Ik las afgelopen weekend in Trouw van de hand van Wil Rouleaux een aanstekelijke recensie van het debuut van Jonas Lüscher Het voorjaar van de barbaren. Het onderwerp zat in de hoek van Joris Luyendijk en Arnon Grunberg – ‘De mens verandert in een dier zodra iemand aan zijn spaarcenten komt’, citeert Rouleaux Lüscher –, én het was een ingenieuze raamvertelling. Ik was net klaar met de tweede lezing van Murakami’s Spoetnikliefde, ik duizelde ietsje minder dan de eerste keer, maar was nog steeds overrompeld, en ik had nu heel veel zin in die raamvertelling, omdat ik dacht dat het een methode was die ik wel eens goed zou kunnen gebruiken. Ook in Murakami zit een klein beetje raamvertelling. Ik zocht op internet naar wie het boek vandaag nog kon leveren, als het boeken aankomt kan ik iets junkie-achtigs hebben, toen een goede vriend liet weten ‘in de buurt te zijn’. Perfect, zei ik, en verlegde mijn zoektocht naar welke boekhandel, op mijn reis naar de afspraak, het boek fysiek op voorraad had. Behalve Lüscher kocht ik ook Flauberts Madame Bovary, omdat de onlangs overleden filosoof Samuel IJsseling daarover had gezegd dat ‘Emma Bovary meer zegt over wat de mens is dan de hele wijsgerige antropologie.’ Een buitenkansje in 365 bladzijden.