‘Wanneer twintig eeuwen geleden een verdwaalde Germaan in zijn kano, van den Ouden Rijn af, den grilligen loop der Rotte had gevolgd, zou hij, indien het eentonige landschap van riet en biezen aan den mond van dit riviertje had plaats gemaakt voor een wijd vergezicht over een onafzienbaren waterplas, geen Rotterdam hebben ontdekt. Van onze stad met haar 400.000 inwoners bestond nog niets. Geen dorp, geen gehucht, geen enkele hut zelfs zou het oog van den eenzamen reiziger hebben getroffen. Dit zou ook niet mogelijk geweest zijn, want van den bodem, waarop Rotterdam is verrezen, was òf nog niets, òf zeer weinig aanwezig. Daar spoelden nog lustig de golven van de breede binnenzee of lagune, door de Romeinen Helinium genoemd.’ Zo begint het prachtige schoolboekje Langs Rotte, Maas en Schie (1911) van J.M. Droogendijk en J.S. Verburg. Ik vond het bij Antiquariaat Looijestijn. In dat water, in dat moeras vielen toch zandbanken droog en op de aanslib van die zandbanken bouwden mensen eeuwen later het Luxor Theater en daar sloeg gisteren Wende Snijders – het publiek moest nog kalmeren, de strijkers van Amsterdam Sinfonietta liepen nog nonchalant naar hun violen en cello’s en bassen, het zaallicht dimde langzaam – de eerste klanken aan van Sycamore Tree en de tranen liepen over mijn wangen.