Realisme

merkel2Ik kocht voor 16,30 euro specerijen bij de toko. Ik kwam niet vaak in dit winkelcentrum waar ooit op de nationale radio reclame voor was gemaakt vanwege de megastores en de meubelzaken. In de Etos werden nu kleren verkocht, in de naaimachinewinkel sportschoenen, in de Frozen Yoghurt kroketten van de Febo Express, in het uitzendbureau kip van KFC. Heel even vreesde ik iets anders aan te treffen op de plek van de toko. Het was er lekker druk. Achterin zaten twee Chinese dametjes op hun rollators te kletsen. Ik vond zelfs pure tamarinde, geen potje met toegevoegde suiker en andere troep, maar een pakje met alleen het vruchtvlees. Bij La Place las ik achterop het shirt van een sapmedewerker Proeven is geloven. Daar dacht ik lang over na. ’s Avonds zag ik op tv Angela Merkel, die zei dat ze zeven was toen de Muur werd gebouwd, wat een ernstige schending van het internationale recht was (net als wat Rusland nu in Oost-Oekraïne deed), en toch, zei ze, dacht niemand aan militair ingrijpen, omdat niemand geloofde dat het kon voorkomen dat DDR-burgers jarenlang in onvrijheid en dictatuur moesten leven. Merkel nam het niemand kwalijk. Ze noemde het een realistische inschatting. Eigenlijk zei ze: pech bestaat nog altijd.

Blind

defensie2Ik was er ooit geweest, in het statige pand tussen de Amerikaanse broodjesketen Subway en het café-restaurant Luden aan het Plein, dankzij een vriend die dient in de vaderlandse krijgsmacht. De kamer van de minister had ik toen niet gezien, maar die zag ik nu wel, omdat Twan Huys er was voor een interview. Ik snapte het wel. Hennis-Plasschaert was de enige minister met een historisch ministerie en statig werkmeubilair, dan ging je niet naar een kale Nieuwsuur-studio. Het ging over de oorlog in Oost-Oekraïne. De minister zei dat ‘het gevoel van erop of eronder nu wel was aangebroken’, en dat ‘dialoog de weg voorwaarts’ was. Ik vermoedde dat Poetin dat best kon onderschrijven. Wapengekletter was ook een soort dialoog. Ze zei het heel moeilijk te vinden om de situatie van nu te vergelijken met die van de Koude Oorlog. Dat was eerlijk. Ze had geen geschiedenis gestudeerd of iets anders in een richting die affiniteit met defensie verried. Ik leerde dat Russische militaire vliegtuigen vrolijk boven het Europese luchtruim vlogen. Blind, met alle transponders uit. Je kon het zien als een daad van assertiviteit, zei de minister (ik dacht aan het uitschakelen van mijn telefoon toen ik vorige week de Hofstad in reisde, om onder de radar te blijven), maar ook als een daad van agressie. Die toestellen moesten natuurlijk onverbiddelijk naar beneden worden gehaald, maar wie durfde als eerste de trekker over te halen? Kon je een wereldbrand met zekerheid voorspellen? Florian Illies schreef een prachtig boek over het jaar 1913. Het broeit, maar misschien niet eens zoveel meer dan in een ander jaar, en verder voltrekt het leven zich in al zijn gewoonheid. Ikzelf at stamppot, zuurkool en boerenkool, liefdevol klaargemaakt door vrijwilligers met ontmoeting als doel, een jongen speelde gitaar, een amanuensis die tegenwoordig toa heet, vertelde over haar middelbare school die goede sier maakt met het verstrekken van iPads aan alle leerlingen. Niemand was bezig met geld opnemen en een veilig heenkomen zoeken.

Schade

broodjesIk las ’troost’, ‘verdriet’, ‘liefde’, ’tranen’, ‘afscheid’ op de grijze schorten van de vrouwen die hier de koffie en thee deden. Er waren ook luxe belegde broodjes. Het meisje voor wiens opa we hier waren (al was ik er vooral voor haar), had zo’n luxe broodje in haar hand en zei: ‘hij wordt gemecreerd. Net als de hond.’ Ze nam de rollende traan op mijn wang over op haar vinger. Ze had ook gehuild, zei ze, zondag en dinsdag, en al twee keer afscheid genomen en nu dan voorgoed. Later gooide ze sneeuwballen met haar zus en haar nichtjes en peperde ze R in. Mijn schoonbroer liet de kras en deuk op de zijkant van zijn auto zien. Het was niet zijn schuld. R had de zaken voor hem geregeld en gezegd: je mag de schade laten taxeren, maar zeg nergens ja op en spreek niks af. Nu was de schoonbroer tijdens het rijden gebeld door een schade-expert en die had 1250 euro voorgesteld en de schoonbroer had oké gezegd. R zuchtte diep. De schoonbroer zei: je weet toch dat ik daar niet tegen kan. Op de terugweg haalde ik in de Ouddorpstraat het boek De beslissing op. Tweedehands.

Koper

kersenIk vroeg me af of koperdieven hun werkzaamheden konden afstemmen op het weer, wanneer er sneeuw of vorst in de lucht hing bijvoorbeeld, of op de werkzaamheden van de NS zelf, werkzaamheden aan of rondom cruciale computersystemen bijvoorbeeld. Boos was ik niet door de vertraging. Dinsdag schreef Jean Jacques Suurmond in Trouw dat dieven en terroristen wel degelijk liefhebben, heel veel zelfs, hun passie voor koper of hun overtuiging gaat zo ver dat ze er grote risico’s voor nemen. Geëlektrocuteerd worden bijvoorbeeld, of doodgeschoten. Het echte probleem was dat hun liefde verkeerd gericht was, op eindige dingen: ideologie, geld. In mijn eigen stad probeerde ik twee boekwinkels voor het boek De beslissing. In de eerste schaamde de man zich dat ze het niet op voorraad hadden, in de tweede zei de vrouw dat ze het hadden gehad, dat het al uit 2013 was. Da’s nog maar kort geleden, zei ik. Wel kocht ik deel 2 van Guus Kuijers Bijbel voor ongelovigen. Ik sloeg het open in de metro. Een Surinaamse jongen met een grote voetbaltas aan de andere kant van het gangpad begon te lachen. Hij zei: is dat echt? Hij had een tijdje theologie gestuurd, vertrouwde hij me toe, maar toen hij ging denken dat hij het beter wist dan God, was hij gestopt. De groenteboer had kersen uit Chili. Ik besloot dat het kon. Voor de Chileense boer en voor de groenteboer.

Bronnen

beslissingIk had geen last van bevroren wissels of computerstoringen. Wel moesten we ons van de machinist schrap zetten ‘in verband met een stevige remming’. Misschien was het een grapje. Ik liep de stad in, onder het groengele logo van de staatsbank zat de Oost-Europese met de onwaarschijnlijk lichtblauwe ogen en haar accordeon. Ze kon nog altijd niet spelen. Ter hoogte van de boekhandel die verhuisd was zette ik mijn telefoon aan. Van een goede vriend had ik gehoord dat deze stad niet alleen van alle auto’s die de stad inrijden de kentekens registreert maar ook alle telefoons in die auto’s. Het leek me een koud kunstje dat ook te doen met de telefoons van treinreizigers. Het was dus ook een koud kunstje om die illusie van veiligheid bij de beleidsmakers door te prikken. De andere boekhandel in deze stad stond op het punt van verhuizen. Je kon er voor vijftien euro een tas kopen die je naar believen mocht vullen met de boeken in de kratten. Het boek met de uitspraak van Thomas Mann (‘Voor de schrijver zijn er maar twee bronnen, de eigen ervaring en de ervaring van anderen die een relatie met de huidige tijd en het eigen leven hebben. Een schrijver die zichzelf niet prijsgeeft, blijft een slaaf.’) hadden ze niet.

Boodschappen

pastinaakIk had nog twee pastinaken uit de groentetas. Het bruidspaar zaterdag had ook een groentetasabonnement gekregen, van studievrienden. Ze aten veganistisch, om iets goeds te doen voor de wereld. Dus ook geen eieren. Al bazuinden ze dat niet rond in hun woon- en werkplaats Barneveld. Ik vond een mooi recept in de kookbijbel en ging naar de winkel voor zoete aardappel, ahornsiroop en kappertjes. Bij de groenteboer liggen de zoete aardappelen in een kistje naast de keuken. Maar de groenteboer is dicht op maandag. Bij de grootgrutter kamde ik de groenteafdeling uit. Ik was al onderweg naar de supermarktmanager toen ik op een grote tafel zakken vol zoete aardappel zag. Ze doen deze weken iets met producten voor mensen zoals ik. Thuis had ik gegoogled of ahornsiroop echt nodig was, of dat een halve eetlepel honing ook kon. Maar het sap van de esdoorn werd geroemd om zijn rijke smaak en was in dezelfde hoeveelheid als suiker een derde minder slecht. De ahornsiroop stond niet bij de suiker en de agavesiroop. Ik schoot een manager aan. Die liep naar de azijnen, in zijn oude supermarkt stond het daar. Een jongen die langs liep, zei: ahornsiroop staat bij de bijzondere producten. Ik zei: gelukkig zijn er klanten. Toen ik naar huis liep, stond het meisje dat op de heenweg tegen de plataan leunde met haar hand bij haar oor (al zag ik geen telefoon en hoorde ik haar niet praten), nu tegen een lantaarnpaal. In dezelfde pose. Ze stonden alledrie scheef: de boom, de lantaarnpaal en het meisje.

Kijken

iffrIk appte M: ik ben er om 9.34 uur. Dat was natuurlijk grootspraak. Het was negen uur, ik was nog thuis, ik moest nog vier minuten lopen, een weg oversteken, er moest nog een metro komen, die zonder hindernissen zijn route moest rijden. Wie kon in de toekomst kijken. Toch typte ik zonder aarzelen: ‘ik ben er om 9.34 uur’. We hadden goede plekken. Today was een Iraanse film. Ik dacht aan een eerdere Iraanse film, ook op het IFFR, en ook toen was ik verrast door de moderne en normale straatbeelden. We moesten op onze tv vaker normale straatbeelden en mensen zien uit landen die we nu alleen kennen vanwege vijandigheden en ‘dood aan Amerika’-roepers. Ik probeerde me voor te stellen hoe ik over Nederland zou denken als ik alleen maar een ‘minder, minder, minder’ roepend parlementslid zou zien, én een horde Schotse mannen die naar bijna naakte, rood uitgelichte vrouwen achter ramen joelden, én doodsbange burgers die van de Nederlandse machthebbers te horen krijgen dat er geen kubieke meter gas minder onder hun huizen zal worden gehaald. Gelukkig was er nu op zondagavond Onze man in Teheran. Ik moest Thomas Erdbrink eens vragen of de Iraanse tv al een Onze man (of vrouw) in Amsterdam had. Of Rotterdam natuurlijk.