Ik zette koffie, de twee mannen hadden er wel trek in. Ze waren zeker een uur later dan afgesproken. File, had de mevrouw van de afspraken zich telefonisch al verontschuldigd. De mannen hadden het over materialen die niet klaarstonden en die ze nog hadden moeten ophalen. Ze openden het luik, rolden het snoer uit van een bouwlamp, allemaal smurrie, riep de een vanuit de ene kruipruimte naar de ander. De ander trok zijn werkbroek uit en hees zich in een waterdicht canvaspak vol moddervegen. In de voorste kruipruimte was het nog blubberiger. Met hun telefoons maakten ze foto’s van de afvoer, die opgekrikt ging worden én door een smallere pijp vervangen, voor een betere doorstroming. Toen hoorde ik ze bellen. Met de baas waarschijnlijk. Het was helemaal anders dan ze dachten, veel omvangrijker. Er moest gehakt worden in de muur, vanwege het t-stuk daar waar nog iets groots op uitkwam (de wasmachine), maar een breekhamer hadden ze niet bij zich, bovendien lag hier een hele andere buis dan in een zelfde huis schuin achter ons. ‘Er zou hier een 75 moeten liggen,’ legde de man die het canvaspak alweer ging uittrekken uit, ‘maar kennelijk waren die tijdens de bouw even niet voorradig en hebben ze er een 100 ingezet.’ Ik stelde mij een vrijdagmiddag voor, veertig jaar geleden, misschien zelfs een zaterdagochtend, frustraties over een verkeerde levering buizen, te weinig voorraad, haast, een ongeduldige opzichter en dan hups, die andere buis erin. Wat maakt het uit. Sinds de nieuwe riolering hadden we trouwens nooit meer last van water uit de vaatwasser dat uit het keukenkastje stroomde.
Categorie: blog
Teelt
Ik stak, nadat ik de vogels de eerste vier had gegund, de vijfde aardbei in mijn eigen mond. Het was een bijzonder, lekker moment. Aardbei zes en zeven legde ik in een bakje op het aanrecht. Voor straks.
Gunnen
Ik wist niet goed hoe het er in een verpakking uit zou zien. En hoe noemde je het eigenlijk: gaas, net? Er waren nu al drie aardbeien met nog maar een vleugje rood opgevreten door de vogels. Een koolmeesje had ik daadwerkelijk aan de slag gezien. Ook al gunde ik ze hun fruitdieet, ik gunde mezelf de verrukking van die dertig zelf geteelde aardbeien net iets meer, bovendien was er genoeg in de tuin, onder andere de kikkervisjes in de vijver, eigenlijke een ondiepe plas water, een verrijking ten opzichte van voorgaande jaren. In de enorme kas vol planten en plantjes en ook hekwerken en Gardena-spullen was geen net, de man begreep me onmiddellijk, ik moest naar de andere kas waarin perkplanten, ‘potterie’, zaaigoed. Het bleek een verrassend klein pakketje. Voor de zekerheid nam ik niet de 5m x 2m maar de 10m x 2m. Met een beetje moeite paste het in mijn kontzak, toch vermeldde de prijssticker 5,09 euro. Het was er in groen en in zwart, zwart telde 12,5 gram per vierkante meter, groen 7,5, omdat het mij ontbrak aan kennis over het functionele verschil koos ik voor groen. De man achter de kassa zei: ‘Het probleem is dat de vogels ze eerder lusten dan wij.’ Thuis kwam het leukste karwei: hoe span je groen net? Ik probeerde wat met bamboestokken, maar dat was niet succesvol. Toen spande ik stevig draad, van de trapleuning naar de stam van de blauwe regen bij de pergola, van de blauwe regen naar een plank van de schutting en van de plank weer terug naar de trapleuning: een ongelijkzijdige driehoek een meter boven de grond. Het groene net hing ik met kerstbalhaakjes aan het touw, als een rok om een rouwbaar (en omdat net lichter is dan een fluwelen rok zette ik het met wat potten vast op de tegels), om tot slot de bovenkant dicht te maken. Vanmorgen zag het al een stuk roder.
Hoop
Ik luisterde naar de vriendin met wie ik was overgebleven in deze lommerrijke binnenplaats midden in de stad. Een rossig met wit gevlekte poes nestelde zich op de mansdikke stam van de olijfboom die al heel lang in de enorme houten bak leek te leven. Het was een enorm interessant tijdperk concludeerden we: we waren fit genoeg om mee te komen in het stormachtige nieuwe en telden jaren genoeg om het oude – de verzorgingsstaat in optima forma, de typemachine, het wifi-loze tijdperk – nog te kennen. Ooit waren wij collega’s, nu adviseerde zij grote landelijke bedrijven die ‘inclusief’ wilden worden. ‘Inclusief’ is jargon voor: we willen behalve de rondste glanzende kersen ook best ons portie kersen met een butsje aannemen. Dus: een blinde, een autist, iemand met psychiatrische problemen, iemand zonder benen, een ex-verslaafde, iemand met een IQ van 75. Die grote bedrijven, zei ze, waren evengoed ‘oude wereld’ als de gemeenten, de scholen voor speciaal onderwijs, de sociale werkbedrijven, het UWV, waar de mensen met een butsje te vinden waren. Een groot landelijk bedrijf had een HR-manager met een butsje aangenomen, verlamd vanaf de nek, een klassiek geval van de duik in het te ondiepe zwembad (wie zich in dat bedrijf ziek wilde melden, moest dat bij die HR-manager doen, heel slim). Die vanaf de nek verlamde man was afhankelijk van thuiszorg, die kwam niet om vijf uur ’s ochtends om hem te wassen, te kleden, te voeden zodat hij om negen uur op zijn werk kon zijn, nee, dat werd later, een busje betaald door de gemeente, leverde de man om half elf af op de stoep van het grote landelijke bedrijf. De gemeente zei: er is toch wel een collega die hem naar zijn werkplek op de zestiende verdieping kan brengen. De werkgever zei: wij hebben hem al aangenomen, om half elf zit iedereen in overleg, dan kunnen we niet ook nog eens hem van de stoep komen plukken. De chauffeur van het busje vindt dit zo erg dat hij zijn strakke route met nog vijf anderen in de bus die ook ergens op tijd willen zijn, onderbreekt om deze man niet op de stoep achter te laten, maar naar de zestiende te brengen. Terwijl de oude wereld zich onledig hield met de allang verloren strijd, reed de chauffeur de toekomst in.
Mensenwerk
Ik keek naar het tv-programma De volmaakte mens waarin het onder andere gaat over de vraag of superintelligente robots de mens gaan overvleugelen. Ik zag een wetenschapper die iedere avond in hetzelfde Thaise restaurant op hetzelfde tijdstip zijn avondmaal at, die er wel in geloofde. Lastig bleef de eeuwige vraag over goed en fout. Wat als die supermachine had besloten om tot in het oneindige paperclips te maken, ogenschijnlijk een onschuldige activiteit, en op een gegeven moment, bij gebrek aan grondstof, de mens als grondstof begint te gebruiken? Eigenlijk ging het over de vraag: overzien wij de consequenties van ons handelen? Je stoot allemaal wel eens wat om, maar soms is het een dominosteentje dat onderdeel blijkt van een heel parcours van dominosteentjes in zo’n enorme hal waar honderden mensen weken mee bezig zijn geweest. We hadden er bij de eerste computers, waar geheugen nog een dure grap was en we daarom het jaartal tot de laatste twee cijfers afkortten, nooit bij stilgestaan dat dit decennia later tijdens de eeuwwisseling nog heel wat zweet en geld zou gaan kosten. We hebben er in onze financiële modellen nooit bij stil gestaan dat de rente ook wel eens negatief kan worden. Een goede vriend stuurde mij twee linkjes naar huizen die hij ging bekijken. Ik hanteerde op Funda dezelfde zoekcriteria als hij, maar deze huizen waren er bij mij niet uitgerold. Toen herinnerde ik dat hij de verfijning op aantal kamers en oppervlakte eruit had gehaald. Die filters filteren niet goed, had hij ontdekt. Inderdaad. Behalve met de juiste aannames begint het ook altijd ergens met suf inklopwerk, in dit geval bij een makelaar, waar iemand de vinkjes goed moet zetten. Zo niet, dan ontspringt jouw huis wellicht de superpaperclipmachine (maar rolt het ook niet langs het oog van de potentiële koper).
Huiswerk
Ik las afgelopen weekend in Trouw van de hand van Wil Rouleaux een aanstekelijke recensie van het debuut van Jonas Lüscher Het voorjaar van de barbaren. Het onderwerp zat in de hoek van Joris Luyendijk en Arnon Grunberg – ‘De mens verandert in een dier zodra iemand aan zijn spaarcenten komt’, citeert Rouleaux Lüscher –, én het was een ingenieuze raamvertelling. Ik was net klaar met de tweede lezing van Murakami’s Spoetnikliefde, ik duizelde ietsje minder dan de eerste keer, maar was nog steeds overrompeld, en ik had nu heel veel zin in die raamvertelling, omdat ik dacht dat het een methode was die ik wel eens goed zou kunnen gebruiken. Ook in Murakami zit een klein beetje raamvertelling. Ik zocht op internet naar wie het boek vandaag nog kon leveren, als het boeken aankomt kan ik iets junkie-achtigs hebben, toen een goede vriend liet weten ‘in de buurt te zijn’. Perfect, zei ik, en verlegde mijn zoektocht naar welke boekhandel, op mijn reis naar de afspraak, het boek fysiek op voorraad had. Behalve Lüscher kocht ik ook Flauberts Madame Bovary, omdat de onlangs overleden filosoof Samuel IJsseling daarover had gezegd dat ‘Emma Bovary meer zegt over wat de mens is dan de hele wijsgerige antropologie.’ Een buitenkansje in 365 bladzijden.
Werkverschaffing
Ik zei dat ik een deuk kwam laten zien. Het was negen uur, ik had uitgekeken naar dit Kafkaeske begin van de week. Ja, u komt aangifte doen van een deuk, zei de kordate vrouw in het oude politieblauw met witte blouse. Een politieman in het nieuwe donkerblauw met gele borststrepen opende een kastdeur met daarachter een Douwe Egberts automaat en vroeg of we ook iets wilden. Lekker, zei R, met melk en suiker. U doet het niet voor minder, zei de man. Ik zei dat ik al aangifte had gedaan via internet. Enfin. Je doet aangifte via internet, al was het maar om de statistieken op basis waarvan onderzoekers concluderen dat Nederland meer of minder hufterig is geworden, een beetje op orde te houden. Zodra je bij het vakje ‘daderinformatie’ ook maar iets invult, bijvoorbeeld een half kenteken van een auto die is doorgereden, dan spuugt het systeem de aangifte eruit en moet er persoonlijk aangifte worden gedaan. Maar, zei de kordate vrouw, ‘ze’ hadden zo kunnen zien dat het via internet afgehandeld had kunnen worden. Want u heeft geen volledig kenteken. ‘Ze’ hadden mij telefonisch verteld dat er zoveel informatie was dat het relevant leek de auto te laten zien. Ik moet bekennen dat ik op dat moment van ongeloof van mijn stoel was gevallen en het de waardering voor deze onwaarschijnlijke gang van zaken was geweest die mij er weer bovenop had gekregen. Kijk, zei de vrouw en tikte onverstoorbaar door, zouden we ergens een blik agenten over hebben, dan konden we hen vragen een dagje te gaan puzzelen. Maar ziet u ergens zo’n blik? Z keek op en lachte: U heeft een aangifte nodig voor de verzekeraar? Hier zat de politie dus dure minuten te maken voor bureaucratie. De man van de garage zei dat hij de deuk kon uitföhnen, 25 euro, dan zou je zo goed als niks meer zien. Beliepen we de officiële verzekeraarsweg dan waren we de auto drie dagen kwijt, ging die naar een plaatbedrijf en waren we zo 500 euro verder, nog afgezien van de kosten van een leenauto. Allereerst te betalen door ons via een eigen risico en de rest door ofwel het Waarborgfonds (waar de verzekeraar dan een beroep op ging doen met foto’s en een verklaring van de getuigen, die dan nog gebeld zouden gaan worden) ofwel de verzekeraar (bij afwijzing van de claim door het Waarborgfonds), waarna een duikeling in no-claim zou volgen waardoor we het alsnog zelf zouden betalen. Het kabinet had begin dit jaar de sociale werkvoorziening ten grave gedragen. Het was duidelijk de verkeerde.