Volgorde

Direct na Mark Ruttes ernstige toespraak vanuit het Torentje begint een zender verder de dagelijkse serie De streken van Van Boven met kok, schrijfster en presentatrice Yvette van Boven. Gouden programmering.

Jurassic Park II

De grootste dinosaurus die ik onlangs in Naturalis zag was de camarasaurus. Hij torende in de twaalf meter hoge zaal tot net onder het plafond. De staart, ruggengraat en nek van de camarasaurus leken sterk op een lijn in een grafiek die lang stabiel op een laag niveau blijft en dan als een gek omhoog schiet. Exponentieel, zegt de wiskundige.

Ik zag deze week twee keer zo’n camarasauruslijn in krantengrafieken. De eerste stond in NRC in een bericht over een Israelisch onderzoek dat in Nature was verschenen en waarin was becijferd dat alle door de mens gemaakte spullen inmiddels meer wegen dan al het leven op aarde. Al het leven is: biomassa, is: planten, bacteriën, schimmels, dieren op land en in zee, mensen, het door de mens gehouden vee en de door de mens verbouwde gewassen. De door de mens gemaakte spullen zijn bruggen, fabrieken, huizen, wegen, spullen, zeg maar alles van beton, granulaat, bakstenen, asfalt, staal, glas, plastic, metalen. In 1900 wogen de door de mens gemaakte spullen nog maar drie procent van alle biomassa.

De tweede camarasauruslijn zag ik vandaag, opnieuw in NRC. Dit keer ging het om de historische CO2-concentratie op aarde. Die schommelde bijna 800.000 jaar tussen de 175 en 275 parts per million (ppm) om dan in onze tijd als een raket in een vrijwel rechte lijn omhoog te schieten naar 413 ppm.

De hamvraag die mijn hersens nu kietelde was of wij met onze zwaarwegende mensspullen en met onze dampkring vullende koolstofdioxide het lot van de camarasaurus achterna gingen, ooit zouden gloriëren in een Jurassic Park II, en vooral: aan de hand van wiens opgeduikelde dna?

Ster

We kwamen terug met een paar boodschappen, R en ik, de avond viel, het was rond vijven, winterstil fris, nog vijftig stappen en we stonden voor onze voordeur. Uit het pad na de garageboxen kwam een vrouw, ze had een kindje op haar schouders, het kindje had blonde krullen, zoveel kon ik in het duister net zien. De vrouw praatte tegen het kind, ze zei ‘Kijk’ en stak haar arm uit, haar vinger wees naar een plek in de lucht ongeveer boven het net leeggehaalde huis van de overburen.

Ik hield stil, keek in de richting van de wijsvinger van de vrouw en zag aan de donkerblauwe hemel een ster. Er was in de wijde omtrek geen andere ster te zien dan alleen deze helderde ster. Het kind riep ‘Jaaaa’, de vrouw met het kind op haar schouders liep de kant op waaruit wij waren gekomen.

‘Jaaa’ juichte mijn binnenste.

Ontruimen

In de straat staat een enorme container, iets verderop twee kleine verhuiswagens, op het trottoir voor het overbuurhuis een rolkar vol platte verhuisdozen, tegen het schuurtje een stuk of vijf donkerblauwe kliko’s en één felblauwe, voor het papier. Seniorenhulp Nederland staat er op de flanken van de verhuiswagens, met daaromheen slogans: ‘Meer dan alléén verhuizen…’, ‘Woningontruiming’, ‘De beste in verhuizen en ontruimen’.

Ik was even een uurtje weg met de fiets om te sporten en dan dit. De voordeur van het overbuurhuis staat open, er lopen jongemannen in donkerblauwe werkbroeken en iets minder donkerblauwe sweaters in en uit. De meesten hebben baarden, dat is in.

Ik zet mijn fiets binnen, loop naar de woonkamer, vandaar heb ik goed zicht. In de inloopcontainer die gelukkig niet voor ons huis staat, zie ik een centrifuge staan (ach, een centrifuge, als kind hing ik mijn gewicht op de centrifuge om te voorkomen dat ie onder zijn centrifugale krachten wegwandelde). Op het trottoir staan drie mannen rondom het onderstel van een scootmobiel, ze pakken hun telefoons: kijken ze of het ding nog waarde heeft? Dan rijdt een van de mannen het naar de container, een ander draagt de zitting achter hem aan. In de voortuin is ooit een speciaal hok voor de scootmobiel gebouwd, maar ik heb de overbuurvrouw er niet veel op zien rijden. Meestal zat ze in een gewone rolstoel die de overbuurman duwde, nog vaker zag ik hem het ding in- en uit elkaar klappen om ‘m in en uit de kofferbak van hun auto te tillen. Toen de overbuurman viel en het gedoe met het ziekenhuis en een mislukte operatie begon, begon de overbuurvrouw weer zelf te lopen, soms zonder en meestal met stok.

De overbuurman is dood, de overbuurvrouw zit alweer een maand, of zijn het er al twee?, in een particulier verpleeghuis. Ik heb het tehuis op internet opgezocht, het is een chique boel. De kinderen – grijze haren, gepensioneerd, één zoon heeft precies hetzelfde loopje als zijn vader en ook zijn stem is identiek – hebben de afgelopen weken met hun eigen auto’s spullen opgehaald en wat rest is voor het bedrijf dat de container en de verhuiswagentjes hier in de straat heeft gezet. Vriend M heeft zo het huis van zijn vader laten leegmaken en schoon laten opleveren, ging allemaal heel netjes, vertelde hij. ‘Toen jij net weg was,’ zei R die de invasie in de straat live had gevolgd, ‘stonden er wel vier verschillende busjes.’ Misschien om de spullen in mee te nemen die nog verkocht kunnen worden. Of al van opkopers. Reken maar dat dit een groeiende business is.

Vandaag houden de kinderen zich schuil, hoeven ze niet te liegen tegen hun moeder over wat er op deze dag te zien is in en om het huis waar ze een halve eeuw gewoond heeft. Ruim vóór halverwege de middag is het werk al gepiept; van de container is dankzij een enorme stalen uitschuifbare haak en een vrachtwagen om vier uur niks meer te bekennen, nou ja, twee witte krijtstrepen op de straatstenen.

In de straatapp staat het nieuwe adres van de overbuurvrouw. Vandaag even een kaartje sturen.

Voedselkringloop

De groenlingen en kool- en pimpelmezen halen de zaadjes uit de voedersilo. Kool- en pimpelmezen zijn afhalers, die vliegen er mee weg om het elders rustig op te eten. Groenlingen gaan graag op restaurant, zoals de Vlamingen zeggen, en eten ter plekke. Ze kraken de zaden waarbij flink wat afval op de bodem van de silo belandt. Ook wat ze niet blieven, strooien ze argeloos in de rondte. Kauwen kunnen niet bij de voeropeningen van de silo, maar kunnen wel aan de kooi hangen en hun dikke snavel door de spijlen steken om dat wat op de bodem is gevallen op te peuzelen. Ook vinken, die klein genoeg zijn om tussen de spijlen door direct uit de silo te eten maar dit nooit doen, fladderen met snelle vleugels aan de buitenzijde van de kooi en pikken voedsel van de bodem. Dat wat op de grond valt is voor de roodborst, de vinken, de merels, de tortels, de houtduiven en de heggenmussen.

Helemaal schoon wordt er trouwens nooit. Er zullen deze zomer her en der zonnebloemen opduiken.

Binnenzee

Eén van de twee jongens die hun fietsen tegen de berg opduwen terwijl R en ik afdalen, wijst zijn vriend op het paaltje met daarop aanwijzingen voor mountainbikers en wandelaars. ‘Witrood is toch het Pieterpad?’ zegt hij. Ik kijk naar onze kant van het paaltje en zie de witrode verfstrepen die verticaal en met een punt aan de bovenzijde op het paaltje zijn geschilderd. ‘Is dit het Pieterpad?’ vraagt de andere jongen. Er zit veel ongeloof in zijn stem. Ze zien eruit zoals de jongens die in de documentaire-serie Klassen op de basisschool aan de rand van Amsterdam-Noord zitten, wit, blond, gezond, minstens havo/vwo-advies. ‘Dit moet het Pieterpad zijn,’ besluit de eerste jongen.

We passeren de jongens. De berg waarop wij net op de top stonden is een moderne berg, een halve eeuw geleden gemaakt met sloop- en bouwafval uit de stad. Vanuit het keukenraam van onze eerste flat keken we erop uit, op de kant van de berg waar de witte borstelbanen liggen en waarop op deze zonnige winterse middag met ski’s en snowboards naar beneden wordt geroetsjt. Op het hoogste punt van de berg hoor je de kabels over de wielen van de sleeplift draaien alsof dit een echt skigebied is, de regelmatige tik wanneer een stang het wiel passeert.

De berg is zo dichtbij en toch heb ik maar één keer eerder op de top gestaan. Thuis zoek ik de lange-afstand-wandelpaden op. Wat hier langskomt is het Grote Rivierenpad dat van Hoek van Holland naar Kleve loopt en ‘oer-Hollandse rivieren Nieuwe Waterweg, Oude Maas, Lek, Linge en Waal’ volgt, lees ik, en waarvoor het Verkade-album ‘Onze Groote Rivieren’ van Jac. P. Thijsse een grote inspiratiebron is geweest. Als ik de jongens weer eens zie, zal ik het ze zeggen.

Vanaf de berg zag ik hoeveel water en recreatiegebied erbij is gekomen: aan de voet van de berg dromerige waterpartijen met kunstige bruggetjes; in het oosten de Zevenhuizerplas, ontstaan door zandafgravingen om de naastgelegen wijk te ontwikkelen en nu een paradijs voor zwemmers, duikers, watervogels, wandelaars; in het noordoosten de nieuwste aanwinst: de olympische roeibaan met daaromheen wandel- en fietspaden en waterpartijen waar eerst tarwe en aardappelen en suikerbieten groeiden. Mochten de dijken van de veenstroom/rivier die tussen al dit water meandert en die één meter onder NAP ligt – en die een kleine stad aan huizen die zes meter onder NAP liggen moeten beschermen – problemen krijgen, dan kan de waterdruk op de dijken verlaagd worden door water het gebied rondom de roeibaan in te laten lopen. Dat wordt dan voor even een binnenzee. Een beetje zoals op de maquette van Nederland in de ijstijd in Naturalis, toen dit gebied ook allemaal moeras en water was.

Ik denk dat ik het nog wel een keer ga meemaken. Dan ga ik snel naar de top van de berg. Kijken.

Verzuipen

Toen ik vandaag De Groene Amsterdammer opensloeg vroeg ik me af of ik half november onder een steen had geleefd. Op bladzijde 5 schrijft Irene van der Linde over een op 11 november door een meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen motie van Baudet die erop neerkomt ‘dat mensen die op zee schipbreuk lijden – althans als het gaat om Afrikanen, Syriërs, Algerijnen, Jemenieten of andere mensen van buiten de Europese grens – niet gered mogen worden.’ Had ik de kranten zo slecht gelezen, de journaals zo slecht beluisterd?

Ik kijk op de site van de Tweede Kamer. Ja, de stemming is geweest: de voltallige fracties van VVD, CDA, PVV, FvD, SGP en Krol en Van Haga vegen de vloer aan met het internationale recht dat iedere zeevarende verplicht een mens in nood te helpen en roepen onze regering op om in Brussel actief te gaan lobbyen om het redden van migranten strafbaar te stellen. 17 maart zijn er verkiezingen, onthoud even dit rijtje partijen.

Ik snap dat landen als China hun schouders ophalen als wij Nederlanders weer eens met een priemend vingertje komen wijzen naar ‘hun’ geschonden mensenrechten. Wij hersenspoelen de Oeigoeren alleen maar, zal de Chinees zeggen, jullie dringen aan op het verzuipen van migranten.

Bij dit soort voorstellen denk ik ook altijd aan de situatie die we ons niet voor kunnen stellen, zoals we ons deze pandemie ook niet hebben kunnen voorstellen, dat wij Nederlanders nog eens moeten vluchten. Ik zal dan deemoedig mijn hoofd buigen voor iedere dichtgesmeten deur.