Kibbeling

groente‘144 uur’, zei de groentevriend donderdag. ‘Als jij het zegt,’ zei ik terwijl ik koortsachtig zijn berekening probeerde te checken, maar niet verder kwam dan met weemoed denken aan mijn raketsnelle hoofdrekenvaardigheid waarover ik tussen mijn negende en twaalfde beschikte. ‘Een week telt 168 uur,’ lichtte de groentevriend toe, ‘min 24 uur is 144 uur. Ik heb je 144 uur niet gezien.’ Alhoewel ik had aangekondigd dat ik vorige week zaterdag waarschijnlijk niet zou langskomen, had de groentevriend een deel van de door de visboer gebrachte kibbeling met zijn leven verdedigd tegen hongerige collega’s voor het geval ik toch nog tegen sluitingstijd zou opduiken. Vandaag was ik zo voorbereid dat ik er eerder was dan de visboer.

Lezen

pin‘Ik kan niet lezen,’ zei R tegen de jongens die midden in het winkelcentrum het AD probeerden te slijten. We liepen naar de Action waar ik een plastic bak ging terugbrengen. Gisteren had ik ‘m afgerekend bij de pinkassa. Er hangt een twee bij vier meter groot bord boven die kassa met PINNEN – GEEN CONTANT GELD en daaronder diezelfde woorden in pictogrammen. Ook bij het begin van de band zit een enorme sticker met dezelfde strekking. De jonge vrouw die voor de klant voor me stond moest 7,78 afrekenen. Ze pakte een biljet van tien euro. De cassière zei dat dit een pin-kassa was, dat ze geen contant geld in haar la had. De jonge vrouw keek met een mengeling van ‘wat een flauwekul’ en ‘ik ga niet doen alsof het mijn schuld is dat er nu tien mensen moeten wachten tot iemand de kassa komt resetten’. Bij AH stond een Engelsman met zijn vrienden en een stapel eurobiljetten bij de pinkassa. ‘Sorry, sorry,’ zei de man met het witte golvende haar tegen de klanten achter hem, ‘I can’t read, well I can, but not your language, sorry folks, sorry.’ De mensen van de servicebalie konden de sleutel niet vinden die nodig was om de bon uit te slaan. De man vervolgde: ‘Sorry for the key that’s lost, sorry, don’t hesitate to call us stupid folks from across the sea, you can throw us out of the EU if you want.’

Opruimen

glasIk ruimde drie verhuisdozen aan spullen uit de keukenkastjes. Op een van de vrijgekomen planken zette ik het meer dan zestig jaar oude glasservies van mijn ouders. Twee jaar had het dunne, met knopjes en lijnen en sterren ingeslepen kristal in een doos gezeten, de glazen gewikkeld in de uit de complete telefoongids van Nederland, deel Utrecht, gescheurde bladzijden, om precies te zijn van Erenga S aan de Raiffeisenlaan tot Widlak PMJ aan de Oudegracht. Hier en daar had iemand al een extra vermelding met een 06-nummer. Hier en daar een Ergül, Markovic, Ünal. Ik vond mijn leermeester onder de R, hij woont er nog steeds. Pagina’s vol met Studentenhuizen. Zelf deelde ik ooit met tachtig studenten één telefoon. Het was jammer dat ik niet één zo’n telefoonboek had bewaard om voor een geïnteresseerd jongmens aanschouwelijk te maken hoe ik vroeger in zo’n telefoonboek opzocht waar de jongen die ik leuk vond woonde, of zijn vader een garagebedrijf of boekhoudkantoor aan huis had, wat de voorletters van zijn vader of moeder waren, waaruit je probeerde op te maken of ze katholiek waren (minstens drie voorletters met als laatste een M), protestants (minstens twee voorletters) of niks (één voorletter), of er nog meer mensen met diezelfde achternaam in dat dorp woonden. Kom daar maar eens om op Facebook. Dat het een twaalfpersoons glasservies was, stond me niet meer bij. Wie had tegenwoordig nog een twaalfpersoons glasservies in de kast? Alleen de advocaatglaasjes waren nog  compleet, van de borrel- en wijnglazen telde ik er ieder elf, de waterglazen waren het kwetsbaarst geweest: negen waren er nog over. In vergelijking met nu waren de glazen klein. Was dit de verandering van de afgelopen zestig jaar: van weinig verdelen over velen naar veel verdelen over weinigen?

Werk

stationHoe heet het beroep van de man die de reclameposters op mijn station aan het verwisselen is? De oude vouwt hij dubbel en dan nog een keer: een plat pakket van voorbije acties. De nieuwe zitten in een koker, op volgorde vermoed ik, zodat de binnenste altijd de volgende is. Het luistert nauw: voor iedere kast en ieder station zullen de prijzen anders zijn. Voor dit werk moet je niet te klein zijn, lange armen zijn handig. Deze man heeft ongetwijfeld collega’s die de mensdichtheid voor die kasten meten. Over niet al te lange tijd zit in zo’n kast of in zo’n poster een chip die registreert hoeveel ogen over de advertentie zijn gegleden. In deze kast zit – achter het plastic raam en bovenin – een niet goed klemmend klemsysteem. Op het moment dat de man de kast sluit zakt de poster waarin iets voor 7,50 euro wordt aangeprezen een stukje naar beneden. Even lijkt het of hij denkt: kan mij het schelen. Dan opent hij de kast opnieuw, drukt wat in de gewraakte hoek en sluit de kast voor de tweede keer. Met zijn telefoon maakt hij een foto van de vernieuwde kast. Krijgt hij die telefoon van zijn werk of is het zijn eigen telefoon? Heeft hij een kaart om gratis met de trein te reizen langs alle perrons waar kasten met advertenties op hem wachten om ververst te worden? Ik denk dat hij zowel uitvoerder als controleur van zijn eigen werk is. Die foto’s gaat hij straks uploaden naar een super-controleur die bij klachten van klanten (‘mijn advertentie hangt niet recht/op de verkeerde plek/op het verkeerde station’) de betreffende advertentieplek erbij zoekt en die dan als bewijs naar de klant stuurt.

Terreur

Al drie dagen schreef ik nauwelijks. Het kwam door een oneerbaar, wie-zwijgt-stemt-toe voorstel van een financiële instelling dat we al anderhalve maand in huis hadden en dat, nu ik het eindelijk eens grondig bestudeerde, nog erger bleek dan in onze stoutste dromen. Er is een hoogleraar die op televisie en in kranten niet ophoudt te zeggen dat we er als land en als individuen een heel stuk beter voor hadden gestaan als we de afgelopen kwart eeuw geen financieel advies hadden gekend. Ook al lijken alle trucs en smerigheid blootgelegd, er is geen bankdirecteur of verzekeringstopman in het gevang beland, er zijn geen miljarden boetes uitgedeeld, en dus is er geen rem om het niet gewoon weer te proberen. Dat we bij deze malafide club terecht waren gekomen was overigens niet onze keus, maar een gevolg van allerhande fusies en gedwongen splitsingen. Omdat ik onvoldoende juridische kennis bezit om zeker te weten dat het oneerbare voorstel voor geen enkele rechter stand zal houden, moest ik mij dus door alle misleiding en slinkse trucs heen ploegen en mijn heelal omspannende ontzetting en boosheid botvieren op een reactie, om de volgende dag de reactie te ontdoen van alle emotie, om op de derde dag een vlijmscherp, emotieloos residu over te houden.

Azië

sprinter‘China is toch het grootste land ter wereld?’ zei het ene meisje tegen het andere meisje. Ze had een Chinees meisje in de klas, bij een bepaalde les zat de Chinese naast haar. Toen er een keer een tekst over China moest worden voorgelezen mocht de Chinese dat doen. ‘Weet je wat zo gek is,’ ging ze verder, ‘ze heeft zulke ogen,’ – de meisjes zaten een paar stoelen achter me, ik zag ze niet, maar ik wist precies hoe de vertelster nu haar ooghoeken wegduwde -, ‘en toch kan ze gewoon alles zien.’ Het andere meisje deed het spleetoogmaken kennelijk na en zei: ‘Ik zie alleen maar wit.’ Ondertussen las ik een recensie van het boek Mensenwerk van de Zuid-Koreaanse schrijfster Han Kang. Het gaat over de bloedig neergeslagen volksopstand in 1980 en over de vraag hoe burgers de moed kunnen opbrengen om in verzet te komen tegen een regime dat bereid is elke vorm van geweld te gebruiken. Wat wist ik eigenlijk over de keerzijde van het Zuid-Koreaanse Wirtschaftswunder waardoor we nu massaal Samsung-telefoons in onze broekzakken hebben en in Daewoo’s, Kia’s en Hyundai’s rijden?

Vooruit

schaatsAl toen ik klein was hoorde ik over de Jaap Edenbaan. Ik had er zo mijn voorstellingen van gemaakt. Vandaag zag ik de baan voor het eerst, ik was lichtelijk teleurgesteld. Aan de pret deed het niets af. Het meisje met wie ik was zei iedere meter: ik kan het niet, het is echt heel moeilijk, ik kan het niet, het is echt heel moeilijk. Gelukkig was er een vader van een klasgenootje. Hij zei: ‘Zal ik je het geheim van schaatsen vertellen?’ Hij stoof weg en liet zich onderuit glijden. ‘Vallen is leren schaatsen,’ zei hij. Dat sloeg aan. Niet dat het meisje nu zonder mijn hand durfde, maar ‘vallen is leren schaatsen’ werd de nieuwe slogan en dat schoot een stuk beter op.