Trekkerprotest

‘Negen minuten duurde het telefoontje,’ zei mijn nichtje die dat snel even nakeek op de telefoon van mijn broer. Mijn broer zelf dacht het maar een minuut of vier was geweest, maar goed, negen minuten had hij met zijn vrouw aan de telefoon gezeten. Al die tijd moest ze hoognodig plassen, en ja, ze had echt allang op het knopje gedrukt en op aandringen van mijn broer deed ze het nog een keer, maar ook tijdens die negen minuten kwam er niemand. Ze zei dat ze zelf wel ging. Mijn broer vertelde haar via de telefoon wat ze moest doen. Maar toen ze al haar handen nodig had voor de rolstoel, viel haar telefoon op de grond.

Dus trok mijn broer zijn schoenen aan en sprong in de auto. Die activiteiten – schoenen, jas, sleutels, naar de auto lopen, starten, rijden, opletten, parkeren, wachten bij de dubbele schuifdeuren tot de eerste dicht is waarna de tweede pas opengaat, wachten bij de lift waar de deuren extra langzaam open en dichtgaan en dan nog een stuk gang – duren zeker een minuut of zes, als het er ook niet negen zijn.

Mijn broer was er ongeveer gelijktijdig met de verzorging. De rolstoel stond in de badkamer, zijn vrouw lag op de grond naast de wc. Gelukkig had ze niks gebroken.

‘Het was geen wissewasplasje,’ zei mijn broer. ‘Ondanks de luier die ze uit voorzorg aankrijgt, was haar hele broek nat.’

Op de zussenbroerapp kolkten boosheid, verontwaardiging, verdriet, onmacht. Wat te doen?

‘Moet eerst mijn trekker binnen parkeren, denk ik,’ schreef mijn broer. Hij deed er zo’n gele spierbalarm bij.

Een groter gebeuren

‘Het uitsterven van een soort die zelf Schepper was geworden,’ draagt schrijver Auke Hulst uit eigen werk voor terwijl muziek van Corrie van Binsbergen zijn verhaal begeleidt, ‘leek gek genoeg onbestaanbaar.’ Toch is dat de aanzegging die iedereen ter wereld krijgt, via sms, app, e-mail, Facebook, Instagram, ieder bericht op iedere telefoon in de taal van de ontvanger. ‘Ik heb helaas geen goed nieuws,’ schrijft iemand die zich de Toezichthouder noemt. ‘U heeft uw kans gehad. U heeft uw kans vergooid. Uw wereld staat in brand en u woekert als onkruid. Na rijp beraad is besloten dat u zal worden geruimd.’ De ‘finale kwijting’ zal over een week plaatsvinden. De Toezichthouder lijkt zijn pappenheimers goed te kennen, want schrijft verder dat er tegen dit besluit geen bezwaar mogelijk is. En vraagt iedereen om waardig afscheid te nemen en niet nóg meer schade aan de leefomgeving toe te brengen.

Op televisie wordt gespeculeerd over een terreurorganisatie; over losgeslagen kunstmatige intelligentie; de Amerikaanse president denkt aan een puisterige hacker die nog bij zijn moeder woont. Tot een radioastronoom verklaart dat het signaal zijn oorsprong heeft in de asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter.

De hoofdpersoon in het verhaal wil nog één keer met de vrouw van wie hij nog altijd houdt maar met wie de relatie uit is, het Noorderlicht horen en zien. Met de auto gaan ze op reis. Onderweg denkt hij na over welke vorm het onheil zal krijgen. Abstract is het uitsterven niet. ‘Overal om hen heen waren diersoorten verdwenen.’ Hij stelt zich voor hoe honden over miljoenen jaren de intelligente wezens van de wereld zijn en dan aan de mens denken ‘zoals mensen aan dinosauriërs dachten, met ontzag en met oog voor tragiek. Of wellicht zoals mensen aan dodo’s dachten: als beesten die te dom waren om te overleven. Of zoals mensen aan pokken dachten: als een vreselijke ziekte, die goddank was uitgeroeid.’

Deelder

Gisteren schreef ik zijn naam nog op en nu was hij dood. Jules Deelder. Van mijn jongste zus kreeg ik voor mijn zeventiende verjaardag zijn dichtbundel Moderne gedichten. Voorin had de dichter met zwarte vulpen geschreven ‘Voor een liefhebster van den dichter’. Samen met Een gondel in de herengracht van Patricio Canaponi en Opwaaiende zomerjurken van Oek de Jong waren het de eerste drie literaire werken op de houten boekenplank in mijn tienerkamer, naast de kinder- en woordenboeken.

Op pagina 30 het gedicht ‘Gedicht voor Land- en Tuinbouw’

Voor het eerst een merel / horen zingen. / Het eerste wilde viooltje / gevonden. / De kastanjes in bloei.

Het eerste speenkruidbloempje / gezien. / De eerste zwaluw waargenomen. / Voor het eerst gegeten zonder / lamp.

Bloeiend klein Hoefblad / gevonden. / Voor het eerst een koekoek / gehoord. / Het eerst gras gemaaid.

De kersenbomen bloeien. / De peren in bloei. / De appels in bloesemtooi. / De eerste aardbeien. / De aalbessen rijp.

De kersen rijp. / De haver op het veld rijp. / De eerste peren. / De laatste maaltijd zonder / lamp.

De eerste appels. / De eerste druiven. / Het laatste bad in de open / lucht. / Het vertrek van de zwaluwen.

Het laatste gras gemaaid. / Voor het eerst de kachel aan. / De eerste rijp. / De laatste roos. / De eerste sneeuw gevallen.

De tijd heeft het rood uit de rug van de dichtbundel getrokken, onverminderd zwart zijn de letters: J.A. Deelder Moderne gedichten.

Een drukke dag

‘Dus je bent een artiest,’ zei mijn broer. Ik liep de trap af van station Coolhaven waar dat mooie gedicht van Jules Deelder op de muur hangt. De metro naar Nesselande was net weg. ‘Nou,’ zei ik, ‘amateur artiest.’ ‘Maar je hebt net opgetreden toch.’ Ja dat had ik. Heel flitsend gingen mijn solo’s niet. Ik haalde de saxofoonkoffer van mijn rug en ging op een bankje zitten. We hadden de laatste tijd vaker op woensdagavond met elkaar gebeld, mijn broer en ik, trouwens ook op veel andere avonden en ochtenden, en het grappige van het vele bellen is dat we elkaars dagelijkse ritmes leren kennen. Mijn broer weet nu weer dat ik saxofoon speel en dat ik woensdagavond altijd repeteer en soms ook op een podium sta en dan vanaf een uurtje of tien weer bereikbaar ben.

Hij had een drukke dag gehad, eerst een groot overleg in het verpleeghuis dat nogal tegenviel. Zijn vaste aanspreekpunt werd de verzorgende die onlangs vergeten was zijn vrouw eten te geven, die trouwens ook vergeten was dat ze gebeld had omdat ze naar de wc wilde. Een andere keer was iemand vergeten na het wassen ’s ochtends de alarmknop om haar nek te hangen, iets wat de hele dag niemand was opgevallen. Weer een andere keer werd ze met rolstoel en al gewogen, en dat gewicht werd gewoon in het systeem ingevoerd dat na een rekensom tot de conclusie ‘forse obesitas’ kwam. Vergeten was rekening te houden met de onnozelheid van de mens, vergeten was bellen te laten rinkelen op het moment dat er een gewicht wordt ingevoerd dat ruim twintig kilo boven het gewicht van twee weken daarvoor ligt. Het belangrijkste doel voor zijn vrouw is zelfstandigheid herwinnen, dus heel veel oefenen met lopen, maar het bleek dat alle verzorgenden bang zijn dat ze valt. En dus crossen ze haar van bed naar badkamer, van tafel naar wc, van kamer naar restaurant, van restaurant naar de activiteiten in de rolstoel. Lekker snel, lekker makkelijk.

Mijn broer is vanavond begonnen haar te leren om zelf wandelend in haar rolstoel naar de badkamer te gaan, de rolstoel recht voor het toilet te zetten, de rem erop te doen, op te staan, de wc-beugels vast te pakken, te keren, broek naar beneden te doen, te gaan zitten en dan op het alarm te drukken.

De beugels in de wc zitten trouwens te laag, zelfs voor mij zitten ze te laag, maar daar kan niks aan gedaan worden. Ik zat inmiddels in de metro met de saxofoonkoffer tussen mijn benen. ‘Zal ik de volgende keer dat ik op bezoek ga een tegelboor meenemen,’ zei ik, ’twee gaatjes links, twee gaatjes rechts en die beugels zitten hoger.’

‘Kijk,’ zei mijn broer, ‘ er gebeuren ook een hoop goede dingen. Activiteiten, uitjes, gezelligheid, in het systeem waarin alles opgeschreven moet worden lees ik dan grote verslagen van een bezoek aan de Intratuin-kerstmarkt. Maar die vergeten boterhammen, die vergeten alarmknop, die vergeten bezoekjes aan de wc, daarover lees ik niks. En dat er niet wordt geoefend met lopen omdat iedereen bang is, daarover lees ik ook niks.’ Hoelang was het al aan de gang, dacht ik, dat kabinetten het wantrouwen en de bezuinigingen de samenleving in joegen en er overal twee werkelijkheden waren ontstaan? De administraties gevuld met louter roze wolken voor de inspecties en daarnaast die werkelijkheid van een half uur wachten voor iedere plas die je moet doen.

‘Je was druk geweest,’ zei ik. ‘Heel druk,’ zei mijn broer. ‘Ik was het zo zat, al die rommel, al die spullen waar we al zo lang niet aan toe zijn gekomen om ze weg te doen, dat ik vandaag flink ben gaan ruimen.’ Samen met een van zijn dochters had hij oude banken naar buiten gesleept, oude meubels, kinderbureautjes, meubels van zijn uitgevlogen dochters die ze hadden achtergelaten voor wie weet ooit. Zijn schoonzoon in wording had een kar gebracht. Daarmee kon de boel naar het milieupark. Morgen ging hij verder.

Ik was inmiddels thuis, zette de saxofoonkoffer voor de boekenkast, die ging ik deze vakantie niet meer aanraken, vermoedde ik. Het was inmiddels half twaalf. Mijn broer zei dat hij al lekker in bed lag. ‘Slaap lekker,’ zei ik. Truste,’ zei hij.

Zelf haverdrank maken

In het volledig plantbased restaurant Mr and Mrs Watson, dat onderdeel was van mijn verjaardagsverrassingscadeau van R, kreeg R zijn caffe latte met havermelk. Hij had de haverdrankpakken in de supermarkt wel eens bekeken, ik trouwens ook, daar stond dan op: water, 8,9 procent haver en dan nog wat kleine dingen en dat kostte dan bijna twee euro.

Weer thuis zocht ik op internet naar ‘zelf havermelk maken’. Ik klikte een item van de jonge honden van de Keuringsdienst van Waarde (KvW) aan, altijd goed. Ze belden met fabrikanten: waarom kostte een liter havermelk – je moet eigenlijk zeggen: haverdrank – twee, drie of zelfs vier keer zoveel als een liter koemelk? Terwijl er geen koe gevoerd en verzorgd hoefde te worden en negentig procent van het pak water is? Een supermarktdeskundige had het antwoord. Mensen die gezond willen leven hebben daar geld voor over. Oftewel: je vraagt wat de gek ervoor geeft. Zoals wel vaker was er geen enkele relatie tussen kosten en prijs, niet bij de havermelk, trouwens ook niet bij de koemelk.

Een KvW-medewerker ging met een boodschappentas naar een voedseltechnoloog. Ze deden honderd gram havermout uit een pak van vijftig cent in een maatbeker van een liter en vulden die aan met water. Daarna gooiden ze de boel in de blender en lieten de boel lekker draaien. Vervolgens was het een kwestie van de drank door een hele fijn zeef of een doek gieten en laten uitlekken. Voila.

’s Ochtends probeerde ik het gelijk uit in de Magimix – mijn eerste en tevens laatste aankoop bij Hudson’s Bay. Terwijl de keukenmachine vijf minuten sneed en husselde, waste ik een lege perensapfles schoon. Ik scheurde twee koffiefilterzakjes open, legde die in een zeef, zette die op een maatbeker en begon de crèmekleurige drank uit de Magimix over te gieten. Dat werd een kliederboel, dus haalde ik de koffiefilters weg. Toen liep het beter. Ik hield ongeveer een halve liter haverdrank over. De havermoutprut die achterbleef in de zeef gooide ik niet weg, maar kookte ik mee in mijn gebruikelijke havermoutontbijt. Grove havermout vind ik lekkerder dan fijngemalen havermout. Ik moedigde R aan een scheutje van de verse haverdrank in zijn koffie te doen in plaats van een kuipje koffiemelk. Ja, het smaakte goed, een beetje naar havermout, gebondener.

De volgende dag kookte ik het perfecte havermoutontbijt: drie dessertlepels havermoutvlokken, een florsje minder koemelk dan gebruikelijk en een flinke scheut havermelk. Zo romig was mijn ontbijt nog nooit geweest. Gingen na de boeren ook de koeien protesteren, dan was ik voorbereid.

Concertgebouw

In een van de gangen naast de grote concertzaal stond twee ambulancebroeders bij een brancard. Ik dacht aan iemand die onwel was geworden, maar R die veel beter op de hoogte is van wat de mensheid organiseert, zei dat dit mensen van Stichting Ambulancewens waren die gratis laatste wensen vervullen. De vrouw naast de brancard keek kalm, glimlachte zelfs licht, de man op de brancard had een enorme bos dun bruin haar, een mager gezicht, lichtbruine gezichtsbeharing, hij was jonger dan ik. Over zijn onderlijf lag een dekbed. De mannen in de blauwgele jassen duwden het ambulancebed de zaal in en staken het wat heen en weer op zoek naar het beste zicht op het podium.

Onze plaatsen waren meer naar voren, meer naar het midden, rij negentien. Direct nadat R en ik waren gaan zitten, begonnen de mensen achter ons over het zicht, ja, als ze tussen ons door keken, zagen ze het podium min of meer. Ook hadden ze nog bonnen voor champagne, die zaten bij het arrangement van NRC, maar ze hadden al champagne op en nu vroegen ze de mensen achter hen of die de bonnen wilden. Maar die wilden geen champagne, of hadden al champagne op. Aan ons vroegen ze niks.

De zaal zat vol, de ringen ook, de temperatuur liep op, het was een feestconcert, een beetje een kerstprogramma, met Amerikaanse componisten voor de pauze en Hongaarse erna. Ik zei tegen R die dit voor mijn verjaardag georganiseerd had, dat ik het nu al heel leuk vond. Het ontroerde me, dit zitten in deze historische, rijk versierde zaal met al deze mensen onder de golven van het beloftevolle gestem van het grote orkest. Uit Oek de Jongs roman Pier en oceaan weet ik dat het gebouw tijdens de bouw nog midden in een weiland lag, de stad moest er nog naar toegroeien.

De dirigent had een enorme buik. Iedere keer als hij kwiek van de hoge trap kwam lopen lilde de stof van zijn grijze overhemd als een trilpudding. De meeste orkestleden hadden een feestelijk randje aan hun zwarte outfit toegevoegd: een rode vlinderdas, een rode jurk, rode schoenen. Ik lette vooral op de cellisten: hoe ze hun stok vasthielden, hoe de vingers van hun linkerhand over de snaren bewogen, hoe ver ze de pin hadden uitgeschoven. Die stok vasthouden is best een ding.

Mijn eerste stok leek te zwaar, te veel gewicht aan de slof, ik had hem mogen omruilen bij de vioolbouwer. De nieuwe was nauwelijks lichter, maar het evenwichtspunt lag iets meer naar de tip toe en voelde daardoor lichter, maar ik moest flink wennen en op de laatste les hobbelde de stok nogal over de snaren. Daarom liet mijn docente Ania me de stok vasthouden alsof ik een tak van de grond raapte, met mijn knuist. Toen ik met de stok in mijn knuist speelde, trilde die helemaal niet. Nu oefende ik om vanuit die knuistpositie langzaam naar de ideale positie te komen. Eerst door mijn duim een stukje omhoog te doen, daarna door mijn wijsvinger onder het hout door te krullen en de stok als het ware daarmee te dragen. Het lukte al.

In de pauze liepen we door de gangen, zowel beneden als boven. Het tapijt was dik en rood, bij de buffetten was het druk, het publiek was meer dan bovengemiddeld van leeftijd. Ik dacht aan de concertzalen in New York waar ik ook hele oude mensen gezien had die in mijn herinnering krasser waren dan die ik hier zag. De man in het laatste-wens-bed bleef in de pauze net als een handvol andere mensen in de zaal.

Na de pauze had ik beter zicht op de contrabassen, daar hield een deel de stok vast zoals ik dat deed, met de hand boven de stok en de vingers op de voorzijde, maar er waren er ook een paar die de stok ’trokken’, waarbij de hand om het uiteinde van de slof zat en de duim op de stok lag.

Na afloop was er het gebruikelijke applaus, mensen die opsprongen, nog meer applaus, een toegift waarbij de orkestleden rendiergeweien, kerstmutsen en twinkelende kerstballetjes op hun hoofden hadden gezet. De zaal liep leeg. We hadden geen haast om weg te komen, ik keek rond, achterin de zaal was de man op het bed er ook nog. Het dekbed lag op een van de zijstoelen, zijn magere benen zaten in een nette blauwe broek, zijn kreukloze overhemd was van een mooi tomaatrood met een klein spikkeltje, de pupillen van de man draaiden weg, ik zag oogwit, hij gaapte, sloot zijn ogen. De dood knabbelde aan alle kanten.

Vliegveldwachten

Vriendin Z gaat op reis. Ze heeft gevraagd of ik haar naar het vliegveld wil brengen. Ik vraag haar hoe laat ze op Schiphol moet zijn. Ze schrijft in de app: vier uur, half vijf. Ik schrijf: het vliegtuig vertrekt toch om 6:15 uur? Ja dat klopt. Ik reken: voor een internationale vlucht staat drie uur en bovendien heeft Z assistentie aangevraagd, omdat ze de grote afstanden op Schiphol niet zo makkelijk overbrugt, daar staat ook een uur voor. ‘Dan moet je om 2:15 uur op het vliegveld zijn,’ schrijf ik. Ze zegt dat het te vroeg is, dat tweeëneenhalf uur wachten meer dan genoeg, of misschien drie uur. Ze heeft natuurlijk gelijk.

Toch zal ik om één uur bij haar aanbellen. Neuroticisme is een kwaal van overgeorganiseerde samenlevingen en haar inwoners. Te Schiphol zal de man van de assistentie zeggen dat Z straks dus nog heel lang bij de gate moet wachten. Terwijl hij het karretje duwt waarop Z zit, zal hij wijzen naar de mensen die her en der liggen te slapen terwijl er nog nauwelijks incheckbalies open zijn: allemaal mensen die bang zijn hun vlucht te missen.