Ik was de enige passagier in de tram en rook sigarettenrook. Er zijn ook bestuurders die ’s avonds de radio hard aan hebben. Op het station liepen twee agenten, eentje droeg het nieuwe zwarte gevechtstenue met de gele banden over rug en borst en een zwart petje – Flikken Maastricht helpt vast mee aan een vlotte gewenning –, de ander had nog de oude blauwe platte pet en broek en het witte overhemd met daaroverheen een fluorescerend gele jas, waardoor de twee toch bij elkaar leken te horen. Eerder vandaag had ik er hier ook al twee gezien en op het station in mijn stad ook twee. In de trein at een Chinees paprikachips uit een tweehonderd gramszak van AH en dronk hij bier uit een halve literblik Heineken. Ik dacht dat hij in zichzelf praatte, Aziatische klanken, tot ik in de spiegeling van de ruit het witte dopje in zijn oor zag dat verbonden was met een telefoon schuin onder de zak chips op zijn schoot. Vijftien jaar geleden had ik een man op een metroperron die in het luchtledige sprak nog zonder twijfel voor een verwarde zwerver gehouden; en mijn conclusie moeten herzien. Inmiddels waren we allemaal verwarde zwervers.