Ik had het goed ingeschat, twintig minuten fietsen, de vriend stond al onder de loopbrug van Plaswijckpark te wachten. Boven ons opgewonden kindervoetjes. Hoe lang geleden was het dat mijn nichtjes nog klein genoeg waren om in de vijver met de zwanenbootjes een woeste zee te voelen, om hun auto’s door de verkeerstuin te trappen als doorkruisten ze een heuse stad, om ‘aah wat lief’ te fluisteren bij het hok van de wasbeertjes? Welke kant op? vroeg ik. We stapten op, de vriend gidste me door een deel van de stad dat ik kende van naam. De zon scheen, het groen was uitbundig, de straten ruim, de bouw afwisselend: klassieke woningen in lommerrijke straten, flats uit een tijd dat gevels nog werden gemetseld en niet werden beplaat. De vriend bouwde de rit slim op, eerst de goed voorziene winkelstraat met zelfs een echte boekhandel, daarna de gewildste straten die niet onder deden voor Hillegersberg, met dito prijsopslag in ruil waarvoor je een bepaald type buren kreeg, hij wees aan welke woningen voor welke prijzen te koop stonden of hadden gestaan en pas helemaal op het eind staken we de Wilgenlei over naar het huis waar zijn oog (en dat van zijn vrouw en zoon) nu op rustte. Praktisch nieuw, dat was het grote pluspunt, veel inhoud ook, de prijs had geen onnodige kop zoals aan de andere kant van de Wilgenlei, maar er waren die kleine, oudere huisjes en die minder florissante flats, met plaatwerk en in de onderplint onduidelijke winkels, al had de groenteboer mooi uitgestald en kreeg de pizzeria op Iens lovende recensies. Gaf dat last, nu en over vijf jaar als ze misschien weer wilden verhuizen en verkopen? Ik kende de vriend al zeker twintig jaar, dit was de eerste keer dat we samen fietsten.
Categorie: blog
Heilzaam
Ik pakte de snoeischaar, de druif was in korte tijd weelderig in blad gekomen, maar wilde ik trossen kunnen oogsten, dan moest de schaar er drastisch in. De pas gezaaide rucola stond al boven, ook een paar peterselieplantjes die ik rondom de dahlia’s had gezaaid, lieten een speldenprikje groen zien. De nieuw geplante clematis sloeg goed aan, dikke knoppen beloofden grote bloemen. In de yucca’s, ooit twee stuks die om de beurt bloeiden, waren drie bloeistengels in ontwikkeling. De rododendron was later dan in andere tuinen, en zeker niet zo rijk, maar dat gaf niks, er waren zeker twintig paarse bloemen aan het ontknoppen, het dieptepunt was ooit vijf. Ik had een jaar of wat weinig in de tuin gedaan, maar dit jaar pakte ik het weer serieus aan. Niets is zo gelukkig makend als iets zien groeien. De twee aardbeienplanten die de groentevrienden me bij het scheiden van de markt op de zaterdag voor moederdag voor een zacht prijsje hadden gesleten, bloeiden en groeiden als kool. Iedere avond spoot ik een flinke laag water in twee teiltjes en liet ik ze de hele nacht drenken. Toen ik lunchte aan de tuintafel lunchten de twee jonge merels ook. Langs de vijver hipten ze rond, wachtend tot hun vader kwam en ze iets in hun bek propte.
Mini-volwassenen
Ik vroeg of het moeilijk was, Chinees. De jongen naast mij was met zijn schoolklas joelend en duwend ingestapt, twee stations terug. Een paar minuten was de trein tot boven de bagagerekken gevuld met opgewonden kinderstemmen, maar niemand houdt dat lang vol, en nadat iedereen ergens een plek had gevonden, was er ook af en toe rust. Met om de paar seconden een korte opleving, bijvoorbeeld toen ene Thomas omhoog klom in een paal en een andere jongen dat niet kon evenaren, maar na drie keer Thomas bovenin de paal was het gewoon geworden, alleen een meisje bleef glimlachend toekijken en terwijl de meisjes om haar heen opgewonden lachten en half over de rugleuningen hingen en handcontact hadden met de jongens achter hen, ontvlocht zij zwijgend haar twee vlechten, kamde langdurig en maakte er twee staarten van. Het was op zo’n moment dat de jongen naast mij uit zijn rugzak een schrift pakte vol zelfgeschreven Chinese tekens en hardop las over een vrouw en een hond en een berg. ‘Oh,’ zei hij, ‘niet zo moeilijk hoor, dit was een proefles voor het gymnasium.’ Hij zat in groep acht, ze waren onderweg naar het Anne Frank Huis. Toen vroeg hij het prachtige meisje aan de andere kant van het gangpad hoe vaak ze al iemand verkering had gevraagd. In groep acht? vroeg ze. Met nog twee jongens erbij kwam de vraag wat een acceptabel leeftijdsverschil was. ‘Twee, drie jaar,’ zei een jongen die zijn beugel in een blauw doosje stopte toen hij een pannini-achtig broodje uit aluminiumfolie haalde. Roomkaas met bieslook. ‘Later is het anders,’ zei de jongen die in het gangpad stond. ‘Mijn opa van moederskant heeft een vriendin die twintig jaar jonger is,’ zei de jongen naast me, ‘en mijn vader scheelt tien jaar met zijn vriendin.’
Serieus
Ik wist niet hoe nauw ze het namen, die eerste week dat het groente-, fruit- en tuinafval apart werd opgehaald, maar dat bleek heel serieus. Een nieuwe vuilniswagen met ‘Als de dag de nacht vraagt nog even te wachten / luistert de nacht soms’ van dichter Mustafa Stitou op de zijkant, reed achteruit de straat in, de chauffeur controleerde alle bakken, wie het niet had begrepen kreeg een briefje onder de klep, twee knullen haakten de bakken vervolgens aan het kiepsysteem. Iets later kwam een autotransportcombinatie de straat ingereden met daarop een glimmende grote grijze Audi. De chauffeur haalde de spanbanden om de wielen vandaan, liet de oplegger aan de achterzijde hurken en twee rijplaten uitschuiven, en reed de auto van de oplegger. Er ging een alarm af, ik zag de chauffeur iets uit zijn broekzak pakken en ermee richten op de achteruitkijkspiegel. Het gepiep stopte. De man reed in de Audi de straat uit en verdween. Ik dacht aan de grote grijze auto die volgens een getuige een deuk in onze auto had gemaakt. Omdat van het een het ander komt, hadden we aangifte gedaan. Nu moeten we onze auto komen laten zien op het politiebureau, ‘omdat er al zoveel bekend is over de andere auto,’ zei de politiemevrouw. We maakten een afspraak. Ik snapte het niet helemaal, maar R zei dat iedere trekhaak afhankelijk van merk en type auto op een andere hoogte een deuk achterlaat. Zei de politie er nog iets bij, vroeg R, bijvoorbeeld dat we de auto niet mogen wassen, de deuk niet laten repareren? Nee, zei ik.
Boek
Ik zei tegen de vriend die belde dat ik de keukenvloer aan het poetsen was. ‘Krijg je bezoek?’ vroeg hij. Bij de groentevrienden kocht ik komkommers, een rijpe mango, een rode ui en een limoen. Ik ging een curry maken, op internet had ik het recept van een Indiase salade gevonden. De dressing bestond uit limoensap, geraspte limoenschil en vissaus. Sojasaus kon ook. Allebei had ik niet: flesjes met te veel overbodige ingrediënten. Ik deed een beetje sambal batjak bij de limoen en wat ahornsiroop, proefde, voegde nog wat limoen toe en toen nog wat siroop en toen was het een perfecte dressing. Toen de curry en de salade op waren en ik het toetje maakte – in de diepvrieskast van de supermarkt had ik ijs gevonden van Professor Grunschnabel dat vanwege de naam en het zachte uiterlijk van de kartonnen bekers voldoende was om aan te schaffen – kwam het boek ter sprake. Daarom draait het per slot van rekening in een leesclub. Iedereen begon voorzichtig. Niemand zat met gestrekt been klaar om het boek af te branden (of de hemel in te prijzen), om vervolgens te ontdekken dat de anderen het geweldig (of bagger) vonden. We tastten elkaar af, lieten ruimte, om die geleidelijk aan steeds gedetailleerder in te vullen.
Wijkers
Ik vond het slim dat er een hoofdelijke stemming was gevraagd, zo kwamen alle namen nog één keer langs – mannelijke senatoren alleen met hun achternaam, vrouwelijke met het voorvoegsel mevrouw – en konden de vertrekkende senatoren hun stem voor een laatste keer laten horen. De nestor met op de kop af vijfentwintig zittingsjaren sprak namens hen. Hij memoreerde zijn voorganger, die vijfentwintig jaar geleden ook als langstzittend Kamerlid (SGP’ers hebben Ausdauer) mocht spreken namens de ‘wijkers’: zes toen, vijfendertig nu, bijna de helft van de Eerste Kamer en daarmee jaren aan kennis en ervaring vertrok. Veel, zei hij, te veel? Hij sprak de hoop uit dat de nieuwe senaat de rechtsstaat zal koesteren, en niet zal vergeten dat wanneer een bloem van haar wortels is afgesneden die bloem geen lang leven meer beschoren is. Er was ovationeel applaus. Applaus was er ook voor de scheidend senator die op een cruciaal moment collegiale loyaliteit (pairen met een ernstig zieke collega: een stem vóór wegstrepen tegen een stem tégen) had laten prevaleren boven politieke belangen (de kans een wet tegen te houden door de afwezigheid van de stem van die zieke collega). Overigens begroef die wet zich op dit moment zelf met dat onaffe SVB-systeem dat op last van kabinet en een meerderheid van het parlement was gebouwd om te wantrouwen in plaats van om vlot en soepel hulpverleners van PGB-houders uit te betalen. ‘Ik kan mij nog de tijd herinneren,’ zei de Kamervoorzitter,’ dat we de pers hier met geen stok door de deur kregen.’ Dat was nu wel anders. Camera’s zwermden door de senaat. Al waren de rechtsstatelijke en collegiale noties voor het NOS-journaal te lastig. Dat hield het bij zijn eigen wijsje: dat de kiezer het het kabinet knap lastig maakte met de nieuwe Eerste Kamer. Politiek versmald tot een bokswedstrijd. Aju, ajuus, zei de nestor, een verbastering van het Franse adieu, ga met God. Soms was één stem voldoende.
Gemoed
Ik las over een onderzoek van de Universiteit van Ulm (Duitsland) en downloadde de app Menthal (en om erover te kunnen schrijven zocht ik op mijn telefoon de vervoeging van downloaden op). De app houdt precies bij wat je doet met je mobiele telefoon, hoe vaak, hoe lang. Het heeft iets paradoxaals, alsof je een klomp boter in huis takelt om minder vet te gaan eten. Nu eet ik niet vet zomin als ik mijzelf een telefoonverslaafde vindt, maar dat zegt niks, want dat zegt zo’n beetje iedereen. Nieuwsgierig ben ik wel. Het onmiddellijke effect was dat ik me bewust werd van iedere handbeweging richting mijn telefoon: de juffrouw keek mee. Dat effect duurde ongeveer een dag. Twee uur en veertig minuten klokte de app op de eerste echte werkdag. Ook al was iets meer dan de helft daarvan krantenlezerij, alternatieve ingrediënten opzoeken tijdens het koken en plantgatdieptes opzoeken tijdens het in de grond zetten van vlijtige liesjes, ik schrok van de hoeveelheid tijd. Het leukst zijn de zogenaamde mood checks om half tien ’s ochtends en half tien ’s avonds. Dan kun je de mond van een smiley omhoog of omlaag krullen. Die smileys komen in een kalender. Ik kijk uit naar het eerste maandoverzicht.