Verschil

phaedraIk zag de lange acteur die laatst vooral in het nieuws was omdat hij verliefd was geworden op een actrice, ik had de twee gezien in Een ideale vrouw, waarin ze een stel speelden, hij gaat vreemd en zij reageert daar buitengewoon grappig op, en nu speelden ze het niet meer maar was alles werkelijkheid geworden: het vreemdgaan, een stel zijn. Het nieuws was vooral het leeftijdsverschil geweest: de lange acteur had een beroemde scenarioschrijfster van zijn eigen leeftijd verlaten, de nieuwe vrouw was een stuk jonger. Die zag ik nu ook in de hal van de schouwburg. Ik schreef vorige week al dat ik dacht het goed ging met mijn stad. Dit bewees het. De toneelberoemderikken die bij mijn weten allemaal in Amsterdam of het Gooi wonen, waren laatst ook al massaal naar 010 gekomen voor The Fountainhead: de kleine met het brilletje van achterop de NRC, een voormalige 020-wethouder, een wetenschapstv-journalist, acteurs en actrices op wiens en wier namen ik zo snel niet kwam. Op het toneel vanavond trouwens een omgekeerd staaltje leeftijdsverschil: Phaedra begeert Hippolytus, de zoon van haar man, de Griekse koning Theseus. Zoals met alles was acceptatie een kwestie van tijd.

Verwachting

groosIk wachtte niet echt meer, ik telde de rode stipjes af in het fietserslicht tot er geen stipje meer over was en de groene fietser verscheen en iedereen kracht zette op de pedalen. Zoals een mens ook niet meer wachtte op een lift, de mens volgde een pijl op een scherm, omhoog of omlaag met de etagenummers, en zoals we ook niet meer wachtten op een bericht, we keken naar onze telefoon waarop we zagen dat de ander online was en aan het typen en we vertrouwden erop dat we die woorden straks konden lezen, zoals we erop vertrouwden dat de afnemende rode puntjes leidden tot groen licht en verspringende etagecijfers tot de komst van een lift. Ik fietste naar de stad, het was heerlijk weer, na het bos sjeesde ik over de Crooswijkseweg, linksaf de Rusthoflaan in en verder door de Paradijslaan, waarop de Exercitiestraat, Schuttersstraat en Rakstraat uitkomen, herinneringen aan de marinierskazerne die hier niet meer is, net als Jamin, de Heinekenbrouwerij en de abattoirs er niet meer zijn, langs de Rotte, de Noordbrug over, langs het Noordplein met de markt en een politiebus, door de Heer Bokelweg waar vrienden laatst naar een appartement hadden gekeken, onder de sporen door, waar ik even binnenliep bij GROOS, maar niks kocht, alleen maar keek, naar de stoel ‘Zit lekker, staat nog beter’ en naar het boek ‘Wie dit leest is te gek’, en verder langs het nieuwe station, even naar links en dan de Westkruiskade op tot de kruising met de Heemraadsingel, waar ik linksaf sloeg, langs het water tot de kruising met de Nieuwe Binnenweg, waar ik weer richting centrum ging. Bij Movimento lag het grasgroene jack voor me klaar.

Oortjes

treinIk was de enige passagier in de tram en rook sigarettenrook. Er zijn ook bestuurders die ’s avonds de radio hard aan hebben. Op het station liepen twee agenten, eentje droeg het nieuwe zwarte gevechtstenue met de gele banden over rug en borst en een zwart petje – Flikken Maastricht helpt vast mee aan een vlotte gewenning –, de ander had nog de oude blauwe platte pet en broek en het witte overhemd met daaroverheen een fluorescerend gele jas, waardoor de twee toch bij elkaar leken te horen. Eerder vandaag had ik er hier ook al twee gezien en op het station in mijn stad ook twee. In de trein at een Chinees paprikachips uit een tweehonderd gramszak van AH en dronk hij bier uit een halve literblik Heineken. Ik dacht dat hij in zichzelf praatte, Aziatische klanken, tot ik in de spiegeling van de ruit het witte dopje in zijn oor zag dat verbonden was met een telefoon schuin onder de zak chips op zijn schoot. Vijftien jaar geleden had ik een man op een metroperron die in het luchtledige sprak nog zonder twijfel voor een verwarde zwerver gehouden; en mijn conclusie moeten herzien. Inmiddels waren we allemaal verwarde zwervers.

Knip

donnerIk had Aziatisch haar, zei Ramona, en ze pakte een pluk haar op mijn achterhoofd stevig vast. Ik dacht aan steil, maar Ramona had het over ‘dik op de draad’. Europees haar was fijner, zei ze, zeg maar gewoon dunner, het kon veel zijn, maar was meestal nooit zo dik op de draad. Ik vroeg naar het Afrikaanse haar. Allemaal pruiken, zei Ramona en ze maakte een wegwerpgebaar. Ik drong aan. Ze weven veel, zei ze, extensions en zo. Wat je zag was bijna nooit echt. Ramona genoot van mijn dikke draadhaar, ze liet haar schaar dansen en ik verliet Ramona gelukkig. De vrouw van het stel achter me bij Donner had twee kranten van de leestafel gehaald, hij bestelde thee, zij koffie, de man zei: je zou toch cola light nemen? O ja, zei de vrouw. Ze las iets voor uit haar krant: dat Nederland veertiende stond op een of ander lijstje en zelfs door Nigeria was ingehaald. De man zei dat ze niet alles moest voorlezen, dat hij dan net zo goed kon stoppen met het lezen van zijn eigen krant. O ja, zei de vrouw. De koffie en thee kwamen. Toen las ze weer iets voor.

Gemak

krantIk zag de jonge schrijver aangekondigd op de voorpagina en bladerde onmiddellijk door naar bladzijde twaalf. Zijn nieuwste boek schreef hij achter elkaar in een paar dagen tijd, las ik. Het was een schrale troost dat hij er al wel ruim een jaar van tevoren mee bezig was door geregeld passages op zijn iPhone te tikken. Volgens Arnon Grunberg (de Volkskrant, 20 oktober) moet het schrijfproces steeds meer worden toegelicht en verklaard, en is het een vast onderdeel van de literaire avond en het interview geworden. ‘Er is een tekst, maar wat de schrijver wilde zeggen, staat kennelijk niet in die tekst.’ Grunberg stelt dat het interview zich tot de tekst verhoudt als de gebruiksaanwijzing tot de stofzuiger, al merkt hij op dat de meeste mensen ook zonder gebruiksaanwijzing weten hoe ze een stofzuiger moeten bedienen. Ik denk dat veel mensen net zo min als in het hanteren van de stofzuiger, zin hebben in het hanteren van een boek. Ze willen wel weten wat er in dat boek staat, zoals ze ook een schoon huis willen, het zijn geen viespeuken, maar moe maken ze zich liever niet. Noch fysiek, noch psychisch. Het interview fungeert als de werkster (m/v).

Voorzichtig

rotterdamIk stapte in de korte metro. Het leek een anti-campagne van de RET om in de weekenden met relatief veel niet-dagelijks metropubliek ultrakorte metro’s te laten rijden. Bij Oostplein stapten we uit, we liepen door de Hoogstraat, waar op sommige bordjes PC voor de straatnaam was geplakt, ik liet R Memory Lane zien, waar ik wel eens lunch, het was er lekker druk, toen sloegen we rechtsaf, langs het parkje met kinderspeeltoestellen en een basketbalkooi en daarna weer links door de Bredestraat, de Mariniersweg over en verder in de Vogelenzang, waar op de hoek met de Pannekoekstraat (zonder tussen-n) Depot Rotterdam zit met prachtige lampen en je op de gevel van het Erasmus University College het schoolrapport van Bob den Uyl kunt lezen, we sloegen rechtsaf en op de Meent weer linksaf, daar werd het drukker, mensen slenterden, die hadden niet goed naar de bewegingsprofessor in DWDD gekeken, die had voorgedaan wat een goed looptempo was, we staken de Coolsingel over en liepen langs de Bijenkorf naar Donner, waar ik in het antiquariaat de nieuwste aanwinsten bekeek, mijn hoofd schuin gebogen om de ruggen te kunnen lezen, het was de enige plek om je te laten verrassen, bij de nieuwe boeken lagen de bestsellers en de besproken boeken al in stapeltjes klaar op de tafels; R zei dat als ik tweedehandsboeken bleef kopen deze winkel ook weer failliet zou gaan, dus met vier boeken – twee nieuw, twee oud – gingen we weer verder, langs Bram Ladage – wat er in het oude pand van Donner kwam was nog niet duidelijk –, de Oude Binnenweg op, die bij het politiebureau en Kabouter Buttplug overging in de Nieuwe Binnenweg, er waren nieuwe zaakjes, veel eten, cupcakes, taartjes, Surinaams, het publiek veranderde langzaam, bij het Westerpaviljoen dronken we wat, Deelder liep langs en iets later weer terug naar café Ari, wij gingen verder; de ‘s-Gravendijkwal – waar club OQ, volgens R uit te spreken als Ook U, nog altijd zat –, was echt een grens, daarna veranderde het winkelaanbod en het publiek radicaal, maar als je goed keek  waren ook hier nieuwe eettentjes en zelfs een delicatessenzaak annex hofleverancier. Ik concludeerde voorzichtig dat het weer beter ging, waarbij ik Delfshaven, waar we weer op de metro stapten, even buiten beschouwing liet. We konden zitten, straks zou de metro weer vollopen.

Glad

badIk was sinds gisteren beducht voor mijn eigen omgeving. Een dierbare gast was bij het opstaan in het bad uitgegleden, de plonzige dreun van naakt op kunststof, slechts licht gedemd door een paar honderd liter water, galmde na in mijn hoofd, en het was nog een hele toer geweest haar eruit te krijgen. En daarna was ze op weg naar de metro gevallen op haar knieën, handen en neus. Ik liep ernaast en was een waardeloze ooggetuige. Ze liep, ze lag. Nu keek ik anders naar dat diepe bad waarin ik rustig drie uur een boek kon lezen en naar het nieuwe trottoir waarin ogenschijnlijk geen oneffenheden. Ik zag me weer haar polsen pakken en voelde opnieuw haar krachteloze handen waaraan ik haar omhoog had getrokken en ik kreeg angstaanvallen over wat er had kunnen gebeuren als haar polsen door mijn handen waren geglipt. En dan dat bad: we hadden het eerst droog geoefend, het instappen, dalen, en weer opstaan. Maar dus buiten dat gladde water gerekend. Als het een logeerkind was geweest, zou ik de ouders vrezen die nooit meer een bezoek zouden toestaan. Nu was het afwachten wat zich vastzette in het hoofd van de gevallene.