Ik had gelezen dat mensen naar de Tour de France kijken voor de landschappen. Ik zag de NOS bij de startstreep in de asfaltjungle aan de Jaarbeurszijde blijven hangen waar Dione de Graaff Thijs Zonneveld interviewde, terwijl de renners door de prachtige binnenstad van Utrecht peddelden. Ik ondervond de uitlevering van de kijker aan een commentaarsduo in een hokje op de Zeeuwse finishlijn (wat mij een hachelijke en ook wat middeleeuwse aanpak leek). Ik hoorde de spoorbrug bij Douwe Egberts gebombardeerd worden tot een oude verkeersbrug waaroverheen een van de commentatoren, tevens oud-wielrenner, beweerde in zijn studententijd vaak gefietst te hebben, terwijl de kijker op die brug een geelblauwe trein zag passeren. Ik hoorde het duo in de weer met storm en regen en waaiers en zag de renners Oudewater passeren onder een zomerse Hollandse lucht. Ik bespeurde haast toen na Gouda het Zeeuwse commentaarhokje al koers zette naar Hoogvliet, terwijl de renners nog Rotterdam aandeden, wat mooie beelden opleverde, daarna stuurde het commentaarduo de renners naar Kinderdijk, waarvan de kijker inderdaad beelden kreeg, net zoals van de Rotterdamse havens en kasteel De Haar, maar allemaal zonder renners, want die hielden zich gewoon aan het uitgestippelde parcours, dat kilometers af bleef van deze (betaalde?) helikoptershots. Ik wist dat de Tour ooit is bedacht om de verkoopcijfers van het Franse blad l’Auto te verbeteren en dat iedereen die zijn verkoopcijfers wil verbeteren tegen betaling kan aankloppen bij de Tour-directie en dat Tour-kijken dus kijken is naar een drie weken durende reclame. Ik bleef achter met de vraag wiens brood dit commentaarduo eet, zodat ik helderheid kreeg over wiens dronken woorden zij uitspraken. Morgen fietsen de renners zuidwaarts, naar land dat ik niet ken, en kunnen de commentatoren me in alle rust van alles op de mouw spelden.