Spruiten, druiven, geroosterd

In het nieuwe groentepakket van boerderij Landzicht zit een ruime pond spruiten. Schitterende spruiten. Ze zijn met de hand geplukt óf zorgvuldig nagekeken, want nergens vind ik een lelijke snee half door de spruit of lelijke plekken. Ik draai de oven op 225 graden. De spruiten maak ik schoon, ik halveer ze en leg ze op een stuk bakpapier op een bakplaat. Dan pak ik de blauwe druiven. Net bij het ophalen van de groenten zei de groentevriend: ‘Proef deze eens.’ Hij gaf me een blauwe druif met de vorm van een mini-rugbybal. Ik stak de druif in mijn mond. ‘Cassis,’ riep ik uit. Ik was de rugbycassisdruiven, halveer ze en leg ze bij de spruiten op de plaat. Dan pak ik uit de keukenla een schaar, loop ermee naar het voorbalkon en knip daar op goed geluk, het is al donker, vijf, zes, zeven takken tijm. Terug in de keuken was ik de takjes en sla ze op een theedoek droog. De takken leg ik tussen de spruiten en de druiven. Dan sprenkel ik er twee eetlepels olijfolie overheen, maal peper, strooi zout en meng alles voorzichtig door elkaar.

Ik schuif de bakplaat in de oven. Ondertussen hak ik een meer dan flinke hand walnoten grof. Na tien minuten meng ik de walnoten door het spruiten-druivenmengsel. Er borrelt paars sap tussen de groenten. Nog tien, vijftien minuten. Ik brokkel wat Roquefort op een bord en zet een schaal klaar. Na tien minuten proef ik een halve spruit. Ja, perfect. Ik haal de plaat uit de oven, vis de tijmtakken tussen de spruitjes en druiven uit, pak dan met mijn linkerhand twee punten van het bakpapier, pak met mijn rechterhand de andere twee punten, til het papier op en laat het lekkers in de schaal glijden. Losjes meng ik de blauwe schimmelkaas erdoorheen.

Wat aten we erbij? Aardappelpuree van een restje aardappelen en gekookte krieltjes van een ander restje.

‘Met dit gerecht hoef je niet op een hert te gaan jagen of achter een wild zwijn aan te zitten,’ zeg ik. Want zo smaakt het, als zo’n winters wildgerecht dat je voorgeschoteld krijgt in een Oostenrijks sterrenchalet met buiten meters sneeuw. ‘Nou,’ zegt R, ‘zo’n hertje zou hier heel goed bijpassen.’

Spinragwortels

‘Je moet het zien als een stekel tussen de bieten,’ zei mijn broer. ‘Je kunt ‘m boven de grond helemaal weghakken, maar als je de wortels niet meeneemt staat ie er na een week weer.’ De tumor in het hoofd van mijn broers vrouw is er een met wortels. De wortels kruipen als superfijn spinrag tussen de hersens en die kun je niet met een schrepel of een operatiemes weghakken. Alleen ‘boven de grond’ kun je wat doen, maar weg krijg je ‘m nooit. Daarom is de levensverwachting van mensen met die tumorvorm kort: weken, maanden. Dat was ook de voorspelling toen de tumor dertien jaar geleden bij mijn schoonzus gevonden werd.

Na jaren van operaties, chemo’s, bestralingen, een experimentele immuuntherapie en gestaag verlies van functies is er nu alleen nog de driemaandelijkse gang naar het ziekenhuis voor een mri-scan. Gisteren waren ze weer geweest. ‘En?’ vroeg ik. ‘Niet best,’ zei mijn broer. Voor het eerst waren de wortels zichtbaar op de scan: grillige wittige draadjes in de linkerhersenhelft. Dat de tumor daar voornamelijk huishoudt, was wel bekend. Het verklaart waarom de spraak hapert en nu zo goed als weg is, en ook waarom de rechterarm al een tijd niks meer doet. Daarom doet mijn schoonzus inmiddels alles met links, al gaat ook dat steeds trager: het opeten van een boterham kost gerust een half uur. Of langer. Ook het rechterbeen hapert steeds vaker.

‘Eerst kon ze nog op de hometrainer fietsen,’ zei mijn broer. Maar vanwege de toenemende evenwichtsproblemen gaat dat niet meer, ze zou er zo vanaf kukelen. Toen had mijn broer het zitdeel van de hometrainer losgemaakt en daar een bureaustoel met armleuningen voor in de plaats gezet. Daar kon mijn schoonzus niet uitvallen en zo kon ze toch haar benen blijven bewegen. Toen de kracht en de coördinatie uit het rechterbeen verdween en een omwenteling er niet meer in zat, kocht hij een elektrische hometrainer, knutselde hij weer en nu hoeft mijn broer of zijn middelste dochter, die overdag voor haar moeder zorgt, alleen maar haar voeten op de trappers vast te zetten en dan gaat de beweging vanzelf. Het moment dat ze niet meer op haar benen zou kunnen staan, lijkt niet ver. ‘Daar zijn dan weer van die tilliften voor,’ zei mijn broer. Begin december twijfelde hij of zijn vrouw het nieuwe jaar zou halen, zo flink dipte haar conditie, maar inmiddels was het nieuwe jaar alweer twee weken oud en was ze er nog en in iets betere doen.

Na het zien van de tumorwortels op de foto zeiden de artsen dat hun gereedschapskist nu echt helemaal leeg was. Mijn broer zei dat hij toch graag over drie maanden weer een scan wilde. Niet omdat hij twijfelde aan hun kennis, niet omdat hij verwacht dat door die scan het plotseling anders zal gaan met zijn vrouw, maar hij had in die dertien jaar te vaak meegemaakt dat dingen compleet anders liepen dan dat de artsen voorspelden. En dan weet je toch weer wat, zei hij. Een maand geleden had hij zijn vrouw gevraagd of ze haar leven nog van voldoende kwaliteit vond, of ze door wilde. Ja, dat wilde ze. ‘We lachen ook nog veel,’ zei mijn broer.

Zijn jongste dochter die in de zorg werkt en volgens de cao drie maanden zorgverlof mag opnemen, had naar aanleiding van de scan aan mijn broer gevraagd of ze dat zorgverlof maar eens moest gaan aanvragen. Mijn broer zei dat hij het echt niet wist. Al zo vaak had hij gedacht: dit is de laatste kerst samen, dit is haar laatste verjaardag en dan volgde er toch weer een kerst en toch weer een verjaardag. ‘Ze verrast ons tot nu toe iedere keer weer,’ zei mijn broer. En zo was het.

Nachtvorst

Ik dacht: misschien hoeven ze niet leeg deze winter. De regentonnen. Maar dan komt toch de verwachting van een paar dagen nachtvorst. Dus klik ik een slang op het kraantje onderin de grijze regenton die naast de voordeur staat en draai het kraantje open. De slang is lang genoeg om het water over het trottoir in de parkeervakken te brengen en vandaar loopt het vanzelf naar de nabijgelegen rioolput. Ik haal het deksel van de ton, hij zit helemaal vol, dat gaat wel even duren.

Ondertussen ga ik met de veel grotere regenton achter het huis aan de slag. De ton staat op het terras en dat terras is ruim een meter hoger dan de tuin. Zou ik het kraantje onderin de ton openzetten dan stroomt het water over het terras naar de goot die over de hele breedte van het terras loopt. In de goot zitten twee openingen met tuitjes die het water naar het linker- en rechter plantvak afvoeren waarin de amberbomen staan. Het kraantje opendraaien zou het makkelijkst zijn maar ik vind het te dicht bij het huis, te dicht bij de ruimte onder het terras waar de tuinstoelen staan opgeslagen en waar het wormenhotel staat. Bijna driehonderd liter regenwater. De grond is al flink nat, we zitten hier zes meter onder NAP, de opslagruimte zit daar nog een halve meter onder.

Aan de bovenzijde van de ton zitten twee openingen: door de ene komt het regenwater de ton in, door de andere zit een slang en via die slang heb ik een overloop naar de vijver gemaakt, voor als de ton vol zit. Ik til de slang een beetje op en het water begint te stromen. Overheveleffect. De straal is stevig. Ik duw de slang dieper in de ton tot op de bodem. De straal blijft krachtig.

Ik loop weer naar de voorkant van het huis. De regenton is zo goed als leeg. Ik haal de slang van het kraantje, til de regenton op, loop ermee naar de rioolput en kieper het laatste beetje water eruit. Dan doe ik de voordeur open, pak van onder de kapstok het sleuteltje om de buitenkraan open te draaien en een spuitstuk voor op de slang. Ik bevestig de slang op de buitenkraan, duw aan de andere kant het spuitstuk erop, draai de kraan open, draai het spuitstuk open en begin de ton schoon te spuiten. Als de ton helemaal schoon is, zet ik ‘m terug op zijn plek en draai op de regenpijp de waterinlaat op de winterstand, oftewel dicht.

Ik loop weer naar de achtertuin. Daar is de regenton zo goed als leeg. De rest laat ik via het kraantje wegstromen. Hier aan de achterkant heb ik de buitenkraan al afgesloten. De afsluiter zit in de ruimte onder het terras, helemaal in de hoek en die kraan heb ik dichtgedraaid toen ik alle tuinstoelen en -banken daar voor de winter er ging opslaan. Dus til ik de regenton op, van plastic dus niet zwaar, loop ermee naar de voorkant van het huis, spuit ook deze ton schoon. Weer terug in de achtertuin leg ik de ton op zijn kant, stap de ruimte onder het terras in en trek de ton naar binnen.

Laat de vorst nu maar komen. Mijn broer wil ook graag een nachtje vorst. Het land waar zijn bruine bonen hebben gestaan en waar hij na de oogst niks meer aan heeft gedaan – ploegen doet ie niet meer – heeft hij bij een eerdere nacht vorst al één keer gegrubberd. Het moet nog een keer, dan overdwars.

Data-zelfbeschikking

We verbruikten in het kalenderjaar 2020 652 kuub gas, dat is vijftien procent minder dan in 2019, toen we ook al twintig procent minder verbruikten dan in 2018. Het stroomverbruik is twee procent gestegen.

In maart loopt ons jaarcontract voor de energie af. Een nieuw voorstel zit al sinds november in mijn mailbox. De energieleverancier maakt zo’n voorstel nooit op basis van de ontwikkeling van ons werkelijke verbruik, maar gaat er altijd van uit dat we in de toekomst meer gaan gebruiken, meer gas, meer stroom, dus vraag ik telefonisch een nieuwe berekening aan op basis van mijn eigen inschatting. Wil ik gelijk het nieuwe contract vastzetten? Nee, die nieuwe berekening ga ik gebruiken om op de vergelijkingssite van Ben Woldring de prijzen te vergelijken. O ja.

R heeft ergens gelezen dat de netbeheerders per 1 juli stoppen met het nachttarief op analoge stroommeters. De netbeheerders beweren dat het onderhoud van het toonfrequentiesignaal, dat het wijzertje op de meter twee keer per dag een tik geeft, naar de nacht en naar de dag, te duur is. Ook straatlantaars gaan met zo’n signaal aan en uit. Nacht- en dagtarief is er straks alleen nog voor mensen met een digitale stroommeter. Wij hebben analoge meters omdat we de digitale hebben geweigerd. Moeten we gaan protesteren? Ik vraag twee berekeningen aan, eentje op basis van dubbeltarief, eentje voor enkel tarief. Het verschil op jaarbasis is 1,50 euro. De moeite van protest kunnen we ons besparen. Maar dat mensen met analoge energiemeters gestaag worden uitgerookt, is duidelijk.

Maxim Februari schrijft vandaag in NRC Handelsblad over de Wet Gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden, een datawet die de Tweede Kamer in december vrij ongemerkt goedkeurde op dezelfde dag dat het rapport over de kinderopvangtoeslagaffaire werd gepresenteerd. De nieuwe wet geeft de overheid de vrije hand: ze mag alle gegevens uit publieke en private bronnen aan elkaar koppelen. Met welk doel – iedere wet moet het specifieke doel noemen waartoe ze bevoegdheden aan overheden verleent – is nog onduidelijk. ‘Anything goes,’ schrijft Februari. Omdat het hier een algemene wet betreft, en niet, zoals de Raad van State adviseerde, aparte wetten voor ieder samenwerkingsverband, is de controle erop niet geregeld.

Iedere maand kijk ik even naar de grijze gasmeter en de zwarte bakelieten stroommeter, laatste totempaaltjes van data-zelfbeschikking.

Omzet, winst

En toen rolden er zomaar weer twee bestellingen mijn boekwinkeltje in: De duivelsverzen van Rushdie en De beslissing van Britta Böhler. Böhler stond dit weekend met een groot interview in Trouw naar aanleiding van een nieuw boek.

Omdat de Bruna hier vlakbij dicht is, checkte ik of ik nog ergens pakjes kon afgeven. Ja, in het winkelcentrum aan de andere kant van de wijk zat nog iets dat zich een echt postkantoor mocht noemen en dat nog open leek.

In elf weken tijd had ik acht boeken verkocht. Het liep geen storm, maar ik mocht niet klagen, er waren ondernemers die helemaal geen omzet hadden. Al kon je wat ik deed volgens R – die in de keuken klokte hoelang ik bezig was met inpakken, pakje wegen, naar boven lopen, gewicht invoeren, adreslabel printen, weer naar beneden lopen, label op het pakje plakken – wel omzet maar zeker geen winst noemen.

Ik zou straks met de boeken in een rugzakje naar de andere kant van de wijk lopen, naar de postwinkel, en zo vanzelf mijn ommetje van de dag maken, en daarna bij de Lidl die daar ook zit wat nieuw meel kopen, zoveel als er in dat rugzakje paste, en dan weer teruglopen, wat vast en zeker een tweede ommetje werd. Veel punten vandaag in de ommetjes-app. Winst.

Brood (5)

Ik maakte een tweede brood. Dit keer van bloem. Net als bij het eerste brood dat ik van volkorenmeel maakte woog ik 430 gram af, en 345 gram water. Het water maakte ik minder heet dan de vorige keer, rond de 27 graden, ik wist nog steeds niet precies wat lauw was. Met mijn vingers roerde ik weer bloem, gist en zout door elkaar en met nog een paar roerbewegingen mengde ik het water erbij. Het deeg was behoorlijk nat en blies zich niet zo snel op als het eerste deeg.

Ik liet het deeg weer twintig uur fermenteren, want dat was wat er in die schaal gebeurde. Toen ik het deeg vanochtend omsloeg ging dat heel makkelijk, maar het voelde ook natter en slapper dan de eerste keer. Misschien moest ik bij bloem minder water gebruiken dan bij volkorenmeel. Bij de laatste handeling – het heen en weer klappen van het deeg van de ene naar de andere hand om het dan in de hete pan te gooien – vreesde ik even dat de bol niet op mijn hand bij elkaar zou blijven maar zich zou uitrekken tot een lange tong en uit mijn handen zou glijden.

Het rooster en de gietijzeren pan plaatste ik dit keer zo laag mogelijk in de oven, de vorige keer werd de bovenkant van het brood best snel bruin. Een andere aanpassing die ik deed was de temperatuur iets lager draaien toen ik na dertig minuten bakken het deksel van de pan haalde.

Toen het brood gebakken was en een uur op een rooster had liggen afkoelen, stond R weer klaar om het aansnijmoment te filmen. Het brood was hoger dan het eerste brood en er zat een mooie barst in de korst. De korst knisperde krokant onder het mes dat er makkelijker doorheen ging dan bij het eerste brood. De binnenkant had veel luchtige gaten, was niet wit zoals ik verwachtte bij bloem, maar een beetje grijs, wat er op zou kunnen wijzen dat deze bloem niet heel erg was uitgezeefd en nog best veel vezel bevatte.

Ik stuurde de filmpjes van beide aansnijmomenten naar de vriendin die we derde kerstdag hadden gezien en die gisteren van een Koopmans-mix haar eerste brood had gebakken. Zij adviseerde ons een YouTube brood-bak-kanaal te starten, ze zou zich onmiddellijk abonneren. Ook naar de tuinbaas van wie de zoon brood wil leren bakken en die daartoe het boek van Niemijer-Brown had besteld stuurde ik de filmpjes. Zij vond dat we zo konden meedoen met Klokhuis.

Er schijnen mensen te zijn die hun baan kunnen opzeggen vanwege hun YouTube kook- of bakkanaal.

Brood (4)

En toen geurde het huis op de eerste dag van het nieuwe jaar naar vers gebakken brood. Het brood was rond en bol, onregelmatig gevormd zoals broden in een hippe bakkerszaak, de korst licht opengebarsten. Ik vroeg R het aansnijmoment te filmen. Je kon zeggen: wat een poeha voor iets dat de mensheid al eeuwenlang overal ter wereld doet, waaraan geen rocket science te pas komt, en waarin bakkers zich al sinds de Middeleeuwen hebben gespecialiseerd met steeds geavanceerdere methodes en daarmee ons en ook zichzelf in toenemende mate het zware werk uit handen hebben genomen.

Nu was ik niet op zoek naar zwaar werk. Integendeel. Niemeijer-Brown wiens boek over brood ik in mijn eerste schreden op het broodbakpad volgde, vond dat je als thuisbakker weliswaar het beste met de hand kon werken, maar liet ook zien dat dat niet zwaar hoefde te zijn als je het deeg en de tijd het werk liet doen. Tussen neus en lippen door noemde hij het no-knead-bread van de New Yorkse bakker Jim Lahey dat wereldberoemd werd door een filmpje van de New York Times uit 2006 waarin Lahey laat zien hoe een kind van vier brood kan maken: zonder ingewikkelde apparaten, zonder deeghaken, zonder kneedhulpstukken, met alleen een beetje met je vingers roeren door meel, water, zout en gist, en twintig uur later het deeg wat omslaan alsof je een theedoek opvouwt. En dan in een loeihete pan de oven in. No-Knead-Bread heette het.

Ik zocht het filmpje op en ik was direct verkocht. Want net zomin als ik zin had in het schoonmaken van deeghaken of keukenmachines had ik trek in vingers, haar en een keuken vol kleverige deegresten of in minutenlang zwaar geduw en getrek aan een stuk deeg. Het meeste werk was nog het zorgvuldig afwegen van de juiste hoeveelheden meel, zout, instant gist en lauwwarm water, waarbij ik gokte hoeveel graden lauwwarm is. Ook zeefde ik het volkorenmeel licht, omdat ik Jim Lahey zemelen op het deeg zag strooien voor het de oven inging en dit leek me een simpele manier om aan zemelen te komen. Vervolgens roerde ik met een paar vingerbewegingen meel, zout en gist door elkaar, en met nog een paar vingerbewegingen mengde ik het water erdoorheen tot de ingrediënten elkaar te pakken hadden en als één geheel door de kom bewogen. Een halve minuut werk, gokte ik. Ik dekte de schaal af en keek er bijna een etmaal niet meer naar om.

Nou ja, natuurlijk keek ik er wel naar om, want in die schaal werd hard gewerkt en het deeg verdubbelde gestaag in volume. Op nieuwjaarsdag stond ik om negen uur op, bond een schort voor, strooide wat bloem op een bakplaat en op mijn handen en liet het deeg dat door een fijn net van elastieken bij elkaar leek te worden gehouden uit de kom op de bloem vallen. Ik sloeg het deeg om zoals in het filmpje en zoals Niemeijer het met tekeningen in zijn boek had uitgelegd, en ja, het leek inderdaad op het opvouwen van een theedoek maar dan zonder het deeg glad te strijken. Voorzichtig bracht ik mijn handen onder het deeg, tilde het op en legde het terug in de kom, want ik had op de site van de New York Times kookrubriek gelezen dat dit niet-kneden-brood met een korte narijs van twee uur nog beter werd.

Ik kon na dit minuutje werk terug het bed induiken – de oudjaarsnacht was ondanks het bescheiden karakter kort geweest, met nog wat gezellig kletsen met de buren op straat en de gelukkig-nieuwjaar-sociale-media-verstuurderij. Maar de opwinding over wat komen ging was te groot, dus doodde ik de wachttijd met het afwassen van de nieuwe pan, douchen, aankleden, een was in de machine doen. Na anderhalf uur draaide ik de oven op 250 graden en zette de gietijzeren pan op het rooster. Ik legde een schone theedoek op het aanrecht en bestrooide die met een deel van de zemelen. Opnieuw bestoof ik de bakplaat en mijn handen met bloem. Opnieuw liet ik het deeg uit de kom op de bloem glijden. Opnieuw sloeg ik het deeg om in vier bewegingen en maakte het een beetje rond. Voorzichtig tilde ik de deegbol op en legde hem op de zemelen op de theedoek. De bovenkant bestrooide ik met de rest van de zemelen.

Ik schoof de deur van de hete oven open, tilde de pan van het rooster en haalde het deksel eraf. Ik bracht mijn hand onder de theedoek onder het deeg. In een snelle beweging sloeg ik het deeg om op mijn andere hand om het vervolgens weer met de onderkant naar beneden in de pan te gooien. Even schudden, deksel erop, terug de oven in. Na dertig minuten haalde ik het deksel van de pan en liet het nog vijftien minuten zonder deksel bakken.

Zo kwam het dat het huis naar vers gebakken brood rook op de eerste dag van het nieuwe jaar. Het brood viel vanzelf uit de pan, ik legde het op een rooster, wachtte tot het afgekoeld was en vroeg R het aansnijmoment te filmen.