Ik vond het slim dat er een hoofdelijke stemming was gevraagd, zo kwamen alle namen nog één keer langs – mannelijke senatoren alleen met hun achternaam, vrouwelijke met het voorvoegsel mevrouw – en konden de vertrekkende senatoren hun stem voor een laatste keer laten horen. De nestor met op de kop af vijfentwintig zittingsjaren sprak namens hen. Hij memoreerde zijn voorganger, die vijfentwintig jaar geleden ook als langstzittend Kamerlid (SGP’ers hebben Ausdauer) mocht spreken namens de ‘wijkers’: zes toen, vijfendertig nu, bijna de helft van de Eerste Kamer en daarmee jaren aan kennis en ervaring vertrok. Veel, zei hij, te veel? Hij sprak de hoop uit dat de nieuwe senaat de rechtsstaat zal koesteren, en niet zal vergeten dat wanneer een bloem van haar wortels is afgesneden die bloem geen lang leven meer beschoren is. Er was ovationeel applaus. Applaus was er ook voor de scheidend senator die op een cruciaal moment collegiale loyaliteit (pairen met een ernstig zieke collega: een stem vóór wegstrepen tegen een stem tégen) had laten prevaleren boven politieke belangen (de kans een wet tegen te houden door de afwezigheid van de stem van die zieke collega). Overigens begroef die wet zich op dit moment zelf met dat onaffe SVB-systeem dat op last van kabinet en een meerderheid van het parlement was gebouwd om te wantrouwen in plaats van om vlot en soepel hulpverleners van PGB-houders uit te betalen. ‘Ik kan mij nog de tijd herinneren,’ zei de Kamervoorzitter,’ dat we de pers hier met geen stok door de deur kregen.’ Dat was nu wel anders. Camera’s zwermden door de senaat. Al waren de rechtsstatelijke en collegiale noties voor het NOS-journaal te lastig. Dat hield het bij zijn eigen wijsje: dat de kiezer het het kabinet knap lastig maakte met de nieuwe Eerste Kamer. Politiek versmald tot een bokswedstrijd. Aju, ajuus, zei de nestor, een verbastering van het Franse adieu, ga met God. Soms was één stem voldoende.