De vriend wiens tuin ik laatst bewonderde en waar ik een nepkauw in de boom van de buren even voor echt had aangezien, had bakken vol frambozen van zijn frambozenstaken gehaald. ‘Het loopt op zijn eind,’ zei hij. ‘Ik heb nog niks,’ zei ik. ‘Dan heb jij de late soort,’ legde hij uit. ‘Je hebt er die geven oogst in juni, je hebt er die beginnen in september.’ Vandaag at ik mijn eerste framboos.
Categorie: blog
Paars
Met het blad van de vlinderstruik gaat het nog steeds niet goed. Vraat van het een of ander. Des te meer vreugde over de eerste diep paarsroze bloem. Meer bloemen zijn in aantocht. Ook de blauwe regen beleeft een bescheiden tweede bloei. Violet. Van de petunia’s die aan de pergola hangen is het hart dieppaars uitwaaierend naar violet, tientallen oogjes.
Taal
Leg het woord ‘ontdekken’ maar eens uit, of ‘aantal’ of ‘concurrentie’ of ‘banenjacht’ of ”spontaan’ of ‘verrassen’ of ‘verzinnen’ of ’tempo’ of ‘verslaafd raken aan’, en dat ‘drug’ niet altijd slecht is, maar soms goed (liefde, chocola), soms slecht (sigaretten, hasjiesj, alcohol). Het was leuk. Aan mijn moedertaal was niks meer vanzelfsprekend. Soms kon ik iets verduidelijken met een Engelse vertaling, meestal niet. Voor de uitleg had ik andere Nederlandse woorden nodig die soms ook onbekend waren, waardoor ik die eerst moest uitleggen. Daarna sneed ik een ui, fruitte die zachtjes, paprika in dunne reepjes erbij, ook zachtjes meebakken en zoet laten worden, stukjes courgette toevoegen en tot slot broccoliroosjes, weer even meebakken, en dan wat ketjap. Lekker smoren, proeven, nog wat sambal badjak, dat kon best. Tot slot de gebakken nepballetjes erbij. De pandanrijst had ik in een andere pan gekookt, die deed ik over in een verwarmde schaal. In andere schaaltjes twee soorten cassavechips. Lekker, zei Z.
Tweelingen
Het dode konijn op de betonnen schaaktafel was er niet meer. Vorige week lag ie daar, een zwart, stijf lijkje, in het parkje bij het Achterklooster. Op het gras huppelden een stuk of tien levende konijnen. Twee halve kroppen ijsbergsla bij een vuilnisbak, een zwart en een bruin konijn knabbelden. Het was de ochtend van de eeneiige tweelingen. Eerst, op mijn eigen metrostation, twee blonde meisjes, eentje met één staart, de ander met twee, zelfde soort gympen, ander dessin. Daarna op het zebrapad bij café De Dijk twee Aziatische meisjes, lichte halflange nette jasjes, lichte tuleachtige rokjes eronderuit, donkere maillots, lichte platte open schoentjes, mama in het midden. Het linkermeisje huilde hartverscheurend. Op de rug gezien zag je het nauwelijks, er werd flink doorgelopen aan mama’s handen, al begon de door verdriet overmande bij de tramrails aan de arm van mama te trekken, wat het tempo overigens niet vertraagde. En daarna, bij de Mariniersweg, een Aziatische moeder met haar telefoon in de aanslag. Ze deed haar twee van een strak pagekapsel voorziene tweejarigen in vrolijke regencapejes voor hoe ze met hun rode laarsjes in een plas konden spetteren. De meisjes imiteerden, ook wanneer de moeder stilhield om een foto te maken. Bij Donner kocht ik drie grijze Moleskine notitieboekjes. De grijze waren 70 cent goedkoper dan de zwarte, de zachtgroene vijf cent duurder dan de zwarte, die met een zachte mauve reliëfkaft nog een euro duurder. Dat laatste begreep ik enigszins. Tot nu toe kocht ik altijd zwarte. Boekje tweeëntwintig is bijna vol.
Blauw met zilver
Ik hoorde een fiets omvallen. Het was de fiets van het meisje dat medicijnen kwam brengen bij de overburen. Misschien kwam het door de wind, misschien waren het de plastic apotheektasjes waarmee haar fietsstuur vol hing. Het maakte haar niks uit, ze liet de fiets liggen, belde aan, gaf de medicijnen aan de moeder van de overbuurvrouw en pakte toen haar fiets van straat. R kwam post van Vluchtelingenwerk brengen. De envelop was dik. Een pasje, dacht R. Het was een klein boekje: het jaarverslag. ‘Moet ik je nog uitlaten?’ vroeg ik R. Dat is codetaal voor: ‘Ga je mee naar de winkel?’ In de groentela lag nog spitskool. Op internet vond ik een recept met in knoflook, zonnepitten en tijm geroerbakte spitskool met een puree van zoete aardappel. We liepen naar de winkels. R gooide zijn oude badjas in de kledingbak van het Leger des Heils. ‘Even langs de Marskramer,’ zei ik. Bij de Marskramer hadden ze kleine hoelahoeps met geluid, bij de Action hadden ze hoelahoeps gehad. Bij Bart Smit hadden ze zowel grote als kleine, zowel mét als zonder water. R zei: deze zijn te klein voor jou. Ik koos een blauwe met zilver. Bij Jumbo lagen in een zwart kratje een paar kleine, roodpaarse zoete aardappelen. Ik vroeg een jonge knul, vijftien, zestien misschien. Hij legde de bakjes salade die hij aan het bijvullen was neer, liep met me mee naar de bak met de paar kleine zoete aardappelen. Heb je meer en grotere en oranje? Hij ging het navragen. Een nieuwe knul, al even pril. Ook hij bekeek de paar kleine zoete aardappelen. Hij kon achter kijken, zei hij, blij met deze ingeving. Even later kwam hij met een vol kratje terug. Grote, oranje. Na het spitskool-zoete-aardappelstamppotje oefende ik met de blauwe hoepel. Vijftig omwentelingen was tot nu toe mijn record. Op internet las ik dat een hoelahoep minstens tot de heup moest reiken. Al was een kleine wel een extra uitdaging.
Gras
Ik had de kauw gezien bij de rondleiding door de tuin. Ik bewonderde het nieuwe zandkleurige grind dat het split bedekte – het split was geen succes geweest –, daarna de walnootboom en de plek waar het nieuwe gras kwam. Er waren vijf gaten geboord tot onder de dikke kleilaag, die gaten waren volgestort met grind met de bedoeling dat het water straks wel weg zou lopen en het gras niet weer helemaal vol mos kwam te zitten. Ook op de plek van het split, nu grind, had de hovenier geprobeerd gaten te boren, maar daar was de kleilaag ondoordringbaar gebleken. Bij het boren van één zo’n gat onder het grasveld was een van de werkmannen verschrikkelijk door zijn rug gegaan. Die kauw zat op een tak in de boom van de buren. Nadat we van alles hadden gedronken en besproken zat die kauw daar nog. R zei: ‘Misschien is ie wel nep.’ Ik liep de tuin in, bekeek de roerloze kauw. ‘Hij is nep,’ riep ik. Onze vriend vertelde dat die kauw er was vanwege het kunstgras. De buren hadden het gelegd, zodat ze er geen werk meer aan hadden. Maar die boom was geliefd bij duiven en die duiven scheten op het kunstgras en de regen bleek dat er niet af te spoelen. Eerst hadden de buren er een teiltje onder gezet (we konden het rustig bespreken in de tuin, de buren waren met vakantie), toen een zeil onder de teil gelegd en daarna was die kauw op tien meter hoogte op een tak gemonteerd. Maar de kauw hielp niks. De duiven gingen gewoon een metertje verder zitten. Onze vriendin had verrukkelijke sambal goreng met groene asperges gemaakt. Daarna gingen we naar binnen om de finale van het EK te bekijken. Het was al even bezig, we zagen hoe Ronaldo op een oranje brancard heel erg moest huilen. Omdat alle spelers vooral bezig waren met het voorkomen van een doelpunt in plaats van er een te maken, maakten we veel opmerkingen, zeker toen er verlengd ging worden. Ik vermoedde dat onze opmerkingen net zo genuanceerd waren als die van de spelers tegen de scheidsrechter.
Informatie
Bij het reisadvies stond dat er een toeslag gold voor de Intercity Direct. Dat leek mij raar. Er waren zoveel werkzaamheden aan het spoor dat de Intercity Direct nog zo’n beetje de enige onverstoorde lijn tussen de twee grootste steden van ons land was. Ik bekeek de algemene informatie bij de spoorwerkzaamheden die mij troffen. Nergens de vermelding dat de Intercity Direct toeslagvrij was. Toen bekeek ik de werkzaamheden die wat dichter in de buurt van de Intercity Direct waren en daar stond het wel: toeslagvrij. Ik nam de stoptrein, kwam op het grote station, liep naar het juiste spoor, op het digitale perronbord van spoor 11 stond de Intercity Direct al aangegeven, en, op de onderste regel: toeslag verplicht. Ik liep naar een mevrouw in NS-kleren. ‘Nee hoor, toeslagvrij.’ Met mij keek ze naar het digitale bord. ‘Tsja, dat kunnen ze er kennelijk niet uit halen.’ Ik dacht: een beetje hacker kan op dit bord de meest gekke teksten laten verschijnen. ‘Bij de reisplanner staat het ook,’ zei ik. ‘Oh nee,’ riep ze bijna lachend uit, ‘in de reisplanner zit zulke flexibiliteit al helemaal niet.’ Ik schreef het algoritme al in mijn hoofd: If {datum=09.07.2016 of datum=10.07.2016} then {add ‘vandaag geen toeslag’; red; bold}. ‘Het wordt omgeroepen,’ zei ze, ‘en: de poortjes staan uit.’ Ze bedoelde de paaltjes waar je je ov-chipkaart voor kan houden en zo een toeslag op je kaart kunt zetten. Dat laatste leek mij afdoende. Tot ik op mijn terugreis een jonge vrouw tegen een conducteur hoorde zeggen: ‘Ik wist dit niet, ik heb thuis al een toeslag gekocht. Kan ik die nog terugkrijgen?’