Bij de groentevrienden kochten we soepgroenten, bij Albert Heijn een stokbrood. Ik fruitte een sjalotje en een verse knoflookteen, roerbakte de soepgroenten even mee, deed er een blik fijngesneden pruimtomaten bij, roerde alles door elkaar, haalde twee bouillonblokjes uit hun goudkleurige jasje, gooide ze in de pan en overgoot alles met een liter heet water. Even koken, gas uit. Bikini aan, badlaken in de fietstas. Deze keer zwom ik onder de ballenlijn door. In de verte een eenzame zwemmer. Een jong stelletje volgde mijn voorbeeld, niet om te zwemmen, maar om te kussen. Iets later een groepje dat verderop moest zijn begonnen en de plas dwars overzwom. Gekleurde badmutsen, kleine zwembrilletjes. Het openwaterzwemmen zou na de twee gouden plakken in Rio vast een tijdje populair zijn. Op het strand verhuisde ik mijn handdoek en kleren naar een plekje in de zon. Een dame met witte haren zette haar tas neer, hing haar handdoek over de tas, daarop haar korte broek, haar shirt. Ze deed zwemschoentjes aan haar voeten, liep het water in tot haar knieën helemaal onder waren, boog toen voorover om haar armen nat te maken. Alleen mensen van boven een bepaalde leeftijd doen dat nog. Het meisje dat vlak voor me water naar land droeg, heette Julia. ‘Joelia,’ zei haar moeder. Er was nog een meisje en nog een moeder. De moeders waren jong en spraken Pools. Natuurlijk. Polen houden ook van zwemmen; nadat ze de hele dag tomaten en komkommers voor ons hebben geplukt; in de kassen waarvan ik over een paar uur het oranje schijnsel aan de hemel zou zien. Heb je nog meer vooroordelen? vroeg ik mezelf.
Categorie: blog
Stil(l)
De ligstoel onder de amberboom naast de tuintafel, dichtbij de schutting, geen kans voor de zon, ideale waarneempost. De lichtgroene vruchten hangen roerloos aan de framboos, iedere dag een paar meer en een beetje groter, de handvol uitlopers aan de aardbeienplanten moeten er nodig af en in een lege pot, een vierde dahliaknop toont haar rozerode weelde. Wat er niet is: een merel die drinkt uit de vijver, een duif klapperend achter een andere duif aan, hakken van een mens op trottoirtegels, een boormachine verderop, een stem die door een geopend raam golft, een auto die remt of optrekt, een hommel die stuifmeel verzamelt. Zelfs de wind houdt zijn adem in (op het zuchtje na dat speelt met een enkel blad van de blauwe regen). Drie uur lang. Dan: half vier. Ergens kust de koningszoon van de gebroeders Grimm Doornroosje, auto’s beginnen te rijden, insecten doen zich tegoed aan de bloeiende framboos, een meeuw verschijnt hoog in de lucht en klapt af en toe met de punt van zijn linkervleugel, een vrouwtjescitroenvlinder fladdert heen en weer, een mens oefent op een keyboard, scholen laten de kinderen los.
Hangend besluit
In De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera gebeurt veel. Wat al gebeurd is, is dit. Tomas, een van de hoofdpersonen, is tien jaar daarvoor gescheiden van de vrouw met wie hij twee jaar samen was en een kind heeft. De rechtbank wijst het kind toe aan de moeder, Tomas mag het kind elke tweede zondag zien, de moeder verzint op iedere zondag van de vader met de zoon een smoes. Tomas beseft ‘dat hij de liefde van zijn zoon aan de moeder moest betalen en zelfs vooruitbetalen’. Als de moeder een afspraak weer op het laatst afzegt, besluit Tomas dat hij zijn zoon nooit meer van zijn leven wil zien. Al blijft hij keurig voor hem betalen zoals de rechtbank heeft bevolen. Tomas’ ouders veroordelen hem om dit besluit en besluiten zich dan ook niet meer om hem te bekommeren. Exit vrouw, zoon, ouders. Het vergt niet meer dan één bladzijde. Op het einde van de roman ontdekt Tomas’ nieuwe vriendin dat de inmiddels volwassen zoon zijn vader al een tijdje brieven schrijft. Waarom heeft hij die brieven nooit beantwoord, waarom heeft hij de zoon nooit uitgenodigd? Tomas antwoordt: ‘Eerlijk gezegd ben ik bang hem te ontmoeten […] Ik weet niet waarom ik zo koppig ben. Soms besluit je iets zonder te weten waarom, en dat besluit blijft dan door zijn eigen traagheid hangen. Het valt elk jaar moeilijker ervan af te stappen.’ Eén alinea. Sommigen in de leesclub vonden het onbegrijpelijk dat de schrijver aan zo’n groot iets zo weinig woorden had besteed. Sommigen hadden eroverheen gelezen.
Quinoa
Regen, heel veel regen. Ik vroeg mijn broer of hij blij was. Maandag, toen ik een rondje met hem meereed op de combine, had hij voor zondag regen besteld. Niet dat hij regen nodig heeft, het verschaft hem een alibi om thuis te werken. De combine moet schoon. Een boer die op een stralende dag niet in het land is, heeft buikpijn. ‘Als het maar niet te hard gaat waaien,’ schreef hij. De meeste quinoa is rijp, de zaadjes zitten los, een flinke wind neemt ze zo mee. Oogsten kan pas als de combine ontdaan is van alles wat riekt naar tarwe. Geen gluut mag er straks in de houten kisten vol glutenvrije quinoazaden worden gevonden. ‘En die striemende regen?’ vroeg ik. ‘Hopelijk blijven de korrels plakken,’ schreef hij.
Koelwater
Superdruk bij Albert Heijn, zei R. Langs het water rustig. De middag was net begonnen. In de lucht het spel van wolken die voor de zon schoven, de harde wind die ze weg blies, de zon die mijn huid weer opzocht en een tint donkerder probeerde te maken. Was dit een zondag dan zou het oppassen geblazen zijn met de groepjes racefietsende mannen, de gezinnen met kinderzitjes voor en achter en slingerende kinderfietsjes, zoevende oudjes op hun turborijwielen. Ik rende naar de blauwe brug, stak het water over, via de andere kant terug. Blijven rennen tot aan de afgebrande en weer opgebouwde boerderij; zeker twee jaar woonden ze er in een directiekeet op het achtererf. Daar: dertig minuten. De benen voelden goed, door maar. De kleinste van de vier huizen met een te koop-bord in de tuin – pal naast de lage hoeve waarin al zolang als we hier wonen een restaurant – was verkocht; ‘onder voorbehoud’ in kleinere letters. Niet overal gekte. Voorbij het restaurant weer een brug. Wandelend de brug over. Felle wind langs mijn bezwete lijf, toch was mijn hoofd bij thuiskomst nog rood, mijn rug nog nat. Bikini aan, badlaken in de fietstas. Geen grotere beloning dan een duik. In de plas alleen een surfer, wadend met zijn plank. Op het strandje een vader, een zoon en een dochter – korte broeken, t-shirts – bezig met een grachtencomplex van water en zand. Verderop een Aziatisch jongetje met een wit hoedje op, zijn zusje in een groen jurkje, de vader staand, de moeder op een klapkrukje. Allemaal heel netjes. Drie dagen geleden lag het hier vol. Het water was verrukkelijk. Helemaal voor mij alleen. Plat op het zand windstil, de zon droogde mijn lijf, de stof van mijn bikini. ’s Avonds toen de regen losbarstte – heel snel met de borden naar binnen, de dekbedden van de lijn, de lakens van het rek, lachend om onze chaotische pogingen de dikke druppels voor te blijven – zat de verkwikking nog in mijn huid.
Nachtrust
Het slaapkamerraam – met hor – wagenwijd open, de deur dicht. Zwangere muggen hebben ons bloed nodig voor hun kroost. De kier onder de deur, 1 centimeter, verraadt onze lichaamswarmte kennelijk niet. Na middernacht altijd een of twee motoren die op de kaarsrechte weg verderop het gas helemaal opendraaien. Maar nooit zo lang als een mug ’s nachts bij mijn oor kan zoemen. Houden ze geheime wedstrijden? Ik liet Z zien hoe ze geld kon overmaken op de computer, 1 cent van mij naar haar, direct zichtbaar. Ze wilde een spaarrekening. Gelijk geopend, minimale inleg 1 euro. Ik zei: je lijkt wel een Nederlander. Ze wil sparen voor een nieuw bed, ze liet me zien wat er kapot is, de steun waarop de lattenbodem rust. Volgende week gereedschap mee, wie weet.
Bietjes
Niet langer zelf iets verzinnen. De groentevrienden zijn terug van vakantie, de groentetas van Odin ook. Daarin onder andere bietjes. In het prachtige kookboek Spuntino – van een Londense restaurateur die zich laat inspireren door New York – een salade van bietjes, waterkers, pistachenootjes en ricotta salata met sherryazijndressing. Ik begon met de bietjes te koken in water met wat zout, suiker en rodewijnazijn. Dat duurt een uurtje waarin ik rustig de tijd had om de pistachenootjes te roosteren, de waterkers in een grote slakom te doen, twee sjalotjes heel fijn te snijden, de dressing te maken (geen sherryazijn in de twee supers, dus gebruikte ik rodewijnazijn en balsamico die ik mengde met een heel fijn gesneden teen knoflook, wat zout, peper, een snuf suiker en olijfolie). Tot slot verkruimelde ik de feta, de echte van schapen- en geitenmelk (ter vervanging van de eveneens niet voorradige ricotta salata). Dat ze adviseerden handschoenen aan te trekken om de velletjes van de gare bietjes te halen – een vies karweitje, bloed aan je handen – was echt overdreven. Maar misschien wel weer heel New Yorks.