Ik ruimde drie verhuisdozen aan spullen uit de keukenkastjes. Op een van de vrijgekomen planken zette ik het meer dan zestig jaar oude glasservies van mijn ouders. Twee jaar had het dunne, met knopjes en lijnen en sterren ingeslepen kristal in een doos gezeten, de glazen gewikkeld in de uit de complete telefoongids van Nederland, deel Utrecht, gescheurde bladzijden, om precies te zijn van Erenga S aan de Raiffeisenlaan tot Widlak PMJ aan de Oudegracht. Hier en daar had iemand al een extra vermelding met een 06-nummer. Hier en daar een Ergül, Markovic, Ünal. Ik vond mijn leermeester onder de R, hij woont er nog steeds. Pagina’s vol met Studentenhuizen. Zelf deelde ik ooit met tachtig studenten één telefoon. Het was jammer dat ik niet één zo’n telefoonboek had bewaard om voor een geïnteresseerd jongmens aanschouwelijk te maken hoe ik vroeger in zo’n telefoonboek opzocht waar de jongen die ik leuk vond woonde, of zijn vader een garagebedrijf of boekhoudkantoor aan huis had, wat de voorletters van zijn vader of moeder waren, waaruit je probeerde op te maken of ze katholiek waren (minstens drie voorletters met als laatste een M), protestants (minstens twee voorletters) of niks (één voorletter), of er nog meer mensen met diezelfde achternaam in dat dorp woonden. Kom daar maar eens om op Facebook. Dat het een twaalfpersoons glasservies was, stond me niet meer bij. Wie had tegenwoordig nog een twaalfpersoons glasservies in de kast? Alleen de advocaatglaasjes waren nog compleet, van de borrel- en wijnglazen telde ik er ieder elf, de waterglazen waren het kwetsbaarst geweest: negen waren er nog over. In vergelijking met nu waren de glazen klein. Was dit de verandering van de afgelopen zestig jaar: van weinig verdelen over velen naar veel verdelen over weinigen?