Ordelijk

In de VPRO-gids schreef Arnon Grunberg dat zijn moeder hem had behoed voor een beugel door principieel tegen zowel de speen als duimen te zijn. Alhoewel ik geen harde getuigenissen heb, weet ik zeker dat ook mijn ouders tegen de speen en het duimen zouden zijn geweest áls wij daar een neiging toe hadden gehad. Toch behoedde het ons niet voor de beugel. Sterker. Mijn vader vond de beugel een vernuftige technische vinding: het bracht schots en scheve boeltjes keurig in het gelid. Al zijn kinderen leden aan iets meer tanden dan kaakruimte, maar alleen mijn broer en ik waren jong genoeg om opgenomen te worden in de beugelrevolutie die vlot ieder klaslokaal veroverde. Bij mij waren de hoektanden het euvel. Die kwamen als laatste, en zoals zo vaak was er voor de laatsten geen plek meer. Vier kiezen werden links, rechts, boven en onder geslachtofferd, de beugels gingen de kiezen naast de hoektanden vriendelijk doch dwingend verzoeken op te schuiven naar het ontstane gat, zodat de hoektanden zich keurig konden voegen. Behalve een typediploma was een rechte rij tanden een belangrijk instrument op de markt van welvaart en geluk, waarbij mijn vader vooral dacht aan de kansen om een partner aan de haak te slaan (voor mijn broer) en een ‘baan op kantoor’ te bemachtigen (voor mij). Het oog wil wat. Inmiddels is Nederland wereldwijd koploper op het gebied van modellen, dankzij die keurige tandenrij. Grunberg kreeg in New York voor 3000 dollar alsnog een beugel, iets met de verstandskiezen. Nu de jeugd opraakt, verovert de beugel de volwassenen die de dans zijn ontsprongen. Ook de tandarts kent een markt van welvaart en geluk.

Oké

parijs‘Kijk,’ zei ik tegen Renate, ‘als ik vrienden met zonen in een bepaalde leeftijd mag geloven, dan kunnen jij en ik met één of twee telefoontjes in de juiste kringen alle soorten wapens thuis afgeleverd krijgen. Als we maar betalen. Voor een drukke plek hoeven we ook niet ver te zoeken. Je zou het een wonder kunnen noemen dat, gezien het ogenschijnlijke gemak, het niet veel vaker gebeurt, zo’n verschrikkelijke aanslag. Het bewijst maar weer eens dat 99,9999999 procent van de mensen oké is en van het leven houdt, inclusief het leven van andere mensen.’ Renates gezicht klaarde op. ‘Als je het zo bekijkt…’

Na de oefeningen kocht ik voor 7,90 euro bij Donner Perzische brieven van Montesquieu over twee jonge vrienden die in 1711 vanuit de Perzische hoofdstad Isfahan naar Parijs reizen.

 

Haar

schaarJonge meiden met kort haar zie je eigenlijk niet meer, zei Stacy. ‘Als er al eentje langskomt, dan is het meestal…’ Stacy dacht na. ‘Een alto?’ vroeg ik. ‘Eentje die niet bang is anders te zijn?’ Ze knikte. ‘Als ze een jaar of twintig zijn dan beginnen sommigen het zat te worden, alles op een lengte, het is ook saai. Niet dat het er gelijk vanaf gaat, maar dan mogen er lagen in of een leuke lok, al schrikken ze nog behoorlijk als ze zien hoeveel er van de bovenlagen afgaat.’ Meiden kwamen vaker dan jongens met plaatjes van beroemdheden. Dan moest er veel uitgelegd worden. Dat je bepaald type haar moet hebben voor een bepaalde coupe bijvoorbeeld. Ook ‘in’ was dat beige van Beyoncé. ‘Dan komen er donkere meiden met zwart haar en die willen dan Beyoncé-beige. Ze snappen niet dat dat niet kan. “Maar waarom kan het bij Beyoncé dan wel?” vragen ze. Weet je hoeveel pruiken Beyoncé in de kast heeft liggen?’ Stacy zuchtte. Ik zei: ‘Die stuur je terug naar school, “beter opletten bij tekenles als het over het maken van kleuren gaat,” zeg je dan.’ Stacy grinnikte. Dat ging ze voortaan doen. Via de spiegel zag ik Ron Linker vanuit Parijs verslag doen op een tv-scherm zonder geluid.

Jong

groentenDe groentevriend was naar de nieuwste James Bond geweest. 2,5 uur duurde de film. Hij was niet in slaap gevallen. De jongen die is aangenomen om met de bakfiets groente en fruit bij mensen thuis te bezorgen, kreeg de opdracht de vloer te boenen. ‘Dit stuk,’ gebaarde de groentevriend, ‘van voor naar achter.’ Ik zag de jongen klaar staan met een emmer en een bezem met fijne korte haren. Hij aarzelde waar te beginnen. Was ‘voor’ waar de klanten langs liepen of was ‘voor’ waar de nieuwe groenten ’s ochtends binnenkwamen? Zijn vrouwelijke collega’s dolden hem. ‘Wat maakt het uit,’ zei de groentevriend, ‘of je hier begint of daar? Het moet allemaal gebeuren.’ ‘Die knul is nog jong,’ zei ik, ‘je moet een bepaalde leeftijd hebben om te weten dat iets niks meer uitmaakt.’

Verliezen

polen‘Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog,’ haalt een Poolse militair afgelopen zondag een Latijns gezegde aan in de televisieserie Het Duitsland van mijn moeder van Britta Hosman. Hosman stuit op het groepje Poolse militairen nabij een klein Pools dorp, niet ver van het landgoed waar Hosmans moeder vierenzeventig jaar geleden is geboren. Dat landgoed lag in Oost-Pruisen: vanaf eind achttiende eeuw verbonden met de rest van het Duitse rijk, na de Eerste Wereldoorlog een Duitse exclave in Polen, na de Tweede Wereldoorlog een gebied achter het IJzeren Gordijn en nu een Russische exclave, grenzend aan Polen en Litouwen. De rang van de Poolse militair blijft onvermeld, de legerpet valt diep over zijn voorhoofd, daaronder zwarte brillenglazen en onder een spitse neus een flinke snor. ‘Maar er is nog een gezegde,’ gaat hij verder, ‘Vae victis. Wee de overwonnenen.’ Hij peinst. Ik google. Vae victis slaat op de Romeinen, die net een verschrikkelijke nederlaag tegen de Galliërs hebben geleden en nog verder worden vernederd bij het betalen van goud in ruil waarvoor de Galliërs het beleg van het Romeinse Capitool opgeven. De Romeinen denken dat de Galliërs met de gewichten knoeien, de Gallische leider Brennus legt zijn zwaard bij de gewichten op de weegschaal en spreekt volgens de geschiedschrijver Livius dan de woorden ‘Vae victis. Wee de overwonnenen.’ De Romeinen haten de Galliërs en alles wat Gallisch is zo hartgrondig, dat zij uiteindelijk, drie eeuwen later, genadeloos terugslaan. ‘Je kunt een oorlog maar beter niet verliezen,’ besluit de Poolse militair. Dan peins ik. Wat vreest hij het meest? Een Gallische vernedering? De haat van de overwonnenen? Een van haat doortrokken verliezer worden?

Vlees

dansVorige week tijdens de dansvoorstelling Co(te)lette van Ann Van den Broek, die begon met drie dansers op hun knieën, de billen in een minutenlange heen en weerbeweging naar het publiek, maakte ik me aanvankelijk vooral zorgen over de pijn aan hun knieën. Volgens de flyer gaat het stuk over ‘vrouw en vlees, schoonheid en vergankelijkheid, rauw en teder’. Op een gegeven moment wordt een naakte danser door de twee andere vrouwen opgetild en weer neergekwakt, opgetild en weer neergekwakt, opgetild en weer neergekwakt. Tussen de handen van de twee vrouwen lijkt ze op een kip in een slachterij, aan de haak nog, net voor de poten tegen het lijf worden gebonden en het geheel op een kunststof schaal beland voor transport naar de supermarkt. Er is verrassend weinig nodig om een mens te reduceren tot een lap vlees. Dertig minuten in dit geval.

Onderhandeling

bureau– ‘Hé slimme student, hoe laat zie ik je morgen verschijnen?’

– ‘Ehh, eerst beetje slapen hoor.’

– ‘Ik start om 10 uur.’

– ’12 uur?’

(!#**?*?#?!)

– ‘Hoeveel tijd hebben we dan?’

– ‘3 uur.’

(!#?*?#?!)

– ‘Hoeveel opdrachten wil je er doorheen jassen? Hoeveel tijd vergt een opdracht? Aantal opdrachten x minuten = …?’

– ‘Denk dat 3 uur wel genoeg is.’

– ‘Genoeg voor …?’

– ‘Dan ben ik er iets over half 11, als het lukt.’

– ‘Supertof, beter tijd over dan tijd tekort. Je neemt je laptop mee? Ik heb een prachtig bureau voor je vrijgemaakt: jouw vader maakte er ooit zijn huiswerk aan, ik typte er mijn spreekbeurten, collega-schrijvers schrijven er hun boek, kortom: inspirerende werkplek.’

– ‘Ik denk dat ik het gewoon schrijf en dan thuis overtyp. Die laptop is super zwaar. Ik ben bang dat mijn tas dat niet houdt.’

– ‘Dubbel werk! Typ het direct, ben je morgen ook echt klaar, niks meer overtypen; als je je laptop bij je hebt, krijg je een van mijn sterke rugzakken.’

[Ochtend]

– ‘Ik heb me verslapen, weet niet of ik het nog haal.’

– ‘Met welke lunch doe ik je een plezier?’

– ‘Geen idee, heb nog helemaal niet gegeten.’

– ‘Zeg maar wat je wilt als ontbijt.’

– ‘Je hoeft niet speciaal iets voor me te kopen hoor.’

– ‘Ik doe het met liefde, bij goed werken hoort goed eten en drinken.’

– ‘Van die harde broodjes zijn wel lekker met pasta.’

–’Chocopasta?’

– ‘Ja, maar hagelslag is ook goed.’

Ik haal verse harde broodjes, pers sinaasappels, schrijf op een A4 de cijfers 1 tot en met 18 en hang die boven haar bureau. Ik stel McDonalds in het vooruitzicht als afsluiting. Bij iedere afgeronde opdracht knip ik een cijfer van het vel.

Zij tikt er lustig op los.

Ik knip 6 cijfers weg.

Feilloos herinnert zij zich de vorige keer dat ik haar meenam naar McDonalds. ‘Toen gingen we op de fiets, jij liet mij bestellen, ik was misschien twaalf, vond het doodeng.’ Nu tikt ze geroutineerd de bestelling op de bestelzuil, pakt zelfs haar eigen betaalpas.