Proberen

treinVoor de zekerheid kondig ik al voor Gouda aan dat ik straks zal zwaaien. Iets later app ik: ‘Oud boemeltje, tweede deur van voren.’ Ik ben al bij mijn vriendin als mijn neef appt: ‘Je zult het niet geloven, maar er kwam een collega zeuren, daardoor kon ik niet naar jou zwaaien.’ We zijn vandaag allebei in een nieuwe schrijffase, mijn vriendin en ik. Zij wil voor maandag een blog op haar site hebben, omdat er publiciteit komt elders in de wereld, een interview, met daarin een link naar haar website, een aankondiging van haar boek in wording. Het schrijven is niet het probleem, ze is bedreven in prachtige stukjes, in tijdschriften, in kranten. Maar dit is anders, dit is van haar zelf, en iedereen kan straks meelezen. Ik heb vandaag een stapel papier voor me, alle scènes die volgens mij een plek in het boek moeten krijgen. Heet dit al een manuscript? Die scènes moeten in een raamwerk, in een volgorde. Al lezend voel ik waar iets tussen moet, omdat het anders te snel gaat, te chronologisch, dan blader ik, pak een scène van veel verderop in de stapel. Is er een goed bruggetje? Ja? Dan past het. Proberen maar.

Uitnodigingen

dafneDe jongen van de publiciteit en marketing van de uitgeverij die mij uitnodigt voor de boekpresentatie van het boek van een vriend, schrijft helemaal onderaan zijn mail dat hij in de oneven weken op vrijdag vrij is. Een tweede uitnodiging lijkt me.

Geluk

kollwitzHotel met zwembad. Er is een boek dat ‘Zomerhuis met zwembad’ heet. Ik had het hotel erop uitgekozen, op dat zwembad. Ik nam voor lief dat de kussens te stevig waren, ook het dunnere kussen dat ik had gevraagd. In het zwembad was niemand, niet ’s middags en ook niet de volgende ochtend. Daar hou ik van, dat ik het bad voor mezelf heb, dat ik kan zwemmen zonder uit te hoeven wijken. Op de ene muur een schildering van een uitkijktoren, op de andere muur een schildering van een museum. Dat museum blijkt vlakbij, kwartiertje lopen. Zowel het hotel als het museum liggen op een landgoed dat ooit aan een prinses, de weduwe van een stadhouder, toebehoorde. Zij liet er een lustslot bouwen en tuinen aanleggen. Nu is het gebied beschermd, je kunt er prachtig wandelen, her en der oude buitenplaatsen, tuinen met prieeltjes, doorkijkjes, herten. In het museum is nog  Käthe Kollwitz. Eigenlijk zou de tentoonstelling al voorbij zijn, maar zij is verlengd. De mevrouw van de museumkassa wijst, links Kollwitz, rechts de rest. ‘Dan gaan we eerst naar het mooie,’ zegt R. ‘Nou mooi,’ zegt de vrouw, ‘indrukwekkend.’ Volgens haar komen mensen met betraande ogen uit de Kollwitz-tentoonstelling. Na het museum lopen we op goed geluk en zo komen we ook bij de uitkijktoren. Belvédère heet ie, net als het museum, en van gewapend beton, nog best nieuw in 1924, gebouwd door de firma Boltje en Buwalda. Al die tijd schijnt de zon uitbundig, ademen we de ruimte en proeven de stilte.

Zonnig

friesHet dorp telt 3500 inwoners. We hebben het onderweg op de borden gezien. Ieder jaar op de eerste donderdag van september is de optocht. Iedere vereniging, iedere wijk bouwt zijn eigen wagen. De wagens trekken ’s ochtends door het dorp en ’s avonds nog een keer. Dan gaat het om de verlichting. ‘State of the art,’ zegt mijn zus, die sinds een jaar in de jury zit. Er is een publieksprijs, er is een deskundigenprijs. De ene jongeman zit in de organisatie, zijn broer bouwt jaarlijks mee aan een wagen. Nu is er even rust, al moet er nog geëvalueerd worden. En dan begint alweer het nadenken over het thema van volgend jaar en vanaf januari gaat het los en wordt er volop ontworpen, gebouwd en voorbereid voor drie dagen feest met optocht, markt, kermis, volksspelen. Carnaval in het noorden in september. Ik wist er niks van. Nu weet ik het. Zoals altijd was het op deze dag in het jaar zonovergoten en warm.

Terwijl

pompoenIn de lessen waren onder andere aan bod gekomen: hoewel, terwijl, toch. Ik zeg: ‘Jij leest een boek. Ik kook water. Je kunt ook zeggen: Terwijl jij een boek leest, kook ik water.’ Z kijkt mij vragend aan, terwijl ik water kook. Tja, denk ik, waarom zou je twee overzichtelijke korte zinnen tot één zin maken als het ook los kan? Hoewel. Ik zeg: ‘Hoewel je heel hard geleerd hebt, haal je het examen toch niet’. Z zegt: ‘Hoewel’ en ’toch’ allebei in één zin?’ In een tekst het woord ‘bureau’. Ik teken een bureau met drie lades links en drie lades rechts. Z zegt: ‘Uitzendbureau is ook een bureau?’ Er moeten zinnen passief gemaakt worden. ‘De naaister maakt de broek wat korter – De broek wordt wat korter gemaakt door de naaister.’ ‘Wat is ‘wat korter’? vraagt Z. De computer blijft alle passief gemaakte zinnen fout rekenen. ‘Geen probleem,’ zegt Z. ‘Gebeurt heel vaak.’ Ik vraag of ze trek heeft. Ik verwarm de pompoensoep, laat haar in het kookboek het recept zien, in de tuin knip ik koriander. Ze vindt de soep erg lekker.

Zo gaat het ook

frischDe hoofdpersoon in Max Frisch’ Gantenbein stelt zich een leven voor met een grote actrice, ‘van wie ik houd en die ik daarom laat geloven dat ik blind ben; ons geluk tengevolge daarvan. Noem haar maar Lila.’

Er volgen praktische situaties.

‘Aangezien Lila echt niet wil dat Gantenbein, haar blinde, de afwas doet alleen omdat de afwas zichzelf niet doet, ja, het spul komt niet eens vanzelf in de keuken terecht, en aagezien Lila telkens wanneer in de keuken alles glimt en blinkt als in een winkel van keukengerei, bedroefd wordt als om een heimelijk verwijt, is Gantenbein ertoe overgegaan nooit meer de hele keuken schoon te maken. Inderdaad, ik geef het toe, er is meestal een klein beetje manlijk leedvermaak aan te pas gekomen, een snood genoegen uit manlijk medelijden met zichzelf, dat de keuken zo’n bijzondere glas heeft verleend. Mag nooit meer voorkomen! Gantenbein wast nu geen bord en geen lepel meer af als Lila thuis is, maar enkel nog heimelijk en dan altijd maar zoveel dat het niet opvalt. De keuken ziet eruit alsof niemand zich erom bekommert en toch, ziedaar, vind je telkens nog een paar glazen, een paar schone messen, altijd net genoeg […]  – Gantenbein zit, als Lila thuiskomt, in de schommelstoel een sigaar te roken en Lila is opgelucht nu hij niet meer meent zich om de keuken te moeten bekommeren. ‘Zie je wel,’ zegt zij, ‘zo gaat het ook.’

R vraagt of ik nog woorden heb voor bij een huwelijk. Ik zeg: lees voor uit Gantenbein.

Verandering

groentenDe jongen met de bruine krullen heeft een elektrische rolstoel, de knul met het steile zwarte haar een gewone, hij pakt met zijn linkerhand de rugleuning van zijn vriend, zet zijn voeten op een metalen buis die midden tussen de twee achterwielen voor hem zit, als ze lekker op gang zijn, langs Gall&Gall, langs de sigarenboer, de kapper, het reisbureau, de diervoederwinkel, de Bruna, is de achterste, tikkend en vegend met zijn rechterhand, alweer verdiept in zijn telefoon. De groentevrienden zijn gestopt met Odin. Vandaag voor het eerst biologische groenten uit de Hoeksche Waard. Niet langer papieren tassen, maar inklapbare kratten waaruit je de groenten pakt en in je eigen tas doet. Bloemkool, twee pompoenen, twee preien, pastinaken, krulsla. ‘Het is even wennen,’ zegt de groentevriend. Ik weet niet precies waar hij op doelt: op de mooie Hoekschewaardse boerin van boerderij Landzicht die langs was gekomen om zijn nieuwe biologische leverancier te worden, of op de kratten die nu in de winkel staan, schuin voor de doorgang naar de snijkeuken, schuin voor de aardappelen.