Ik zei tegen de vriend die belde dat ik de keukenvloer aan het poetsen was. ‘Krijg je bezoek?’ vroeg hij. Bij de groentevrienden kocht ik komkommers, een rijpe mango, een rode ui en een limoen. Ik ging een curry maken, op internet had ik het recept van een Indiase salade gevonden. De dressing bestond uit limoensap, geraspte limoenschil en vissaus. Sojasaus kon ook. Allebei had ik niet: flesjes met te veel overbodige ingrediënten. Ik deed een beetje sambal batjak bij de limoen en wat ahornsiroop, proefde, voegde nog wat limoen toe en toen nog wat siroop en toen was het een perfecte dressing. Toen de curry en de salade op waren en ik het toetje maakte – in de diepvrieskast van de supermarkt had ik ijs gevonden van Professor Grunschnabel dat vanwege de naam en het zachte uiterlijk van de kartonnen bekers voldoende was om aan te schaffen – kwam het boek ter sprake. Daarom draait het per slot van rekening in een leesclub. Iedereen begon voorzichtig. Niemand zat met gestrekt been klaar om het boek af te branden (of de hemel in te prijzen), om vervolgens te ontdekken dat de anderen het geweldig (of bagger) vonden. We tastten elkaar af, lieten ruimte, om die geleidelijk aan steeds gedetailleerder in te vullen.