De grootste dinosaurus die ik onlangs in Naturalis zag was de camarasaurus. Hij torende in de twaalf meter hoge zaal tot net onder het plafond. De staart, ruggengraat en nek van de camarasaurus leken sterk op een lijn in een grafiek die lang stabiel op een laag niveau blijft en dan als een gek omhoog schiet. Exponentieel, zegt de wiskundige.
Ik zag deze week twee keer zo’n camarasauruslijn in krantengrafieken. De eerste stond in NRC in een bericht over een Israelisch onderzoek dat in Nature was verschenen en waarin was becijferd dat alle door de mens gemaakte spullen inmiddels meer wegen dan al het leven op aarde. Al het leven is: biomassa, is: planten, bacteriën, schimmels, dieren op land en in zee, mensen, het door de mens gehouden vee en de door de mens verbouwde gewassen. De door de mens gemaakte spullen zijn bruggen, fabrieken, huizen, wegen, spullen, zeg maar alles van beton, granulaat, bakstenen, asfalt, staal, glas, plastic, metalen. In 1900 wogen de door de mens gemaakte spullen nog maar drie procent van alle biomassa.
De tweede camarasauruslijn zag ik vandaag, opnieuw in NRC. Dit keer ging het om de historische CO2-concentratie op aarde. Die schommelde bijna 800.000 jaar tussen de 175 en 275 parts per million (ppm) om dan in onze tijd als een raket in een vrijwel rechte lijn omhoog te schieten naar 413 ppm.
De hamvraag die mijn hersens nu kietelde was of wij met onze zwaarwegende mensspullen en met onze dampkring vullende koolstofdioxide het lot van de camarasaurus achterna gingen, ooit zouden gloriëren in een Jurassic Park II, en vooral: aan de hand van wiens opgeduikelde dna?