een fluitist heeft een nare peesaandoening, de basklarinettist met twee jonge meisjes is een beetje verkouden. Die er wel zijn kennen alleen van horen zeggen een paar verhalen van corona-zieken. Verder maakt iedereen het goed. De kinder-ok-verpleegkundige heeft het rustig gehad, dat moet nu allemaal ingehaald gaan worden; de dirigent heeft mee moeten doen met de Zoom-balletlessen van zijn dochtertje van vier, wat niet meeviel; een van de fluitisten vond de Franse literatuurlessen via Zoom bijna beter te volgen dan klassikaal.

We hebben niet helemaal stilgezeten de afgelopen vier maanden, we hebben meegespeeld met mp3 tracks waarmee onze dirigent ons voedde, we hebben partijen opgenomen, één stuk – A Casinha Pequenina – heeft de dirigent onder elkaar gezet, gemixt, gedubt, ge-edit of hoe het allemaal maar heet. Het was in ieder geval veel werk, zei hij, maar ook leuk en met een helemaal niet onaardig resultaat. De muziekschool zou er nog wel beeld bij willen. Dan moeten we weer aan de slag met onze telefoons om onszelf goed te filmen – de telefoon liggend houden! – en dan hebben we, wereldband Global Warning (what’s in a name), straks ons eigen corona-filmpje.

Maar nu eerst spelen. Samen spelen. Naar elkaar luisteren. Op elkaar reageren, tempo, dynamiek, snappen welke rol jouw partij in het grote verhaal speelt, je eigen stem vinden. Zelfs na vier maanden voel je soms alweer die magie, dat één plus één drie kan worden.

Meterstanden

1 juli, tijd voor de meterstanden. Omdat we ooit de vervanging van de mechanische meters voor digitale hebben geweigerd, moeten we dit jaar niet alleen bij de energieleverancier standen aanleveren, maar ook bij de netbeheerder. Prima.

Van de netbeheerder kregen we het verzoek per post. R scant met de camera in zijn telefoon de QR-code op de kaart, komt daarmee op een webpagina van de netbeheerder, moet nu de camera op de meterstanden in de meterkast richten waarna een programmaatje het camerabeeld naar cijfers op die webpagina vertaalt, vervolgens mag R op akkoord klikken als die vertaalslag volgens hem goed is gegaan.

Voor de energieleverancier open ik de app op mijn telefoon. Ja, daar staat het verzoek al klaar. Ik tik op het verzoek en kom op een pagina waar ik de standen kan invullen. Ik kijk op de foto’s die ik net in de meterkast gemaakt heb en vul in de app in wat ik op de foto’s zie. Na het intypen van de dagstand van de elektriciteit verschijnt er een oranje balk met daarin de mededeling: Weet u zeker dat u de goede cijfers hebt ingevuld? De stand wijkt erg af van het geschatte verbruik.’ Ja, ik weet het zeker. Moeten ze maar niet zo raar schatten. We hebben 7 procent minder stroom gebruikt, we zitten nu op 131 kWh gemiddeld per maand, maar dat is niet moeilijk als de zomer tot in oktober doorloopt en in april al weer volop begint. Misschien helpt ook het wegdoen van de tv een beetje mee en de vervanging van de laatste halogeenlampen door led. Bij het gasverbruik verschijnt opnieuw die oranje waarschuwingsbalk. We zijn van 795 kubieke meter gas in het vorige seizoen naar 702 kubieke meter afgelopen jaar gegaan. Dankzij de winter die er dus niet was. ‘En een beetje kou lijden,’ zegt R. ‘Weet je dat je adel kunt herkennen aan de kou waarin ze zitten?’ zeg ik. ‘Was jouw jongensdroom niet een kasteel waar je met je lievelingstante ging wonen?’

Droogte (4), regen, tijd

Het blauwmaanzaad van mijn broer is toch nog opgekomen. Een maand geleden vertelde hij dat het mislukt was, dat het bij iedereen mislukt was, vanwege de regen die wekenlang uitbleef en omdat die olieachtige zaadjes zo luchtig liggen.

Wat kunstmatige beregening niet voor elkaar kreeg, lukte de regen uit de wolken wel. De blauwmaanzaadjes ontkiemden alsnog en begonnen te groeien. Een goede opbrengst zou het niet worden, verwachtte mijn broer, maar hij keek het in ieder geval even aan. Hij had in een deel inmiddels geschoffeld en gespoten tegen het vuil ‘want dat groeit altijd’.

Nu hij niet meer dag en nacht met beregeningshaspels in de weer hoefde, was hij op het voorerf bezig een loopbrug voor zijn vrouw te maken zoals je die ook wel in revalidatiecentra ziet: zo’n parcours van een meter of vier, vijf met links en rechts leuningen. De palen had hij al in de grond geslagen, nu moest hij er nog buizen op lassen. Ik vermoed dat de brug bij hem een meter of twintig wordt.

Bericht voor JJ

De tuinbaas schrijft: ‘Wil je JJ laten weten dat ik het een mooi verhaal vind? De tijdmachine. De mooiste zin vind ik: Hee, rustig aan…’

Ik schrijf de tuinbaas: ‘Het gaat zo goed in de moestuin, iedere ochtend een rondje klein groot geluk.’

Wit, rood, lila, nog geen blauw

Vijf jaar geleden schreef ik op 7 juli over de yucca die overnight in bloei was gekomen. Nu is het nog geen juli en de yucca staat net zo plotsklaps in volle bloei. Eén stengel is er dit jaar aan de rozetvormige bladeren ontstegen, dat willen er andere jaren nog weleens twee zijn, maar deze ene zit zo vol bloementrossen met dicht op elkaar die grote crèmekleurige hangende kopjes, dat je er met gemak drie in kunt zien. Links en rechts van de yucca, onder de witte en blauwe druif, bloeien de ezelsoren die ik onlangs in Rijsoord kocht diep lila, de vorig jaar in Ede gekochte Stachys houden de spanning er nog in, daar alleen nog blad. Kleurt de yucca de rechterhoek van de tuin wit, links doen de Annabellen dat met hun muur van witte sneeuwballen.

Het beemdkroon of Knautia dat ik onlangs ook in Rijsoord kocht en dat halverwege de tuin staat, heeft al gebloeid, de eerste van de drie Knautia macedonia die ik vorig jaar in Ede kocht, begint nu haar rooddonkerroze pracht te tonen. Dan de Phlox ‘Fairytale of the Ural’. Vorig jaar had ik te laat in de gaten dat meeldauw het op deze vlambloem had voorzien, maar dit jaar heb ik preventief met melkwater gespoten en vandaag zijn de eerste rozerode puntjes van wat komen gaat zichtbaar. Ook de Persicaria amplexicaulus ‘Dikke Floskes’, oftewel duizendknoop, toont al voorzichtig en nog heel dun de aren die zich in juli gaan ontwikkelen tot dikke rode bloemaren.

De Lobelia ‘Blaue Auslese’ houdt de spanning er nog in, zes van de zeven planten maakten de afgelopen weken flinke sprongen omhoog, eentje bleef al die weken klein, maar gelukkig is daar nu toch wat groei in te bespeuren. Ik kijk uit naar de blauwe bloemen. Dan zijn er die twee andere Lobelia’s, ‘Ruby Slippers’, die ik nog nooit heb zien bloeien, de belofte is auberginekleurig. Weelderig en zonder dat ik er iets voor hoef te doen bloeit de dovenetel, Lamium in het Latijn, grote diep lila speldenknoppen steken uit boven de bont gevlekte bladeren die ieder jaar weer een groter stuk bodem bedekken.

In de middenborders links en rechts van de vijver staan al een paar jaar vier Agapanthussen, Kaapse lelies. Vorig jaar heeft er voor het eerst één gebloeid en ook dit jaar zie ik in die ene twee bloeistengels met bovenop de dikke knop waaruit de bloem straks tevoorschijn zal komen, in die andere drie zie ik niks. Ik lees over bemesten met fosfor en kalium maar weinig stikstof eind augustus om de ontwikkeling van bloemknoppen het volgende seizoen te stimuleren. Heb ik nog nooit gedaan, net zo min als zo’n mestgift in de vroege lente na het weghalen van de vorstbescherming. Onthouden.

Dat ik zo kwistig met al die plantennamen in het Latijn en Nederlands strooi, heeft ook te maken met onthouden. Opschrijven, repeteren, hopen dat de onthoudspier een beetje spierballen krijgt.