Berijpte weilanden, kaarsrechte sloten ertussen, als je er geen gewicht op los liet, kon je erop schaatsen. Een jonge vrouw had een slagroomschnitte op het treintafeltje gezet. ‘5 porties’ stond op de verpakking gedrukt. In drieën kon ook. In de verte auto’s en vrachtwagens, toch dacht ik bij die bevroren sloten en witte weilanden onmiddellijk aan een 450 jaar oud Bruegeliaans winterlandschap met gekrulde schaatsen, oud en jong, rijk en arm, democratisch ijsplezier, eergisteren zag ik het origineel nog in Boijmans. Waar ik uit de trein stapte nergens rijp of bevroren water. Mijn vriendin dacht dat ze het niet meer kon, schaatsen. Ik zei: vriest de Rotte dicht dan word ik een junk, dan moeten er ergens schaatsen vandaan komen, dan moet ik mijn strepen op dat ijs zetten, dan moet ik die hallicunatie van snelheid door mijn haren voelen, het glasheldere gekras, het geknal van bevroren water, het lijf dat zich feilloos herinnert hoe diep de knie, hoe lang de streek, hoe stil het bovenlijf, hoe tintelend de kou in de keel. Mijn vriendin kreeg een filmpje uit Friesland. Terwijl wij bij snorrende gaskachels woorden achter elkaar zetten werd daar geschaatst. Ik hoorde het gekras van schaatsen op natuurijs. Geen mooiere muziek; ademkringeltjes in de lucht.
Categorie: blog
AH
Alleen de vakkenvuller…
– Nee, al een paar zendingen lang…, de teamleider tuurt naar het apparaat in haar hand,
Aleen de vakkenvuller weet nog…
– zat deze koffie er niet bij.
Alleen de vakkenvuller weet nog dat dit product…
– Of het nog komt, ze weet het niet, u kunt het vragen bij de klantenservice.
Alleen de vakkenvuller weet nog dat dit product heel geliefd is…
– Daar kunnen ze, als het product niet meer komt, een speciale klantenbestelling voor u doen.
Alleen de vakkenvuller weet nog dat dit product heel geliefd is, als zij het smalle vak net had bijgevuld…
– Dat hebben ze u makkelijk verteld daar in het gangpad voor het koffieschap. De klantenservicemevrouw, gitzwaar haar, dik en golvend bovendien, gaat even bellen.
Alleen de vakkenvuller weet nog dat dit product heel geliefd is, als zij het smalle vak net had bijgevuld was het zo weer leeg…
– Nee, het komt voorlopig niet, dan kan ik het ook niet bestellen, maar, zegt ze, een XL-filiaal heeft het vast en zeker wel.
Alleen de vakkenvuller weet nog dat dit product heel geliefd is, als zij het smalle vak net had bijgevuld was het zo weer leeg en grepen mensen heel vaak mis…
– XL-filialen kopen groot in, dat komt van een soort groothandel, zegt gitzwart haar samenzweerderig, ze is ongelooflijk mooi, nee, een gewoon filiaal kan het dan niet krijgen.
Alleen de vakkenvuller weet nog dat dit product heel geliefd is, als zij het smalle vak net had bijgevuld was het zo weer leeg en grepen mensen heel vaak mis, zeker sinds die andere koffie, die én biologisch én fairtrade én van 100 procent Arabica-bonen was gemaakt, uit het assortiment is gehaald, toen ging deze fairtrade en bijna 100 procent Arabica heel hard lopen…
– Zal ik een XL-filiaal voor u bellen? vraagt prachtige klantenservice. Of heeft u de Jumbo geprobeerd? Ze wijst, die is nog tot negen uur open.
Ik groet de vakkenvuller.
Moeras
Spannende schoolboekjesschrijvers zijn Droogendijk en Verburg (Langs Rotte, Maas en Schie). We zijn net met de Germaan in zijn kano een binnenzee ingevaren omgeven door moerassen. Net als bij sprookjes kennen we de afloop, die zee wordt een stad, een wereldstad, maar dat doet er niet toe, het gaat erom wat daartussen gebeurt. Welk mens verkiest de ontberingen van moeras en overstromingen als er verderop ook duinen zijn, hoger, steviger, droog? In onze pyjamaatjes en met natte haartjes wachten we in spanning. Waren de mensen zo dom? Zoals zo vaak zien we iets over het hoofd. Daar komen de woestelingen het verhaal in, ruwe Noormannen, ze houden verschrikkelijk huis in die duinen, tussen 800 en 1000. In de kerken bad men: ‘God, verlos ons van de Noormannen.’ Droogendijk en Verburg zijn niet vies van drama: ‘Wanneer de zwaar bezochte bewoners na groote inspanning de zware slagen, hun toegebracht, eenigszins te boven waren gekomen, wanneer er weer eenige welvaart begon te heerschen dàar waar door de Noormannen armoede en verschrikking was gebracht; wanneer de zoon den leeftijd had bereikt, dat de moeder hem kon duidelijk maken, waarheen zijn vader als slaaf was weggevoerd, dan konden op datzelfde ogenblik de geesels dezer lage landen op hun draakvormige schepen voor de verschrikte bewoners verschijnen, wederom dood en vernieling brengende, waar nog weinige jaren geleden hun hand reeds zo zwaar had gerust.’ En dan snappen we plotseling de begeerlijkheid van die moerassen waar de Noormannen zich niet waagden. Op de schouders van de mens die was gevlucht voor oorlog en geweld woonde ik.
Wende
‘Wanneer twintig eeuwen geleden een verdwaalde Germaan in zijn kano, van den Ouden Rijn af, den grilligen loop der Rotte had gevolgd, zou hij, indien het eentonige landschap van riet en biezen aan den mond van dit riviertje had plaats gemaakt voor een wijd vergezicht over een onafzienbaren waterplas, geen Rotterdam hebben ontdekt. Van onze stad met haar 400.000 inwoners bestond nog niets. Geen dorp, geen gehucht, geen enkele hut zelfs zou het oog van den eenzamen reiziger hebben getroffen. Dit zou ook niet mogelijk geweest zijn, want van den bodem, waarop Rotterdam is verrezen, was òf nog niets, òf zeer weinig aanwezig. Daar spoelden nog lustig de golven van de breede binnenzee of lagune, door de Romeinen Helinium genoemd.’ Zo begint het prachtige schoolboekje Langs Rotte, Maas en Schie (1911) van J.M. Droogendijk en J.S. Verburg. Ik vond het bij Antiquariaat Looijestijn. In dat water, in dat moeras vielen toch zandbanken droog en op de aanslib van die zandbanken bouwden mensen eeuwen later het Luxor Theater en daar sloeg gisteren Wende Snijders – het publiek moest nog kalmeren, de strijkers van Amsterdam Sinfonietta liepen nog nonchalant naar hun violen en cello’s en bassen, het zaallicht dimde langzaam – de eerste klanken aan van Sycamore Tree en de tranen liepen over mijn wangen.
Winters
Een tortelduif trippelde langs de vijver, boog zijn kop een paar keer diep voorover. Bij de buurman hangen vetbollen, drie stuks, in zo’n groen netje, de buurvrouw heeft een hele schafttafel in de boom gehangen met een sluis van gaas eromheen waarmee ze reguleert wie wel en wie niet aan tafel mogen. Wij hebben water. Bevroren nu. Is een tortelsnavel hard genoeg om een bres te slaan? Verderop in huis googelde ik op ‘flierefluiten’. Kon ik het onvoltooide deelwoord ‘flierefluitend’ gebruiken in een zin? De Amerikaanse schrijver Jonathan Franzen schrijft op een laptop waar hij de internettoegang vanaf heeft gesloopt. Ik vond een artikel van Wilma de Rek in de Volkskrant van 13 juli 2013 over de mens die zo slecht in staat is niks te doen. Iedere krant heeft in de zomerperiode zo’n artikel. De Rek voert een citaat op uit De volledige geschriften van Zhuang Zi: ‘De wereld kan uiteindelijk niet beslissen wat juist is en wat niet, maar desondanks kan het door niets te doen wel bepaald worden. Het volmaakte geluk en het lichaam in leven houden, daar kan alleen het nietsdoen je nader toe brengen.’ Weer terug in de keuken voor een nieuwe pot thee en een blik in de tuin, het vlies op de vijver onveranderd, vroeg ik R: wil je ook een bureaufiets?
Spel
Een vliesje op de vijver, het eerste deze winter, een plooi dwarsover. Het is alsof een flinterdunne doek strak over het water is gelegd en in een onbewaakt ogenblik de wind de stof een stukje heeft opgeschoven. De zon speelt met de kou en ontdooit waar haar stralen maar bijkomen. Alleen in de bocht waar de oude boerderij en de opgeschoten struiken de dijk overschaduwen is het oppassen geblazen en hou ik mijn pas in. Op het erf een gierkar, een hooimachine, een trekker op een paar blokken, geen stoel, geen banden, een massa onduidelijke rommel; waar ik vandaan kom zouden ze zeggen: een vuile boel. De oude dame die ik net voorbij sjeesde heeft een rollator, die komt wel langs de gladheid. In mijn rug de zon, de lucht is gelukkig makend blauw, de maan is er al, wit en half, een schitterend wit vliegtuig is onderweg naar de maan. Van hier naar Berlijn 19 euro, Berlijn-Rotterdam ook 19 euro, niet meer dan tien kilo handbagage, dat wel. Het kan niet, het kan. Ergens betaalt iemand de prijs. Het vliegtuig vliegt aan de maan voorbij. Thuis zet ik de kookwekker op dertig minuten, ik installeer mij voor het keukenraam, tel één houtduif, één kauw, één merel, twee koolmezen, één gaai, in die volgorde. Als de wekker rinkelt, geef ik de getallen via mijn telefoon door. Daarna duik ik in bad met K Schippers.
Rondje
De visboer stond bij de groentevrienden. Op zaterdagmiddag is kibbeling hier vaste prik, maar de daadwerkelijke bezorging door de visboer had ik nog nooit meegemaakt. De kibbeling dampte in de opengescheurde vetvrije zak. De groentedochter trok een stuk papier van de rol en gaf het me. Ook dat is vaste prik. Ik mag niet weg voor ik kibbeling heb gegeten. Bij de sigarenboer rondde de visboer net zijn praatje met de sigarendames af. We lijken hetzelfde boodschappenrondje te doen, zei hij. De dame met de zwaarst doorrookte stem zei dat hij fantastische kreeftensoep had, ‘met hele grote stukken kreeft erin’. Ze legde de bijlagen om zodat ze mijn krant kon vouwen. Met kerst had ze de soep gegeten, heel even sloot ze haar ogen. Voor de curry met groene kool en kokos had ik tijgergarnalen nodig. Het was nu ondenkbaar dat ik die bij Albert Heijn zou kopen. Doe maar 400 gram, zei ik tegen het vismeisje, en wees naar de grote rauwe gepelde garnalen. De visboer kwam terug van zijn boodschappenrondje. ‘Drie keer,’ zei hij, ‘betekent dat niet trakteren?’ Na twee decennia begon ik eindelijk een beetje in te burgeren.