Ik las in de papieren ochtendkrant dat in het gehucht waar niet eens een plaatsnaambord stond maar waar we volgens de kaart beslist doorheen waren gelopen, een tante van drieëntachtig haar achtentwintigjarige neef had neergeschoten. Hij had haar de revolver ontfutseld, die weggegooid in het gras en was zwaargewond gevlucht. De tante was naar buiten gelopen, had de revolver gepakt, was weer naar binnen gegaan en had zich daar doodgeschoten. De vader van de zwaargewonde jongen zei dat de revolver al sinds mensenheugenis in het huis lag. Je kon zo traag mogelijk door het landschap gaan en toch geen idee hebben wat er echt gebeurde. Het leek me geen somber volkje hier: ze schilderden hun huizen Nederlands-oranje, citroengeel of framboosroze. Was er een kind geboren dan stonden er niet een, maar twee of drie ooievaars in de tuin en op zondagmiddag grilden ze in uitgebreid familieverband vlees op een groot rooster of zwommen ze in hun eigen zwembad. Eigenaardig was het gebruik om iets dat je niet besteld had op tafel te zetten, brood bijvoorbeeld, of verpakte wafels naast de ijscoupe, en dat dan in rekening te brengen als je het opgegeten had. Het restaurant vanavond deed daar trouwens niet aan, al had het wel een maatstreepje op het wijnglas, 1/8. Achter ons zat een Italiaanse familie maar de obers in deze osteria spraken geen Italiaans. De kok was een Zuid-Italiaan, zei de ober die we er naar vroegen. Zelf kwam hij uit Perzië. En zijn collega, met geschoren borsthaar, had ik gezien, en zijn baas ook. Zijn stem was zacht, maar beslist. Perzië klonk als een sprookje uit Duizend-en-een-nacht, en misschien had hij dat ook liever dan zijn geboorteland bij zijn nieuwe naam te noemen, dat land van de Ariërs betekende.
Anders
Voeg toe aan je favorieten: Permalink.