Buurtonderzoek

P1220458 Ik stopte briefjes in brievenbussen. Huis aan huis. De makkelijkste huizen waren die zonder klep en zonder anti-tochtborstels, maar vaak hadden die ook geen gordijnen of vloerbedekking; of alleen maar dichte gordijnen die wel een sopje konden gebruiken. Het was sowieso moeilijk te bepalen of de huizen bewoond waren. Vrijwel nergens zat een naambordje. De kleppen met een NEE-NEE-sticker sloeg ik over, al waren die huizen waarschijnlijk het kansrijkst. De huizen aan de buitenrand zaten gespiegeld aan elkaar vast, twee voordeuren op een paar passen van elkaar met onduidelijk groen ertussen. Toch moest ik iedere keer teruglopen, door het tuinhekje, en via de stoep door een volgend  tuinhekje weer een paadje op. Ik verwachtte ieder moment een boos hoofd uit een deur dat mij de tuin uit zou jagen. Dat ik uit ieder A4’tje zes strookjes had geknipt – zoveel tekst had ik niet rond te brengen –, bleek niet handig. Ieder kind van dertien dat folders rondbrengt, weet dat. Je hebt massa nodig, en stevigheid om de boel door de borstels heen te duwen, het liefst zoveel stevigheid dat je er ook de klep mee op kunt tillen. Nu moest ik vaak mijn vingers gebruiken om het GARAGEBOX TE KOOP-strookje erdoor heen te friemelen. Regelmatig sloeg ergens een hond aan, soms klonk het gegrom dicht bij mijn vingers. Een keer werd het strookje dat ik nog aan het duwen was, door iets of iemand naar binnen getrokken. Toen de strookjes op waren, reed ik naar het winkelcentrum, maar de JUMBO had geen bord voor kleine advertenties. Ik deed er een klein uur over om weer thuis te komen. Nog voor ik mijn handen waste, controleerde ik eerst de bezorgvriendelijkheid van onze klep. Geen borstels, geen vage geurtjes.

Beïnvloeding

ontbijtIk had de tijd van het wachten op de auto die een beurt kreeg, willen doden met flyeren in de wijk waar de nog niet verkochte garagebox stond, maar het regende pijpenstelen en dus besloot ik naar Antwerpen te rijden. Vanaf hier was het niet ver en de leenauto was gratis. Mijn paspoort lag thuis, maar het leek me een te overzien risico. Direct na de grens was er ander asfalt: het absorbeerde de onophoudelijke regen minder goed; vrachtwagens schoven een baan op als er een invoegstrook naderde, een hoffelijk gebaar dat ik onmiddellijk kopieerde; de belijning liep net iets anders. Alles voelde direct fijn buitenlands. Ik volgde de rondweg aan de oostkant, mijn bestemming lag ten zuidoosten van de stad, ik wachtte tot ik de enorme reclamezuil zag, en toen wist ik dat ik eraf moest. Omdat ik inclusief tussenstop bij de garage al ruim twee uur onderweg was, besloot ik eerst thee te gaan drinken. Het was druk in het restaurant, iedereen zat aan een ontbijt. Ik bedacht dat ik ook wel wat kon ontbijten. Ik koos het warme ontbijt, een stukje zalm met een omelet en twee minibroodjes en nam er een extra gekookt eitje bij. Politici waren heel bang om mensen te bewegen tot een ander voedselpatroon, ook al zorgde de veehouderij wereldwijd voor net zoveel broeikasgassen als alle auto’s, treinen, vliegtuigen en boten bij elkaar, en zou het een kwestie van buigen (verzuipen) of barsten (obesitas) worden. Ik keek om me heen, alle leeftijden en nationaliteiten die een stad als Antwerpen herbergt, zaten hier aan het zelfde ontbijt. Het Zweedse woonwarenhuis wist hoe je zoiets deed: voor goede kwaliteit tegen een lage prijs in een welkome omgeving wilde iedereen zijn ingesleten gewoontes wel opzij zetten. Het extra eitje kostte trouwens 45 cent.

Hoffelijk

eerstekamerIk had de Veluwse boer annex senator maandag gezien, herrezen uit een ongeneeslijke ziekte – hij voerde het woord over melkvee, met behartenswaardige  zinnen als: gooi de hoogstaande reputatie niet te grabbel door ongebreidelde groei, de quota werken goed, ga niet verder dan tien kilometer sjouwen met de mestbergen –, maar de dag erna, de laatste dag voor het kerstreces, waarop tal van stemmingen, was hij weer ziek, opgenomen naar verluid. Als onderdeel van de geliefde oppositie was zijn stem cruciaal voor een nipte meerderheid, maar niemand van het Haagse journaille had dit pikante feitje op Twitter. Susan Neiman schreef het al in Waarom zou je volwassen worden?: de mens is van nature lui. De sociaal-democraten hadden gevraagd de stemming over inperking van de vrije artsenkeuze van de middag naar de nacht te verschuiven, niemand zag er een probleem in, maar toen verscheen op het oorspronkelijke tijdstip van de stemming de Veluwse boer voor zijn staatsrechtelijke plicht. De sociaal-democratie raakte in paniek, wilde vasthouden aan de nacht, menselijkheid is nu eenmaal niet hun sterkste kant, maar dat ging de andere senatoren te ver. Het woord hoffelijk viel veelvuldig, het hielp niet dat de socialistische voorvrouw haar wens tot uitstel (naar later bleek om drie andersdenkenden in de eigen fractie te bewerken) bleef motiveren met ’technische vragen die nog door de minister beantwoord moesten worden’. Ze kreeg een uur respijt, zodat de Veluwse boer na stemming en voor het donker weer (zieken)huiswaarts kon keren. De rest is geschiedenis. Toen de voorzitter zei: ’33 stemmen voor, 38 tegen, het wetsvoorstel is verworpen’, duurde het nog zeker vijf minuten voor de Den Haag-watchers het ook wisten te melden op hun snelle sociale media. Zoals gezegd, de mens is lui, de journalist een echt mens. Het was sowieso een viering van menszijn daar in de Eerste Kamer: een bewijs dat de parlementariër nog altijd een zelfstandig denkend wezen kan zijn met eigen afwegingen; geen marionet in een stemmachine; geen automatische knop (zoals de minister van Volksgezondheid dacht) in vooraf bekokstoofde, niet-democratische afspraakjes met deze en gene, die de scherp geprijsde polissen met beperkte artsenkeuze en halve vergoedingen al in hun schappen hadden liggen. Al wilden veel journalisten ons dat ’s avonds in de nieuwsrubrieken wel graag laten geloven: dat senatoren stemvee zijn, dat er eigenlijk geen verschil is tussen een wetsvoorstel en een wet. Hun ongeloof over wat ze totaal niet hadden zien aankomen, moest ook het onze worden; hun wachten voor ministeriedeuren moest de spannende indruk wekken dat daar ieder moment ‘een oplossing’ uit zou kunnen rollen die het ‘vlekje’ van die middag kon wegpoetsen. Ik wachtte tevergeefs op belangwekkende vragen aan de tegenstemmers als: hoe bent u onder druk gezet? Wat was de rol van de vice-premier? Voor hoeveel geld of welke baan zou u van mening zijn veranderd? Tevergeefs zocht ik naar het icoontje van Lucky TV.

Vallen

donkerIk had mijn stoel anders gezet, zo kon ik mijn voeten tegen de radiator wrijven – een oude gewoonte uit mijn jeugd die twee gaskachels telde, een in de woonkamer, een in de keuken –, en nu zag ik wolken, die op dit tijdstip van de dag niet meer wit waren, maar grijs, langs een lichtblauw-met-stralend-oranje geveegde lucht drijven. Een minuut later was dit filmdecor alweer weg en waren er alleen nog maar grote grijzen wolken tegen een iets minder grijze achtergrond. De daken aan de overkant van de straat, die nog net op mijn filmdoek vielen, verloren hun kleur snel en zouden straks alleen nog maar donker zijn. Ik schreef op wat ik zag en toen ik weer opkeek was alles donker, op het kunstlicht na. Van de galerijflat verderop was alleen een regelmatig ingekleurd vel ruitjespapier over;  overburen bestonden alleen nog bij de gratie van spleten licht door kleine en minder kleine dakramen. Er was verrassend veel activiteit op de zolders.

Zwaard

spuitIk vroeg een goede vriend of het zwaard van Damocles nog boven zijn hoofd hing, of al was gevallen. Het was gevallen. Zijn laatste werkdag was 18 december. De werkgever deed niks aan afscheid – dat mocht je natuurlijk ook niet verwachten, zo druk als ze het hadden met het eruit werken van honderden mensen, volgens rekenkundige regels bovendien (zoveel per afdeling, zoveel per leeftijdscohort, er lag een kwantitatieve target, geen kwalitatieve), en dat ook nog in de drukste tijd van het jaar, december, hét jachtseizoen voor zorgverzekeraars –, dus had de goede vriend zelf een diner georganiseerd voor een ruime schare collega’s, die hij had beloofd te trakteren op mooie verhalen uit zijn carrière. Ik wist dat die collega’s niet teleurgesteld zouden worden. En passent wees ik hem op de kerstpuzzel van onze eigenste afluisterjongens en -meisjes. Tussen het speuren naar verdachte patronen in ons telefoon-, internet-, mail-, sms- en app-verkeer alsmede in onze financiële transacties, auto-, gsm-, vliegtuig- en ov-verplaatsingen door hadden ze daar kennelijk tijd voor. Enfin, het was beter dat ze zich onledig hielden met hele ingewikkelde kerstpuzzels maken dan met martelen.

Nafeest

herfstnatIk volgde al weken hoe de herfst bezit nam van de tuin. De linker equidambar had het de eerste jaren moeilijker gehad dan de rechter, maar daarna de schade ruimschoots ingehaald. In een zomerse bries zuchtte ze zwaar onder haar enorme bladerpracht, die ze in de herfst maar mondjesmaat prijsgaf. Alle overlevers hadden dat. Bij de vier blauwe regens, die ieder een paal van de pergola hadden gekregen om zich op te werken, was ook een buitenbeentje. Wederom links, linksvoor om precies te zijn. Haar blad was lichter groen en groter dan van de andere drie en de eerste jaren bloeide ze niet. Ook dat was goed gekomen, opnieuw uitbundig, maar kwam de herfst, dan was linksvoor als eerste kaal. Altijd. Terwijl ik mij in steeds meer lagen hulde, liet de tuin haar vacht ruimhartig vallen. De onophoudelijke regen maakte de stammen en takken nog naakter, een tuin vol door en door verregende figuren; wat ze nog droegen zat strak om het lijf geplakt. Je kon de aanblik treurig noemen, of zielig – het wachten was op de mens die de bomen van zelfgebreide jasjes ging voorzien ’tegen de kou’ –, of volkomen logisch. Er waren geen vogels die zin hadden in goede nesten, geen mensen die schaduw behoefden. Het feest was voorbij, de feestkleren losgerukt en afgeworpen.

Weten

Ik werd eventjes wakker. De storm likte met gretige halen aan het dak en de gevel en de lichtkoepel. De regendruppels waren dik en talrijk en vielen met de zekerheid dat er na hen nog heel veel meer druppels kwamen. Ik dacht aan de man die ooit nieuwe rollen dakbedekking had aangebracht met een brander. Het lag er goed. In huis klonk een kort plofje. Het leek op een druppel die op een harde vloer uiteenspatte, maar ik wist dat dat het niet was, het was het laminaat, dat onder invloed van de temperatuursverandering kromp of uitzette. Hoe ik dat wist, wist ik niet. Ik wist het. Ik hoefde er niet voor uit bed te stappen om het zeker te weten. Ik vroeg me af wanneer er een machine, een computer, een robot zou zijn, die dat verschil ook kon horen. En in het eerste geval een emmer zou halen om die op de plaats delict te zetten en de volgende ochtend iemand zou bellen om het dak op te gaan. En in het tweede geval al die handelingen achterwege zou laten. Daarna sliep ik rustig verder.