Berijpte weilanden, kaarsrechte sloten ertussen, als je er geen gewicht op los liet, kon je erop schaatsen. Een jonge vrouw had een slagroomschnitte op het treintafeltje gezet. ‘5 porties’ stond op de verpakking gedrukt. In drieën kon ook. In de verte auto’s en vrachtwagens, toch dacht ik bij die bevroren sloten en witte weilanden onmiddellijk aan een 450 jaar oud Bruegeliaans winterlandschap met gekrulde schaatsen, oud en jong, rijk en arm, democratisch ijsplezier, eergisteren zag ik het origineel nog in Boijmans. Waar ik uit de trein stapte nergens rijp of bevroren water. Mijn vriendin dacht dat ze het niet meer kon, schaatsen. Ik zei: vriest de Rotte dicht dan word ik een junk, dan moeten er ergens schaatsen vandaan komen, dan moet ik mijn strepen op dat ijs zetten, dan moet ik die hallicunatie van snelheid door mijn haren voelen, het glasheldere gekras, het geknal van bevroren water, het lijf dat zich feilloos herinnert hoe diep de knie, hoe lang de streek, hoe stil het bovenlijf, hoe tintelend de kou in de keel. Mijn vriendin kreeg een filmpje uit Friesland. Terwijl wij bij snorrende gaskachels woorden achter elkaar zetten werd daar geschaatst. Ik hoorde het gekras van schaatsen op natuurijs. Geen mooiere muziek; ademkringeltjes in de lucht.