Logistiek

pannenkoekenIk liep met de aardbeien, aalbessen en een doosje eieren, de vorige waren op, van de groentevrienden naar de supermarkt. Daar kocht ik een brood, ik probeerde een zo normaal mogelijk brood te kopen, met het oog op de logé die onderweg was, dat ik zelf ook lustte. En een pak melk, een pak melk leek me altijd handig. Toen ik had afgerekend dacht ik: chips, een jongen van elf die uit logeren is, wil chips. Ik keerde terug naar de groentevrienden, die verkopen chips van aardappelen uit mijn geboortestreek. ‘Drie keer..,’ zei een van de groentevrienden, ik zei: ‘mooi weer?’ ‘Nee,’ zei de groentedochter, ‘drie keer is trakteren.’ ‘Oh zo,’ zei ik. Het was bijna half zes, ze waren al aan het opruimen, ik zei dat ik niet dacht dat het vandaag nog van trakteren zou komen. De groentevriend zei dat ik dag en nacht welkom was. Toen ik thuis de tas op het aanrecht zette, ging de telefoon. De logé. Hij wilde graag pannenkoeken, een met rozijnen, een met appel, een gewone, en paprikachips. Ja, hij was met R onderweg. En hij had honger. ‘Zo zo,’ zei ik. Een appel had ik niet, en de gekochte chips was naturel, maar de voorzienigheid had me eieren en melk doen kopen. Ik duwde de gardes in de handmixer die ik van mijn tante had gekregen en klopte een glad beslag. Op de radio zei Joris Luyendijk dat Nederland in het buitenland bekend staat als een oppervlakkig land, zelfs als een van de minst intellectuele landen ter wereld. Daar was hij het na vier jaar wonen in Londen wel mee eens. ‘We zijn razend goed in logistiek, wát we van A naar B schuiven doet er niet toe. Geen minister of parlementair journalist schrijft een boek, niemand legt hier verantwoording af.’

Vakantie

vakantie Ik zag de overburen in de weer met hun vouwwagen, de overbuurman parkeerde hem zo dat de overbuurvrouw hem met een lang kabelslot aan de boom kon vastzetten. Misschien vertrekken ze vanavond al, of anders morgenvroeg. De buurvrouw was haar auto aan het uitzuigen. Die had er net zes weken Frankrijk opzitten. ‘Ik heb al veertien wasautomaten gedraaid,’ zei ze. ‘Da’s een flinke garderobe,’ zei ik. Het bleek voor een deel tentmateriaal te zijn, gordijnen en zo, lange lappen. Ik knikte. Ik wist niks van kamperen en tentgordijnen. Ik dacht aan de ministers van Financiën die dit weekend weer bij elkaar komen in Brussel, en de regeringsleiders de dag erna. Áls er licht zit in de Griekse plannen. De vakantie gaat een rol spelen. Die politici en hun adviseurs hebben gezinnen en die gezinnen willen met hun partners, vaders en moeders op vakantie, die zeggen: is het nou nog niet klaar?

Stemmetjes

eitjeIk vroeg aan Renate hoe het met het meisje was afgelopen, de zesjarige die van de juf een gele kaart had gekregen en had bezworen nooit meer naar die juf te gaan. Ze ging weer naar school. Straks zou ze vakantie hebben en na de vakantie misschien een andere juf of meester. Maar die gele kaart zal ze over dertig jaar nog weten, zei ik. Ik had ooit tegen een vriendin gezegd dat ze op een breedbekkikker leek toen ze met een van mijn vierkante studentenlepels haar toetje at. Ik was het vergeten, zij lepelde het vijfentwintig jaar later zo op. Ik had ooit gezegd: gewoon minder eten, wat er niet in gaat hoeft er ook niet af, toen collega’s zwaar in gesprek waren over diëten en sportmethodes om kilo’s kwijt te raken. Eén collega vertelde jaren later dat hij bij iedere handbeweging richting een koekje mijn zwepende stem had gehoord. Nu eet hij geen koekjes meer. Gelukkig heb ik niet alleen onbedoelde nachtmerries gezaaid. Mijn neef kwam ooit als achtjarig ventje bij zijn studententante logeren. Eerste logeerpartij, eerste keer trein, eerste keer zo ver van huis. Van alle opwinding kon hij niet slapen. Toen zou ik om twee uur ’s nachts gezegd hebben: ‘Nou dan gaan we toch een eitje bakken.’ Vanuit de wereld waar hij kwam, was mijn voorstel een buitenaards wezen, gekkigheid, kolder, zoiets deed je niet, en het hielp hem beslist niet om die nacht nog in slaap te komen, maar in zijn latere leven is het een leidraad geweest. Huiswerk: vraag familie, vrienden en vijanden met welk stemmetje u in hun hoofd zit (en ga na wier stemmetjes allemaal over uw schouder meekijken).

Nachtelijk

yuccaIk zocht naar een pakkende vertaling van het Engelse ‘overnight’, maar vond het niet. Overnight waren de bloemstengels van de yucca in bloei gekomen, alle drie tegelijk, alsof ze het afgesproken hadden. Ik bekeek de roomkleurige klokvormige bloemen een tijdje, schoonheid verdient waardering, en in de vroege avond nog een keer. Ik rook een vleugje citroen.

Vertrouwen

blokIk passeerde De Nederlandse Bank. In een ruime strook rond het gebouw zag ik kleinere en grotere rotsblokken. Alhoewel de gevarieerde beplanting goed zijn best had gedaan en een argeloze voorbijganger er een flink uit de kluiten gewassen rotstuin in kon zien, lagen die keien daar natuurlijk om boze mensen met een auto of vrachtwagen tegen te houden. De Grieken hadden in meerderheid ‘oxi’ gestemd, de crisis was voor de duizendste keer in een vijf voor of vijf na twaalf-situatie beland, en rond dit Nederlandse bolwerkje van de euro omcirkeld door rotsblokken was het zomers kalm. Ik zag een jong stel, korte broek, rokje, slippers, allebei droegen ze een jonge boom die zeker twee meter boven hun lichaam uitstak. Om de potten die ze voor hun buiken droegen, zaten blauwe zakjes. Hun opgewekte tred verried hun vertrouwen deze bomen groot te zien worden.

Prietpraat

tourIk had gelezen dat mensen naar de Tour de France kijken voor de landschappen. Ik zag de NOS bij de startstreep in de asfaltjungle aan de Jaarbeurszijde blijven hangen waar Dione de Graaff Thijs Zonneveld interviewde, terwijl de renners door de prachtige binnenstad van Utrecht peddelden. Ik ondervond de uitlevering van de kijker aan een commentaarsduo in een hokje op de Zeeuwse finishlijn (wat mij een hachelijke en ook wat middeleeuwse aanpak leek). Ik hoorde de spoorbrug bij Douwe Egberts gebombardeerd worden tot een oude verkeersbrug waaroverheen een van de commentatoren, tevens oud-wielrenner, beweerde in zijn studententijd vaak gefietst te hebben, terwijl de kijker op die brug een geelblauwe trein zag passeren. Ik hoorde het duo in de weer met storm en regen en waaiers en zag de renners Oudewater passeren onder een zomerse Hollandse lucht. Ik bespeurde haast toen na Gouda het Zeeuwse commentaarhokje al koers zette naar Hoogvliet, terwijl de renners nog Rotterdam aandeden, wat mooie beelden opleverde, daarna stuurde het commentaarduo de renners naar Kinderdijk, waarvan de kijker inderdaad beelden kreeg, net zoals van de Rotterdamse havens en kasteel De Haar, maar allemaal zonder renners, want die hielden zich gewoon aan het uitgestippelde parcours, dat kilometers af bleef van deze (betaalde?) helikoptershots. Ik wist dat de Tour ooit is bedacht om de verkoopcijfers van het Franse blad l’Auto te verbeteren en dat iedereen die zijn verkoopcijfers wil verbeteren tegen betaling kan aankloppen bij de Tour-directie en dat Tour-kijken dus kijken is naar een drie weken durende reclame. Ik bleef achter met de vraag wiens brood dit commentaarduo eet, zodat ik helderheid kreeg over wiens dronken woorden zij uitspraken. Morgen fietsen de renners zuidwaarts, naar land dat ik niet ken, en kunnen de commentatoren me in alle rust van alles op de mouw spelden.

Slim

wisselgeldIk verkoelde me met het ijs en de airco van de groentevrienden. Al was het al vier uur ’s middags, ze waren volop bezig met het klaarmaken van nieuwe bakken vers gesneden fruit en kant en klare salades. ‘Mensen komen bij deze temperatuur niet voor een krop andijvie,’ zei de groentedochter. Een jonge vrouw met blonde paardenstaart, een zwart schort voor en Kippie op haar werkblouse kwam binnen. Of de groentevriend kon wisselen. Kippie zit er nog niet zo lang. Alle gemaksvoedsel waar kip in kan, verkopen ze. ‘Iedereen komt een broodje halen met een vijftig eurobiljet,’ zei ze, ‘dan vliegt je wisselgeld weg.’ ‘Alle kleine biljetten hebben ze nodig voor Griekenland,’ zei ik, ‘daarom geven onze automaten zoveel mogelijk vijftigjes.’ Ze keek me ongelovig aan. Onder mijn ogen voltrok zich trouwens de zelfredzame samenleving. Er zijn mensen met kleingeld, kerken bijvoorbeeld na een collecte, die bij inlevering bij de bank moeten betalen. Er zijn mensen die kleingeld nodig hebben, ondernemers, die bij het halen van muntgeld de bank moeten betalen. Dus hadden ze hier in het winkelcentrum die bank er gewoon tussenuit gekieperd. ‘Lekker koel hier,’ zei de paardenstaart, ‘bij ons is het niet uit te houden.’ ‘Kom je toch hier werken,’ zei de groentevriend die wat zakjes munten in de weegschaal gooide. Ze aarzelde en liep toen terug naar Kippie.