Opruimen (6)

Wat ook hielp bij het in de smiezen krijgen van de waarde van het oude bestek was wat er gebeurde op Marktplaats. De biedingen kwamen niet op de advertenties met het talrijke verzilverde bestek van Gero Zilvium Noble 618, wel op de twee oudere doosjes met de theelepels waar ik niet veel van wist. Vlot begon ik de waarde van de keurmerken op de achterkant te begrijpen. Iemand vroeg hoe lang de lepeltjes waren, ik legde een theelepel en een likeurlepel op tafel met daartussenin de gele centimeter uit de naaidoos, maakte een foto en voegde die toe aan de advertentie. Ook woog ik het bestek, want ook dat zag ik her en der op veilingsites. Inkopers hanteerden de actuele zilverprijs, las ik: 34 cent voor tweede gehalte zilver, 33 cent voor derde gehalte. Ik begon te begrijpen waar de weerstandsgrens van de advertenties lag, net onder de formule: gewicht vermenigvuldigd met de zilverprijs.

Ik dacht aan de Wintergasten-uitzending met Yuval Noah Harari van eind december waarin Harari uitlegt wat geld is. Geld, zegt hij, is een van de meest onstoffelijke dingen ter wereld. Het bestaat niet fysiek, het bestaat alleen in onze geest, bij de gratie van vertrouwen. Gerst, zegt Harari, was vijfduizend jaar geleden het eerste geld, in het oude Mesopotamië. Daarna kwam goud, dat, stelt hij, absoluut geen waarde heeft: je kunt het niet eten, en je kunt er geen ploeg of een bijl van maken, daarvoor is het te zacht. Daarna kwamen, vanwege het gemak – want veel lichter – waardepapieren. En nu is bijna alle geld digitaal. Goud, waardepapieren, computerdata, het is van zichzelf niks waard. We stellen ons vertrouwen dan ook niet in dat goud of in onze digitale bankrekening, maar in de andere mensen die er dezelfde waarde aan hechten. Je kunt een supermarkt inlopen en na inlevering van een waardeloos stukje papier (waarop vijf euro is gedrukt) of een beweging van een waardeloos stukje plastic (dat je van je bank hebt gekregen) naar buiten lopen met een tros bananen. ‘Geen chimpansee zal je al zijn bananen geven in ruil voor een stukje papier.’

Het grootste verhaal ooit verteld, zegt Harari, gaat over geld, dat is het enige verhaal waar alle mensen in geloven.

En hier zat ik dan met mijn zilver. Ook al zo zacht. Waarom wilden mensen een zilveren bestek, vraag ik aan een vriendin van wie ik vermoed dat zij er verstand van heeft, al die aanslag, al dat gepoets? Als teken van welvaart, zegt ze, zeker als je personeel had om het te poetsen. Statussymbolen, sieraden, kronen, zegt Harari, daar kon je goud voor gebruiken.

Zou het oude bestek praktisch zijn (in de vaatwasser kunnen, niet zwart uitslaan), dan zou ik het onmiddellijk in de keukenla leggen en dagelijks gebruiken. Maar dat was het niet. Toch stuitte het me licht tegen de borst nu het me begon te dagen dat het de Marktplaats-bieders waarschijnlijk niet om de schoonheid van de zowel strak als rijk versierde lepeltjes te doen was, maar louter om de grondstof.

Opruimen (5)

Binnen een mum van tijd stonden er acht reacties op de Grundig Noblesse 22323 radio in het Berichtendeel van Marktplaats. De geïnteresseerden zeiden niet dat ze belangstelling hadden, nee, ze schreven allemaal iets in de trant van: ‘Ik kan ‘m morgenmiddag komen ophalen’, of, ‘Kan ik vanavond langskomen?’ Iedere markt heeft zijn eigen taal. ‘Gratis afhalen’ op Marktplaats betekent: de aanbieder wil er snel vanaf, de belangstellenden faciliteren dat. Maurizio had het snelst gereageerd, dus Maurizio kreeg als eerste de kans. R zei: je moet de anderen niet afschrijven voordat Maurizio daadwerkelijk is geweest, de reacties zijn niet altijd betrouwbaar.

Maurizio kwam op het afgesproken tijdstip. Hij was met de fiets. Boven zijn voorwiel had hij van twee plankjes een kloeke bagagedrager gebouwd. Ik overhandigde hem de radio, vroeg wat hij ermee ging doen. ‘Voor de onderdelen,’ zei hij. Hij nam de radio in zijn armen en liep naar zijn fiets die hij tegen de lantaarnpaal schuin voor ons huis had gezet. Het regende. ‘Wil je een tas?’ riep ik. Maurizio had de radio op zijn achterbagagedrager gezet, schudde rustig zijn hoofd en haalde een zwarte tas tevoorschijn. Het regende flink. ‘Wil je niet even hier?’ Ik gebaarde naar de groene container vlak bij me waar het balkon boven zat. Maurizio glimlachte kalm, ging verder met de tas. Maurizio was iemand die niet nat werd.

Ondertussen was het zilver schoon, en was het tijd voor de foto’s. Ik snap de aarzeling van de middenstander – die zijn leven lang gewend is geweest om zijn waren mooi uit te stallen in een met dure huurpenningen betaalde winkel – om een webshop te beginnen. Verkoop via het internet vereist op zijn minst een studiootje waar de waren van alle kanten perfect gefotografeerd kunnen worden, vraagt dus ook om een goede camera, vereist verder goede teksten en het overtypen van allerhande informatie die je in de winkel gewoon uit de doos vist. Om nog maar te zwijgen over de kennis die een perfect functionerende internetshop vereist. En ook al was Marktplaats een gezellige tweedehands amateurplek, zelf nam ik advertenties met mistige of omgekeerde foto’s niet serieus. Dus prutste ik met een wit gordijn waarop en waartegen ik de cassettes en lepels en vorken en messen en lepeltjes en gebaksscheppen zo professioneel mogelijk uitstalde, en begon ik te fotograferen.

Dan waren er nog de keurmerken op de achterzijde van het bestek. Bij het Gero Zilvium Noble 618 was het niet moeilijk, daarvan had ik een folder, daarover kon ik de informatie makkelijk vinden op internet. Maar er waren oudere doosjes, rijk versierde vleesvorken, theelepeltjes, een complete theegarnituur met moeilijk leesbare merktekens, een gebaksschep. Ik hanneste er met mijn telefooncamera boven, maakte foto’s, waarop ik vervolgens inzoomde. Waar was mijn vaders loep? Waarom was ik uitgerekend dat voorwerp bij het opruimen van zijn spullen nog niet tegengekomen?

Ik leerde snel. In de donkerblauwe cassette met een compleet strak vormgegeven theegarnituur – twaalf lepeltjes, één suikerschep, één theeschep – trof ik op de stelen jaartekens aan, een W (1931), een X (1932), verder een kop die van Minerva bleek met een M erin dat waarborgkantoor Schoonhoven betekende; dan was er nog een lopende leeuw met een 2 onder zijn buik wat stond voor tweede gehalte zilver 835/1000, en met veel moeite ontcijferde ik de letters WAP: Weduwe A. Pluut. De Pluuts waren een zilversmedenfamilie te Schoonhoven. Arie Pluut was de eerste die zich er in 1828 vestigde. De Pluuts heetten eigenlijk ‘Polut’ las ik op een zilvermerkenwebsite, het waren gevluchte Franse Hugenoten.

Op de stelen van de twaalf theelepeltjes en twaalf likeurlepeltjes in de rode doos van de juweliersfirma A. Ghijben te Tilburg zaten alleen zwaardjes. De likeurlepeltjes droegen daarnaast het meesterteken GvW4 dat Gebroeders van Wezel uit Amsterdam betekent. De theelepeltjes hadden ook een meesterteken, vermoedelijk AM met tussen de A en de M een klodder, of was dat ook nog een letter? Hoe ik ook zocht, ik vond nergens het meesterteken AM met uitleg.

In het zwaardje moest nog een cijfer zitten, als teken van het zilvergehalte. Gebruik nooit een scherp voorwerp, las ik, als ik zo’n met zilverpoets vol gewreven merkje probeerde schoon te maken, gebruik de achterkant van een lucifer. Dat deed ik.

Opruimen (4)

Bestek. Er was een 29-delige bestekcassette zonder messen, bestaande uit een soep-, een saus-, een groente- en een aardappellepel, zes tafelcouverts en zes dessertcouverts. Gewikkeld in dun winkelpapier en los in de cassette lagen verder nog zes grote couverts, zes kleine couverts, zes tafelmessen en drie vleesvorkjes. Alles van Gero Zilvium, model Noble 618. De cassette had, vermoedelijk begin jaren vijftig toen mijn ouders trouwden, 254,60 gulden gekost. Dat stond in de folder die ik tussen mijn vaders paperassen had gevonden.

De journalist Dick Wittenberg mocht onlangs meekijken met kinderen die het huis van hun overleden moeder opruimden. Die moeder was van dezelfde generatie als mijn ouders. Wittenberg schrijft dat deze vrouw op haar achttiende minder dan 50 bezittingen had, toen ze stierf waren dat er meer dan 10.000. Ook merkt hij op dat het bewaren van folders, handleidingen en aankoopbonnen van spullen die er allang niet meer zijn, typisch is voor die generatie.

Ik was ook veel handgeschreven aankoopbonnen en folders en handleidingen tegengekomen. De zes grote lepels en vorken kostten 89,40 gulden, de zes kleine lepels en vorken 80,40 gulden, de messen 52,80 gulden en de vleesvorkjes 16,45 gulden. Totaal 493,65 gulden. Een vorstelijk bezit, roemt de folder zo’n rijk uitgevoerde Gero Zilvium cassette. Het ontwerp waarvoor mijn ouders kozen was ‘een uitstekend voorbeeld van een model met het traditionele puntfilet dat altijd modern blijft’, waardoor ‘het sierlijke Noble tot een van de graag gekozen modellen’ behoort.

Dan waren er nog andere doosjes: eentje met twee vleesvorkjes, eentje met een taartschep, eentje met twaalf theelepeltjes en twaalf likeurlepeltjes, eentje met een theeschep annex theezeef. Ook dit bestek was verzilverd, maar ronduit klassiek met zwaar versierde stelen. Vermoedelijk kwam dit bij mijn grootouders van vaders kant vandaan zoals er wel meer spullen van die grootouders tussen de spullen van mijn vader waren opgedoken.

Hoe maak je zilver schoon als je niet wilt poetsen? Op internet stond een truc. Ik legde een stuk aluminiumfolie in een afwasteil, goot er kokend water op, deed er een schep baking soda bij en legde daarin het soms flink zwart aangeslagen bestek. Iedere vork en lepel moest contact maken met het aluminiumfolie. Zodra het zwart was weggetrokken moest ik het bestek keren.

Terwijl de scheikunde op het aanrecht zijn werk deed, bekeek ik op Marktplaats en op veilingsites of er handel was in vintage verzilverd bestek.

Opruimen (3)

En toen kwamen de logés toch wel.

We zaten bij vrienden te eten toen vriendin A belde en vroeg of zij en P alsnog konden komen logeren. Nu de poes dood was en hun flat akelig leeg – geen getrippel op het parket, geen gemiauw voor aandacht of nieuw eten, geen sprongetje op het bureau om het warme lijfje op de papieren en boeken die bestudeerd werden te vlijen – was er niks om voor thuis te blijven, was er warmte van vrienden en familie nodig. Natuurlijk kon dat, graag zelfs.

Alhoewel er twee etmalen zaten tussen het telefoontje en de daadwerkelijke druk op de deurbel had ik door afspraken en bezigheden slechts één middag om de kamer logeerklaar te maken. Dat vergemakkelijkte de klus aanzienlijk. Ik vouwde drie verhuisdozen open, pakte van de sorteertafels de ongelijksoortige stapeltjes en begon de paperassen in de eerste doos te leggen. Tussen ieder stapeltje legde ik een leeg vel. De eerste volle doos zette ik naast de boekenkast met daarin spullen die nog op Marktplaats moeten, of naar een tweedehandswinkel. De tweede volle doos zette ik op de eerste, enzovoort. Dat wat een herfst lang de halve logeerkamer in beslag had genomen, vergde nu niet meer dan het oppervlak van een verhuisdoos. Ik borg de schragen, planken en behangtafel die als sorteertafels hadden gediend op in het verwarmingshok, dekte zowel de dozentoren als de boekenkast strak af met witte gordijnen, stofzuigde grondig, rolde de slaapbank uit tot bed en maakte het bed op met fris beddengoed.

Ik keek rond. Zo was de kamer een fijne plek om in te vertoeven.

Inmiddels zijn de logés alweer hoog en breed terug in Berlijn en aan het werk. En ik ging ook aan de slag – het is niet de eerste keer dat logés het beslissende zetje geven om dat wat al bijna opgeruimd is, definitief op te ruimen. De dozentoren liet ik voor wat het was. Ik begon met de inhoud van de boekenkast. De Grundig buizenradio? Ik stak de stekker in het stopcontact. Mijn vingers wisten na ruim veertig jaar nog precies welke knoppen in te drukken en aan welke te draaien. In het apparaat achter het display met exotische plaatsnamen ontstak een radiokabouter zacht licht: Monte Carlo, Rias, Mailand, Athen, Hörby, Stavanger, BBC Europe. Linksboven verscheen groenblauw licht in een rechthoekig venstertje, daaronder de letters ‘Abstimmanzeige’. In het midden ervan een verticaal grijswit streepje. Draaide ik aan de afstemknop dan werd de streep smaller of breder al naar gelang de zenderontvangst sterker of zwakker was. Dit was allemaal herinnering want in werkelijkheid klonk er alleen een dikke vette bromtoon. Aan de slag. Fotootjes maken, Marktplaats checken, buizenradio’s die voor twintig euro werden aangeboden deden het nog, huppekee, gratis afhalen.

Volgende. De Corbusier-achtige chaise longue, maar dan van Ikea, de eerste stoel die R en ik samen kochten. Bij de laatste grote ombouwing waarbij ik flink snoeide in de boekenkasten en boeken had ik deze stoel uit elkaar gehaald. Het frame stond naast de boekenkast, de lederen zitting lag bovenop. De stoel was ontworpen door Tord Björklund en op een veilingsite voor vintage design meubels werd ‘ie voor 650 euro aangeboden. Ik zocht de foto’s op die ik had gemaakt net voor ik de stoel uit elkaar haalde, ik maakte nog wat foto’s van de lederen zitting, van de verkleuringen door gebruik en de zon, de losse onderdelen. Ik laadde alle foto’s in een nieuwe Marktplaats-advertentie, typte er wat lovende woorden bij. Wat werd de vraagprijs? 600 euro, gewoon proberen, bieden vanaf 400.

Wat was er nog meer?

Opruimen (2)

Juist toen ik op derde kerstdag opstond met de bedoeling de logeerkamer in orde te gaan maken voor de Berlijnse logés die over drie dagen zouden komen, las ik op mijn telefoon dat ze niet gingen komen. Hun trouwe viervoetige levensgezel was ernstig ziek geworden, de poezenoppas had in grote paniek gebeld en de logés die koud in Nederland waren aangekomen voor hun tournee langs familie en vrienden, waren spoorslags huiswaarts gekeerd. Een middag, avond en nacht brachten zij met hun twintig jaar oude schat door bij dierenarts en thuis tot het diertje van ouderdom stierf.

Er moest in de logeerkamer heel wat gebeuren. Afgelopen zomer had ik – à la opruimgoeroe Marie Kondo – alle restanten die uit het huis van mijn vader in ons huis waren beland samengebracht in die logeerkamer. Ik had een oude behangtafel uitgeklapt, en ook twee schragen en daarop planken gelegd. Alle dozen en doosjes was ik gaan uitpakken. Wat direct weg kon, ging in een oudpapiertas of in een prullenbak, spullen waarmee ik mogelijk nog iets ging doen voor het ook weg zou gaan, gaf ik plekjes op de sorteertafels. Zo werkte ik dagen en weken gestaag door, soms maar een enkel uur, soms hele dagen. Er verschenen papierstapeltjes met ‘boerderij St Annaland’, ‘grootmoeder’, ‘grootvader’, ‘oorlog’, ‘rouwkaarten’, ‘ruilverkaveling’, ‘kadastrale kaarten’, ‘zwem- en verkeersdiploma’s’, ‘schoolschriften mama’, hoekjes met brillen, inklapbare scheermessen, bontkraagjes, babysokjes. Toen mijn vader acht jaar geleden overleed, ontruimden we zijn huis vlot, ontdeden ons in een mum van tijd van de grote spullen: dressoirs, stoelen, banken, matrassen, huisraad, kleding. Er was toen geen tijd om het kleine spul en vooral de paperassen, administratie, aktes, ter plekke uit te zoeken. Dat ging in dozen. Er past zoveel papier in een verhuisdoos, misschien wel zesduizend items. Ik wist weer waarom ik zeven jaar geleden, toen mijn vader een jaar dood was en alle officiële zaken wel zo’n beetje geregeld, ik die dozen achter kastdeuren had weggestopt. De puf was op.

Afgelopen zomer en najaar was de puf er dan weer wel en dan weer niet. Het gaf niet. De richting van het project was duidelijk, de logeerkamer is de plek waar zo’n beetje alles wat opgeruimd is of gaat worden beland: één deur verwijderd van buiten. De spullen lagen niet in de weg, behalve met logés op komst.

Maar die kwamen dus niet. Ik koos ervoor die derde kerstdag hele andere dingen te gaan doen.

Broodvoornemens

Of ik op broodgebied nog voornemens had voor het nieuwe jaar, vroeg A die ons in de kerstvakantie bezocht samen met haar drie maanden oude zoontje. We zagen de nieuwe wereldburger voor het eerst. Hij lag in een Maxi-Cosi, deed bij binnenkomst een half oog open, deed het weer dicht, reutelde een enkele keer, liet wat in zijn luier rommelen, opende nadat wij uitgegeten waren zijn ogen, dronk zonder slag of stoot aan zijn moeders borsten, keek wat rond toen zijn moeder hem op de arm nam en over zijn rugje wreef, liet geen boer, of een onhoorbare, beklodderde zijn moeders schouder niet met melk, liet zich weer in zijn Maxi-Cosi vlijen en sliep verder.

A is een van de mensen die de broodfilmpjes ontvangt, filmpjes waarin ik ons zelfgebakken brood aansnijd terwijl R filmt. Ondertussen proeven we het brood en kletsen over brood en leven. A was na filmpje drie of vier zelf ook brood gaan maken. Ik antwoordde A dat ik er nog niet over had nagedacht, dat ik niet zo van de voornemens was. Maar het zaadje was geplant en het leek me mooi in het nieuwe jaar me te gaan bekwamen in het zelf maken van maaltijdbrood, zoals Libanees platbrood, naanbrood, pitabrood. Bij de geroosterde broccoli en halloumi met het harissa-honingsausje van vandaag hoorde Libanees platbrood, aan de slag dus.

Op internet waren legio recepten, ik koos die met bloem en yoghurt en een snufje zout. Het mengen was kinderlijk eenvoudig, binnen de kortste keren had ik een soepele bal. Die liet ik even rusten. Na het gerust kneedde ik ‘m kort en verdeelde het deeg in acht gelijke stukken waar ik kleine balletjes van rolde. Toen kwam de grootste klus: het uitrollen van zo’n balletje tot een mooie dunne ronde lap terwijl ik kwistig met bloem strooide om geplak aan aanrecht en deegroller te voorkomen. Ook de juiste temperatuur vinden voor de droge koekenpan waarin ik die dunne lapjes een minuut per kant liet garen zonder dat ze zwart werden, was een klus, maar bij broodje vijf had ik de juiste stand te pakken, standje zes op de pit rechtsvoor, en verschenen er mooie luchtbellen in het brood.

Tegenover het openknippen van een plastic verpakking en de kant-en-klare broodjes een minuutje in de oven onder de grill leggen, stond een half uur noeste arbeid, een ontploft aanrecht én brood dat leefde, dat verrukkelijk smaakte, dat een lust was om te scheuren en in onze monden te stoppen.

Een heel jaar lag voor me om het proces te vervolmaken tot een handomdraai.

Fleur

Mijn een na jongste nichtje is moeder geworden van een prachtig wezentje. Op de eerste foto die ik van haar zie zitten er nog wat schilfertjes baarmoederhuidsmeer net boven haar schattige neusje. Ze is wonderschoon met haar ronde bolletje, haar tevreden ogen en mond, haar gerimpelde vingertjes.

Mijn broer is nu opa. Mijn zussen en ik zijn door de kleine tot de rang van oudtante bevorderd.