Hoog

imageIk kreeg de toegangskaartjes voor een gereduceerde prijs omdat er een paar dingen vanwege de nattigheid gesloten waren, zei de vrouw met de staart en gemillimeterde zijkanten van haar hoofd. Maar er was zoveel te zien dat, toen we bij de schommels onder de regenbuis kwamen die alweer gewoon heen en weer gingen. De grap was dat de buizen stopten met regenen als je er met de schommel recht onder kwam. Het regende voor en achter je, nooit boven je, zo’n situatie waarvan ik vaak droomde op de lange fietstochten tijdens mijn middelbare schooltijd. Op een videoscherm zag ik een man op een stad vallen, de wolkenkrabbers bezweken onder zijn gewicht maar rezen ook weer op toen hij opveerde na de eerste aanraking met de grond. Eigenlijk was het een enorme matras met daarop staafjes van koudschuim van verschillende hoogte en dikte en breedte en kleur, waarin je makkelijk New York kon zien bijvoorbeeld, met een zwarte toren die het hoogste was en die het eerste kromboog onder de aanval met het vallende lijf en daarin zag ik weer makkelijk 9/11. Er waren tijden, in ieder geval voor Vincent Van Gogh, dat mensen dergelijke verbeelding van de werkelijkheid niet konden waarderen. Dan was er ook nog een video van twee mensen die aan een tafel zaten te dineren, tenminste dat dacht je, met alles erop en eraan, borden, servetten, een schemerlamp in de hoek. Maar met de mensen was iets raars, er leek een magneet boven hen die hun kleren en de huid op hun wangen naar het plafond trok. Toen de man de vrouw een glas wijn ging inschenken, vloog die wijn in een strakke straal naar het plafond. Toen drukte de vrouw haar glas onder de fles en draaide de man de fles naar het plafond en de vrouw draaide de voet van haar glas ook snel naar het plafond en zo zette ze het aan haar lippen. En vervolgens pakte zij een pan spaghetti, hield die op zijn kop en trok er wat slierten uit op een vork en probeerde die in haar mond te schuiven, maar er vielen nog heel wat slierten naar het plafond. Toevallig had ik eergisteren ook over zwaartekracht nagedacht, toen we bij een kasteelruïne de oude toren beklommen, wat naar boven toe dezelfde handelingen vergde als naar beneden en toch zoveel zwaarder was. Hier beklommen we de Geen Zorgen Toren, een houten staketsel dat hoog uitstak boven deze stad die vijf jaar geleden culturele hoofdstad was geweest en waaraan deze vrijplaats voor hoofd en lijf en ziel en kunst te danken was. Zelfs het reuzenbiljart, een enorm luchtkussen met daarop twee gigantische biljartballen was alweer drooggemaakt toen we naar beneden liepen en kon worden besprongen. Op een muur stond in goud: richt je blik naar boven, dan zie je geen grenzen. In Japan was het een spreekwoord.

Anders

imageIk las in de papieren ochtendkrant dat in het gehucht waar niet eens een plaatsnaambord stond maar waar we volgens de kaart beslist doorheen waren gelopen, een tante van drieëntachtig haar achtentwintigjarige neef had neergeschoten. Hij had haar de revolver ontfutseld, die weggegooid in het gras en was zwaargewond gevlucht. De tante was naar buiten gelopen, had de revolver gepakt, was weer naar binnen gegaan en had zich daar doodgeschoten. De vader van de zwaargewonde jongen zei dat de revolver al sinds mensenheugenis in het huis lag. Je kon zo traag mogelijk door het landschap gaan en toch geen idee hebben wat er echt gebeurde. Het leek me geen somber volkje hier: ze schilderden hun huizen Nederlands-oranje, citroengeel of framboosroze. Was er een kind geboren dan stonden er niet een, maar twee of drie ooievaars in de tuin en op zondagmiddag grilden ze in uitgebreid familieverband vlees op een groot rooster of zwommen ze in hun eigen zwembad. Eigenaardig was het gebruik om iets dat je niet besteld had op tafel te zetten, brood bijvoorbeeld, of verpakte wafels naast de ijscoupe, en dat dan in rekening te brengen als je het opgegeten had. Het restaurant vanavond deed daar trouwens niet aan, al had het wel een maatstreepje op het wijnglas, 1/8. Achter ons zat een Italiaanse familie maar de obers in deze osteria spraken geen Italiaans. De kok was een Zuid-Italiaan, zei de ober die we er naar vroegen. Zelf kwam hij uit Perzië. En zijn collega, met geschoren borsthaar, had ik gezien, en zijn baas ook. Zijn stem was zacht, maar beslist. Perzië klonk als een sprookje uit Duizend-en-een-nacht, en misschien had hij dat ook liever dan zijn geboorteland bij zijn nieuwe naam te noemen, dat land van de Ariërs betekende.

Getuige

imageIk las dat de gasten al geëvacueerd waren voor de brandweer kwam, maar dat was klinkklare onzin van die online krant. We waren nog door de gang langs het zwembad en de sauna’s gelopen met de zware lucht, ik dacht aan een hout gestookte sauna, maar R zei dat dit brand was, we liepen langs de muur waarachter de saunaruimte zat naar buiten, waar zwarte rook uit luchtgaten kwam en een medewerker van het restaurant bezorgd stond te kijken en zei dat de brandweer onderweg was. Toen de eerste drie bluswagens arriveerden, stonden we met een handjevol mensen te kijken. Een andere nieuwssite had het over 160 man brandweer, Rode Kruis en politie. Dat klopte ook niet, al liepen er in korte tijd zeker honderd brandweerlieden uit de wijde omgeving die uit bluswagens, persluchtwagens, slangenbusjes, een ladderwagen en hoogwerker waren gekomen, en dan ook nog politie en drie ambulances. Dat was indrukwekkend voor zo’n dunbevolkt gebied. Toen de zwarte rook wit werd, liepen we een ronde om het enorme complex, het bruiloftsfeest aan de rivierkant in het restaurant en op het terras ging gewoon door alsof er geen veertig blauwe zwaailichten en dikke rookwolken de lucht verkleurden, overal stonden deuren gewoon open, we probeerden bij onze kamer te komen, maar in het andere restaurant stond een bezorgd kijkende medewerker die zei dat ze deze deur maar even dicht liet vanwege de rook en de lucht, toen probeerden we een zoldergang die schuin boven het welnesscomplex lag, soms kwam er iemand een hotelkamer uit, die geen idee had, maar er was geen doorsteek naar ons gebouw, de liften deden het trouwens gewoon en toen belandden we aan de achterkant van het zwembad, de massagestraal uit de rots klaterde nog gewoon, en toen pas zagen we brandweermannen op de deuren pal naast het welnesscomplex bonzen en daarna zag ik pas wat mensen in badjas en op pantoffels buiten staan, soms een slapend kind op de arm. Het Volksblad schreef ’s ochtends dat er veertig mensen ter nauwernood van de vlammen waren gered. Ik had geen vlam gezien. Toen ook de witte rook weg was en de meeste hulpvoertuigen omgekeerd, deden we een nieuwe poging, en uiteindelijk wisten we bij die ene lift te komen, best dicht bij de sauna’s en gingen we naar de tweede verdieping, we zagen witte kruizen op de hoteldeuren, R zei dat de brandweer die ruimtes had gecheckt, de branddeur aan het eind was dicht, we gingen erdoor en daar was onze kamer, geen kruis op de deur, in de kamer was het fris, we gingen slapen, de volgende ochtend waren er roodwitte linten voor die branddeur gespannen en zochten we een andere weg naar buiten, via een privé-deel met een kattenbak op de gang en een smalle trap. De deur naar het zwembad was dicht, de lucht nog indringend, maar geen briefje erop dat er niet gezwommen of gezweet kon worden. Op de ontbijttafel lag de GoedemorgenPost van de vorige dag met goede weerberichten en Zumba aan de rivieroever. Er leek sprake van totale ontkenning, misschien dat daarom de media er een schep bovenop deden.

Geluiden

P1230660Ik kon denken dat de oorlog was uitgebroken, maar ik was geen kind van Gaza, of Oost-Oekraïne. De kanonslagen kwamen in mijn laatste slaap en bij het ontwaken; ik dacht aan een tunnel door een rots, in aanbouw, of een uit de hand gelopen jachtpartij. De witblonde vrouw van de receptie zei dat het een oud gebruik was: vanaf vijf uur knalden de kanonnen om iedereen in het dal van de rivier te laten weten dat er vandaag getrouwd werd. In de feestzaal had ik de lange tafels met blauwe menukaarten al klaargezet zien worden en vanuit mijn torenkamer met naar drie kanten zicht op de grote rivier had ik een zwarte auto van pressezentrum.eu met op de motorkap een krans van blauwe en witte bloemen zien parkeren. En ook het bruidsmeisje in een nauwsluitende satijnen jurk in hetzelfde blauw als de bloemen had ik zien lopen met naast haar de bruid, bij wie ik nog kleine krulspelden in haar haren dacht te zien, maar het hoorde zo. Ze nam nog een trek van haar peuk en gooide die toen op straat. Ik kon aanbieden hem op te rapen en in een prullenbak te gooien – ik had ergens gelezen dat waterleidingbedrijven miljoenen extra kwijt zijn om het gif van de sigarettenfilters dat in de grond sijpelt uit ons drinkwater te halen -, maar de bruid was te ver weg. De bruidegom met baby blauwe das en onwennig forse lijf in het stijve pak gaf zijn half opgerookte sigaret aan de jongen van de pressezentrum-auto. Er moesten foto’s gemaakt en foto’s vertelden zelden de waarheid. Een paar uur later, net na een plateau met zicht naar drieëntwintig kerkdorpen in de wijde omtrek, bleek het geritsel in het tarweveld links een ree, die sierlijke sprongen maakte, de weg overstak, het grasveld in, langs een verder gelegen boerderij en toen verdween achter de heuvel. Hoe reeën uitkeken bij het oversteken wist ik niet. Ze waren bang voor de mens, maar de mens leek vandaag niet bang voor zijn medemens. Op de volgende plek was ook een bruiloft gaande.

Ora/labora

imageIk gaf de monnik de bon voor de likeurproeverij. Hij draaide zich om, pakte een pen en vroeg me de bon te tekenen. Zijn jurk was van ongebleekt katoen, daaroverheen zat een bruin werkschort dat de borst- en rugzijde van de jurk bedekte, R zei dat het een habijt was met daaroverheen een scapulier. De monnik had een grauwe voortand, misschien was hij als jongetje gevallen: op het stuur van zijn fiets, of met voetballen. Je kon er iets aan doen, aan zo’n dode tand, bleken bijvoorbeeld. Ik schoof het getekende bonnetje weer naar hem toe. Hij wees op een groot houten bord met daarop alle likeuren en daarachter de prijzen: in de eerste kolom die voor de grote flessen, daarnaast die voor de kleine flessen, dan waren er nog heupflacons. In de achterste kolom stond overal 1€. Hij rommelde in een houten bak naast hem, waarin piepkleine flesjes. Ik begreep het. Ik vroeg welke hij de lekkerste vond. Hij haalde zijn schouders op, de Magenbitter was zoet, eigenlijk waren ze allemaal zoet, behalve de granaatappellikeur, die was zurig. Ik nam de granaatappel. De monnik pakte een kermisrood flesje en zei dat deze likeur in ieder geval de mooiste kleur had. R vroeg of het wel samenging: monnik zijn en alcohol verkopen. De monnik zei dat alcoholverslaafden geen geld hadden voor dure likeuren en ook het trappistenbier met bijna tien procent alcohol lag volgens hem buiten het bereik van de veel-innemer. Zelf mocht hij wel drinken, maar waarom zou hij? In een video in de kerk vertelde de abt dat het de taak van een monnik was om voor alle mensen te bidden. Ze waren nog met vijf in deze abdij aan de oever van de grote rivier.

Oorlog

imageIk liep om het kasteel van de ridder die op pelgrimstocht wilde, maar geen geld had. De bisschop van een paar dorpen verderop wilde het hem wel lenen. Kwam de ridder niet levend terug, dan was het kasteel voor de bisschop. De ridder keerde springlevend terug uit Jeruzalem. Toch eiste de bisschop zijn geld op, of het kasteel. Er volgde oorlog, het bisdom zat daarna met een zo goed als lege schatkist. Zo ging het dus ook al honderden jaren geleden: mensen geloofden graag in dingen die te mooi leken om waar te zijn, en als dat dan ook bleek, waren ze niet in staat hun verlies te nemen. Diep onder het kasteel en mij stroomde de grote rivier, die een paar honderd kilometer naar het westen ontspringt, daar waar ik als kind vaak geweest ben. Er waren in de dichtbeboste bergen twee dorpen die allebei de bron claimden te zijn en omdat ze er niet uitkwamen, begint de kilometertelling bij hoge uitzondering niet bij de bron maar bij de monding van deze rivier, acht landen en 2600 kilometer verderop. Als ik de rivier naar het oosten bleef volgen, kwam ik er vanzelf: in het land waar om we bijna in oorlog waren. Liep ik stevig door en maakte ik lange dagen, dan kon ik er over honderd dagen zijn, bij de brandhaard. Al had ik niet de illusie daar iets te kunnen doen. Eerlijk gezegd hoopte ik dat het dan alweer voorbij zou zijn, dat iedereen zijn verstand had terug gekregen en zijn trots aan de wilgen gehangen.

Zout

P1230660Ik keek naar de waterval, die zeker honderd meter boven me begon, tenminste zover ging mijn zicht, het water drong zich tussen de rotsen door, het had de stenen daar zacht gemaakt, dat kon ik natuurlijk niet voelen, maar ik zag het, zachte rondingen. Het zijn dingen die je niet zomaar gelooft als kind, je moet ze ervaren, dat je vader zegt: raak maar aan die stenen, nergens scherp, niet eens hard. En dan stop je je hand in het ijskoude water of je zet je blote voetje voorzichtig op zo’n steen en dan is er zelfs de sensatie dat die steen warm is, warm en zacht in die ijskoude bergbeek. Het was maar een uurtje rijden vanuit de stad naar de hoge bergen en de koeien op de alm en deze waterval. Hier op de berg in het restaurant droeg al het personeel de dracht van hier, ook de Poolse serveerster. Trouwens ook in de stad liepen mannen rustig in groene jagersjasjes en schoolmeisjes in wijde rokken met nauwe lijfjes. In souvenirwinkels waren mokken te koop met daarop Wij zijn wij. Ik vroeg waar de rijkdom vandaan kwam in dit overwegend door landbouw gedomineerde gebied en dat was het zout. Er waren zoutbergen, zoutmijnen, niet in de stad maar verderop en toen had een gekke vorst besloten dat alle zout via een bepaalde weg vervoerd moest worden en dan hief hij tol en daarvan ging dertig procent naar de oorspronkelijke plek en zeventig procent naar dat wat nu een rijke stad was geworden waar Saoedi-Arabiërs graag winkelden en hun huwelijksreis doorbrachten. Dat zout was allemaal lang geleden, maar er was dus niks nieuws onder de zon.