Brief

treinIk had een pechtreinreis gehad met anderhalf uur vertraging en die moest ik nog declareren. Nu de NS alle reisgegevens digitaal hebben, kan dat declareren ook digitaal. Ik klikte de reis aan, maar de problemen begonnen al bij het invullen van de vertrektijd. Die was 12.13, maar dan vanaf mijn eigen station, niet vanaf het station dat ik nu voor me zag en waar R mij naartoe had gesjeesd, omdat vanaf mijn eigen station het eerste uur geen treinen zouden vertrekken. Ik klikte bij vertraging ‘meer dan 60 minuten’ aan, maar ook dat kon de computer weleens heel anders beoordelen, want als die niet een regel terugkeek naar mijn vergeefse incheck en uitcheck op mijn eigen station, wist die ook niet dat ik al een half uur vertraging achter de kiezen had voor ik op dit alternatieve station incheckte. Ik belde. Ik hoefde niet veel uit te leggen, de dame zei al snel: en nu bent u bang dat uw declaratie wordt afgewezen. Dat betekent meestal dat het vaak gebeurt. Ze adviseerde mij een mail te sturen via EVA. Ik zei dat ik horrendol werd van EVA, dat ik meestal al gevloerd was door EVA’s onbegrijpelijke antwoorden op mijn vragen voor zij mij eindelijk een mailoptie gaf. De dame zei: typ gewoon ‘mailadres’ in. O ja, er moest wel een bijlage bij van mijn reisgegevens en omdat je bij mailen via EVA geen bijlagen kon toevoegen, kon ik toch maar het beste een briefje sturen. Met een postzegel, riep ik vol ongeloof. Kon het niet telefonisch, zij kon toch alle gegevens voor zich zien, zo had ik ook wel eens een vergeten uitcheck rechtgezet en het teveel betaalde teruggestort gekregen. Maar nee, dat kon niet. Omdat ik toch moest schrijven, richtte ik mijn brief maar gelijk aan de directie, waarin ik ook een boekje opendeed over de slechte informatievoorziening tijdens die pechreis, niet alleen aan de reizigers, maar ook aan het treinpersoneel, dat duidelijk niet snapte waarom er een stoptrein voor hun ic was geduwd, terwijl zij juist hun stinkende best deden om hun vertraging in te lopen en de pechreizigers van die andere verstoring hun aansluiting naar Groningen te laten halen. Ik deelde mijn verontwaardiging met R, waarom voegden ze niet een opmerkingenvakje toe in dat declaratiescherm, daarmee zou alles opgelost zijn, nu was ik weer een half uur kwijt geweest met schrijven. Tsja, zei hij, en dan is het altijd de afweging of het geld opweegt tegen de tijd en moeite. Het ging om vijftien euro. Sheila Sitalsing schreef in de  Volkskrant dat er de laatste weken veel  te doen was geweest over kloven in de samenleving. Volgens haar liep de moeder aller kloven tussen zij die vrede hebben met de teleurstellingen in het leven en met hun eigen tekortkomingen en zij die niet kunnen verkroppen dat de boel weleens tegenzit. De brief met postzegel zat nog in mijn tas.

Sabbat

broccoliIk had nog broccoli nodig, dus ging ik naar buiten. Bij de bushalte liep de vrouw die ik al zeker vijftien jaar af en toe tegenkom, de eerste jaren altijd bij de metro, waar zij iedere ochtend met haar twee zoontjes stond. Ze is niet echt knap, haar man, die een stuk kleiner is, heeft flaporen en die zoontjes zagen er niet heel hip uit met hun wafeltjeshaar, maar nu zijn ze groot, ik zie ze ook wel eens lopen, en het is best goed gekomen. De winkel was nog een uur open, bij de fairtrade-cashnewnoten hing een vrolijk label Genieten met een goed gevoel, toen ik weer terugliep kwam er een grote vrachtwagen: koel en vers stond erop. Ook dat ging inmiddels alle dagen door. Ik dacht aan de econoom Sedlácek die vrijdag zei dat zelfs het vierde gebod over de sabbat ondergeschikt was gemaakt aan het allesomvattende nutdenken in de economie en de samenleving. Vroeger rustte je uit na het werk, nu rusten we om beter te kunnen werken.

Kleur

metroIk hou van metrostellen waarin de stoeltjes langs de zijkanten tegenover elkaar zijn gemonteerd. Een zweem New York, Londen, Parijs. De jongen naast me richtte zijn telefoon op het gratis krantje en maakte een foto. Ik las: Getinte jongens horen nog altijd NEE bij clubs. Daarna ging hij naar Facebook, misschien deelde hij het bericht. Bij Marconiplein stapte ik uit, en hij ook, en de jongen die aan de andere kant van mij zat, ook. Ze konden allebei Nee te horen krijgen bij clubs. Even later in de trein zei een meisje van een jaar of vijf tegen een ander meisje van een jaar of vijf: Je bent toch mijn vriendin? Toen die ander knikte, zei ze: Ik moet een vriendschapsarmbandje voor je maken. De een nam een slok uit een flesje Sprite, de ander stak haar hand uit maar kreeg het flesje niet, toen zei ze ‘samen spelen, samen delen’ en kreeg ze het flesje. Toen begon de een te zingen Me and my selfie / Wij lijken op elkaar / Dezelfde bruine ogen / Hetzelfde bruine haar. De ander kende het ook. Ze zongen over zichzelf, de getinte meisjes. Sinterklaas kwam volgende week aan, naar verluid met gewapende Pieten.

Zorgenloos

omaIk hoorde dat de kerk vond dat mijn oma niet genoeg betaalde. Ze gaf niet toe, mijn oma was een vrouw die je niet moest vertellen dat ze iets verkeerd deed, maar ze zat er wel over in of deze vermeende zuinigheid gevolgen had voor haar hiernamaals. Mijn nicht vertelde dat die zorgen met een klap over waren toen ze dement raakte en dat was pas op haar negenentachtigste, waarna ze nog drie jaar leefde. Mijn nicht zei dat ze daardoor nog een paar leuke jaren in het verpleeghuis had gehad. Ik dacht aan de huiskamer waar mijn oma een aparte stoel in een hoek had omdat aan alle andere mensen aan de grote tafel iets mankeerde; aan de slaapzaal die ze met vijf anderen deelde; aan de gebitten en brillen die we regelmatig hielpen zoeken; aan de permanente geur van urine. Ze vroeg mij een keer, toen mijn moeder op de slaapzaal de vuile was aan het verzamelen was, hoeveel kleinkinderen ze had: vijftien of zestien. Officieel wist ik niet beter dan dat het er vijftien waren, maar ik zei zestien. En ik dacht aan die keer dat een verpleegster met een turflijst haar vroeg of ze vandaag ontlasting had gehad en dat ik van mijn stoel viel over de stompzinnigheid van die vraag. Zelfs ik met mijn achtjarige brein had geen idee of ik die dag al gepoept had.

Oefeningen

Ik zag Renate weer, in haar gezicht zag ze wat witjes, maar ze voelde zich goed. Alles waar iedereen problematisch over had gedaan, was niet gebeurd, het kind was er in een kwartiertje uit, al waren er ook dingen waar niemand haar voor had gewaarschuwd die wel even slikken waren geweest. Maar al met al was het een probleemloze start voor dit nieuwe gezin. Ze liet me een foto zien en ik zag een zoet knulletje met gekrulde vingertjes. Ik zei dat haar collega’s me goed hadden laten bewegen en dat ik van Christa had geleerd om mijn knieën los te houden en van Eugenia hoe ik mijn rug moest ronden en tegelijkertijd lang maken, en ook om wat vaker mijn tenen te gebruiken, bijvoorbeeld door er een gevallen handdoek mee op te rapen. Renate vond me echt goed vooruitgegaan. Ik groeide een beetje.

Schrappen

datsunIk las over een schrijfwedstrijd en probeerde een verhaal waar ik al mee bezig was op de juiste lengte te krijgen van maximaal vijftienhonderd woorden. In het verhaal komt een echte advertentie voor uit 1977, waarin een nieuwe Datsun – een complete limousine voor 18.850 gulden – werd aangeprezen met ‘Degelijk gebouwd voor goedkoop onderhoud’. De fabrikant deed heel veel moeite om aan te tonen dat hier geen onzin werd verkocht. Ik las: Een op de zeven werknemers in de fabriek heeft een controlerende taak, en: Iedere auto wordt van top tot teen en door en door gecontroleerd, en: U kunt er donder op zeggen dat Japanners die taak tot in de kleinste puntjes volbrengen. Maar misschien moest de Datsun toch sneuvelen. Vanwege de lengte dus.

Zoet

suikerIk keek naar het kind in de armen van haar oma, die mijn zus bleek te kennen. Ik zie het aan de ogen, zei ze. De wereld was klein. Het babymeisje had nog geen weet van groot of klein, ze keek soeverein de wereld in, lachte, omdat iedereen naar haar lachte. Groot worden was kopiëren. Een uur geleden had R water over haar hoofd geplengd en met zijn duim een kruis op haar voorhoofd geschreven. Ik ging verder naar het westen, alles aan de noordkant van het pontje was volgebouwd, alleen de pont en het water kwamen me vertrouwd voor, de overtocht kostte 1,55 euro. Ik was net te laat om de bietenrooier zijn werk te zien doen; had even ge-appt, zei mijn broer, dat had ik gewacht met de laatste omgang. Wel zag ik hoe de laatste bieten uit de bunker de kiepwagens indraaiden. Een hele grote was onderaan de rooier blijven haken. Mijn broer hield hem omhoog en poseerde. Vijf en een halve kilo, riep mijn nichtje, die er thuis mee op de weegschaal was gaan staan. Mijn broer zei dat de suikerbietenhoop zeker een kilometer lang was. Ik geloofde zijn geluk.