Wat ook hielp bij het in de smiezen krijgen van de waarde van het oude bestek was wat er gebeurde op Marktplaats. De biedingen kwamen niet op de advertenties met het talrijke verzilverde bestek van Gero Zilvium Noble 618, wel op de twee oudere doosjes met de theelepels waar ik niet veel van wist. Vlot begon ik de waarde van de keurmerken op de achterkant te begrijpen. Iemand vroeg hoe lang de lepeltjes waren, ik legde een theelepel en een likeurlepel op tafel met daartussenin de gele centimeter uit de naaidoos, maakte een foto en voegde die toe aan de advertentie. Ook woog ik het bestek, want ook dat zag ik her en der op veilingsites. Inkopers hanteerden de actuele zilverprijs, las ik: 34 cent voor tweede gehalte zilver, 33 cent voor derde gehalte. Ik begon te begrijpen waar de weerstandsgrens van de advertenties lag, net onder de formule: gewicht vermenigvuldigd met de zilverprijs.
Ik dacht aan de Wintergasten-uitzending met Yuval Noah Harari van eind december waarin Harari uitlegt wat geld is. Geld, zegt hij, is een van de meest onstoffelijke dingen ter wereld. Het bestaat niet fysiek, het bestaat alleen in onze geest, bij de gratie van vertrouwen. Gerst, zegt Harari, was vijfduizend jaar geleden het eerste geld, in het oude Mesopotamië. Daarna kwam goud, dat, stelt hij, absoluut geen waarde heeft: je kunt het niet eten, en je kunt er geen ploeg of een bijl van maken, daarvoor is het te zacht. Daarna kwamen, vanwege het gemak – want veel lichter – waardepapieren. En nu is bijna alle geld digitaal. Goud, waardepapieren, computerdata, het is van zichzelf niks waard. We stellen ons vertrouwen dan ook niet in dat goud of in onze digitale bankrekening, maar in de andere mensen die er dezelfde waarde aan hechten. Je kunt een supermarkt inlopen en na inlevering van een waardeloos stukje papier (waarop vijf euro is gedrukt) of een beweging van een waardeloos stukje plastic (dat je van je bank hebt gekregen) naar buiten lopen met een tros bananen. ‘Geen chimpansee zal je al zijn bananen geven in ruil voor een stukje papier.’
Het grootste verhaal ooit verteld, zegt Harari, gaat over geld, dat is het enige verhaal waar alle mensen in geloven.
En hier zat ik dan met mijn zilver. Ook al zo zacht. Waarom wilden mensen een zilveren bestek, vraag ik aan een vriendin van wie ik vermoed dat zij er verstand van heeft, al die aanslag, al dat gepoets? Als teken van welvaart, zegt ze, zeker als je personeel had om het te poetsen. Statussymbolen, sieraden, kronen, zegt Harari, daar kon je goud voor gebruiken.
Zou het oude bestek praktisch zijn (in de vaatwasser kunnen, niet zwart uitslaan), dan zou ik het onmiddellijk in de keukenla leggen en dagelijks gebruiken. Maar dat was het niet. Toch stuitte het me licht tegen de borst nu het me begon te dagen dat het de Marktplaats-bieders waarschijnlijk niet om de schoonheid van de zowel strak als rijk versierde lepeltjes te doen was, maar louter om de grondstof.