In januari 233 kubieke meter gas verstookt: zes procent meer dan een jaar geleden, twintig procent minder dan in de eerste maand van 2015. Welke Groninger kan ik een bedankje sturen? De vogels voelen geen kou meer en zingen als was het al lente. Hoe vroeg is het: half vijf, half zes? Mensen die weten dat ik van de boerderij kom, denken dat ik alles van de natuur weet. Dat is een misvatting. Wel kan ik het groen van een John Deere-trekker perfect onderscheiden van het groen van een Fendt, en Belarus-rood van Ursus-rood. Omdat het concert in volle gang is, komt er van slapen niks meer. Luisteren dus. Gelukkig zit de tuinvogelapp nog op mijn telefoon, daarop 92 vogels met beeld en geluid. Ik kies de vogels waarbij staat: grote trefkans. Dat zijn er 28, daarvan laat ik eend, meerkoet, waterhoen, meeuw en specht buiten beschouwing. Na een uur heb ik van het zeker achtstemmige koor de merel, de kauw en de roodborst gedetermineerd. Tegen achten komen daar de Turkse tortel, een Rotterdamse veegwagen en de buurman bij. De buurman heeft hooikoorts, hij niest ’s ochtends vaak wel twintig keer achter elkaar.
Categorie: blog
Zij die moorden
In navolging van Cees Nooteboom, van wie ik het prachtige 533. Een dagenboek dit weekend uitlas, luister ik nu al twee ochtenden tussen 8 en 9 uur naar de Duitse radiozender SWR2. Geen reclame, geen jingles, geen opgewonden presentatoren. Stipt om 8 uur begint het journaal, stipt om 8.10 uur stopt het. Verslaggevers in Washington, Londen, Berlijn of waar ook ter wereld lichten gebeurtenissen toe, kalm, geen suggestieve vragen, geen brute afkappingen, geen hyperbolen, geen gedachtespinsels. Dat alle nieuws in die lange Duitse volzinnen via oortjes tot mij komt, draagt beslist bij aan rustig wakker worden. Op SWR2 staat de wereld niet in brand. Tussen 8.10 en 8.30 worden twee actuele onderwerpen uitgediept en dan volgt, opnieuw zonder overspannen jingles, tot 9 uur het programma Wissen, een radiodocumentaire van een vol half uur. De eerste keer dat ik luisterde ging het over baarmoedertransplantatie. Niet een onderwerp dat ik zou kiezen als iets waar ik meer van wil weten, maar het had me snel te pakken. Enerzijds was er natuurlijk de blijdschap bij vrouwen die geen baarmoeder hadden, al vanaf geboorte of na een ziekte, en die nu zwanger konden raken en daadwerkelijk een kind kregen, anderzijds was er de enorme operatie mét risico’s, zowel voor donor als voor ontvanger, en er was het probleem van de enorme berg medicijnen die geslikt moest worden, zoals na iedere transplantatie, om de afstoting van het lichaamsvreemde te onderdrukken. Bij meerdere vrouwen was de baarmoeder daarom na het krijgen van een of twee kinderen weer verwijderd. Alleen al die zorgvuldige afweging, dat enerzijds, anderzijds, waaraan rustig nog een derde, vierde of vijfde kant werd toegevoegd indien nodig, waarbij het overduidelijk werd dat aan ons huidige leven bijna geen simpele vragen meer te stellen zijn (hooguit: wil je doperwtjes of wortelen?), laat staan simpele antwoorden te geven, was een verademing. De tweede ochtend ging het over Yosemite-natuurpark in de Verenigde Staten. De naamgever had gedacht de inmiddels verjaagde of vermoorde bewoners van het gebied eer aan te doen, maar dat bleek toch niet helemaal goed nagevraagd. Yosemite bleek een scheldwoord van de oorspronkelijke bewoners voor hun vijanden en betekent ‘zij die moorden’. Meer dan vier miljoen Amerikanen en buitenlandse toeristen trekken ieder jaar door het ‘zij-die-moorden’-park. Vrolijker dan zo kon de dag niet beginnen.
Telling
Tuinvogeltellingdag: tussen 10.15 en 10.45 uur twee koolmezen en één gaai.
Boerenkool
Stel je voor dat je iets wilt opschrijven en je klemt de pen niet tussen duim en wijsvinger – bijvoorbeeld omdat je boerenkool hebt gesneden en meer dan dat – maar tussen duim en middelvinger, dan gaat die dik ingepakte wijsvinger die nu helemaal niks hoeft te doen, liever niet zelfs, gewoon meedoen, als een vaandel in de wind. Zelfs de allerkleinste spieren helemaal in de top waar dat mes zo soepel doorheen ging, denken dat ze nog verantwoordelijk zijn voor het vormen van de letter l of k of w. Klem ik de pen tussen duim en ringvinger dan neemt de neiging van de wijsvinger om mee te doen af. Tussen duim en pink lijkt de interesse verloren, maar is het handschrift ook het beroerdst. Overigens bewees op het moment suprème de waarde van vroeg ingeprente verhalen zich. Ik had een opa die net als zijn broertjes hier en daar stukken vinger miste, gevolg van kleine jongens op een boerderij die elkaar hielpen met hout hakken. Toen mijn opa, die toen nog lang geen opa was, maar gewoon een kwajongen, in het ziekenhuis kwam, vroeg de dokter waar de afgehakte stukken waren. ‘Die waren tussen de rondscharrelende kippen gevlogen,’ zei mijn opa altijd smakelijk. Met de vinger in de mond had ik al een paar keer naar het lapje vlees op de snijplank gekeken. Hoe het er weer op te leggen? Tot R thuis kwam, de snijplank bekeek en zei: ik zie een stukje nagel. Toen wist ik wat voor en achter was. Eigen vlees is altijd het beste, zei de huisarts op de huisartsenpost, die wel trek had in boerenkool waar de vorst overheen was gegaan. Het was vrijdagavond half acht. Ze hoefden niks meer te doen, nou ja, hechtstripje erop en zo’n rolletje verband eroverheen, zoals je dat leert bij EHBO, eerst in de lengte een paar keer heen en weer en daarna pas de vinger omwikkelen. Bij de balie van de huisartsenpost achter dik glas waar ik me had moeten identificeren, maar als ik liever wilde gaan zitten was dat ook goed, hing een prijslijst: telefonisch consult 95 euro, consult 220 euro. Voor deze prijs hadden R en ik eerst iemand aan de telefoon gehad die mijn bsn-nummer opzocht in een systeem, mijn verhaal aanhoorde en beoordeelde dat ik mocht komen, er was een goed geoutilleerd gebouw op tien minuten rijden waar de verwarming brandde, waar ze wisten dat ik kwam, waar ik als eerste aan de beurt was, waar ik op een professioneel bed mocht gaan liggen, waar een assistente handschoenen aantrok voordat ze mijn vinger ging schoonmaken, waar een piepjonge huisarts in opleiding haar kennis mocht uitproberen (hechten? Dat gaat niet op een nagel, maar misschien de rest wel? Nee, veel te pijnlijk en onnodig. Thetanusprik? Waarom? Het mes was schoon, de boerenkool biologisch, patiënt had alle inentingen als kind ontvangen), waar een bedaagde huisarts, die zo weggelopen leek uit zo’n Engelse plattelandsdokterserie, zijn ervaring overdroeg, zodat de jonge vrouw straks een goede huisarts kon worden, waar de hechtstrip uit een steriele verpakking kwam evenals het verbandrolletje, waar ik met gerust hart weer weg kon om een uurtje later dan gedacht alsnog boerenkool te eten.
Beweging
Er stond een zuil aan het begin van de grote overzichtstentoonstelling van de Zwitserse kunstenaar Jean Tinguely. Tinguely was beroemd geworden door zijn bewegende machines die hij bouwde van ijzer, wielen, hout, pinnetjes, palletjes, riemen, touw, motortjes, wat maar voor handen leek. In de laatste zaal waar het immense Mengele-Totentanz stond – opgebouwd uit overblijfselen van een brand in een boerderij: verkoolde balken, verroeste landbouwmachines (van de firma Mengele) en dierenskeletten – zagen, roken en dachten neef en ik hetzelfde. We zouden weer eens naar W’s schuur moeten gaan, via het klompenhok naar de oude koeienstal, misschien lag al het oude ijzer er nog precies zo bij als in onze herinnering en dan zouden we kijken of er iets bij lag waar we wat mee konden en dan namen we het mee. Maar die zuil dus. Er zaten zwarte apparaatjes in met daarop een gratis audiotour. We namen allebei een apparaatje waarvan het lichtje groen was, lazen op de zijkant van de zuil de instructies en hielden toen allebei ons apparaatje bij het icoontje voor Nederlands. In iedere zaal zochten we naar het icoontje op de muur, waar we ons apparaatje dan op richtten, vlakbij, en dan hoorden we een blieb en dan brachten we het apparaatje naar ons oor en hoorden we iemand vertellen terwijl wij rondliepen en keken. Handig, zeiden we tegen elkaar. Handig dat je niks hoefde te lezen, handig ook zo’n zuil in plaats van een balie waar je moest wachten achter bejaarde Amerikaanse toeristen die niks vanzelf begrepen en waar iemand uitleg gaf over de in te drukken nummers en vroeg welke taal je wilde en dan de audiotour goed instelde en iemand anders de teruggebrachte apparaatjes in een oplader stak en de hoofdtelefoons weer schoonmaakte, waar je soms ook nog een paar euro moest betalen. Nee, dan dit, een minimum aan knopjes, niks wachten. Handig. Na afloop staken we onze apparaatjes weer terug in de zuil, nu was het lampje op mijn apparaat rood, maar de zuil zou ‘m weer opladen. Thuis vertelde neef aan zijn vriend nog een keer hoe handig het was. Ik beaamde het. Zo handig had ik het nog niet meegemaakt. Pas terug in de trein deze vraag: hielden we zoveel van apparaten en zo weinig van mensen?
Sloten
Schapen op de smalle lange weilanden, daartussen kaarsrechte sloten, sommigen breed genoeg om een fijne schaatsslag te maken als het ijs dik genoeg zou zijn. Neef aan wie ik dit vertelde herinnerde zich die keer dat wij samen door het landschap van ons beider jeugd hadden gezwierd nog levendiger dan ik. ‘Tien was ik,’ zei hij. ‘Echt?’ De hond die afgelopen weekend op bezoek was zou wild worden bij het zien van de schapen. Dat zit er in, zei D, niemand heeft haar hoeven leren wat een schaap is en dat je die kunt drijven maar dat je dat bij honden of poezen of koeien niet hoeft te doen. Langs die schapen en die sloten en die lange smalle weilanden fietsten scholieren, silhouetten tegen de witte rijp, een groepje van vier, verderop nog zo’n groepje. Ooit zaten de boeken onder snelbinders, toen verhuisden ze naar de rug, in een meestal veel te laag hangende rugzak, nu rusten ze in een rugzak in een kloeke mand voorop de fiets. Alles evolueert, maar boeken zijn er nog en gefietst wordt er ook nog. Laatst in het tv-programma Kassa twee experimenten: een maand zonder smartphone en twee weken zonder beeldschermen ’s avonds. Deelnemers zeiden dat het wennen was, en ook: dat ze eigenlijk niet veel misten. Ze hadden een boek gepakt. Goh, wat was dat heerlijk om weer boeken te lezen, zeiden ze. De guerillaschrijver huurt de terrorist in om social media plat te gooien.
Genezing
Behalve D logeerde ook haar hond bij ons. Ik stond om 8 uur op, de patiënt had overal pijn en een droge keel maar het ging wel en dus deed ik een band om de hals van de hond en klikte daar de riem aan en ging met haar naar buiten. Alhoewel ik als kind panische angst voor honden had, in ieder geval voor honden die in mij geïnteresseerd waren, en ik voor mensen die hun hond onaangelijnd op mij af lieten draven en tegen mij op lieten springen en naar mij lieten blaffen straffen verzon waar Middeleeuwers een puntje aan hadden kunnen zuigen, had ik ook het verlangen een levend ding aan een touwtje te hebben. Mijn buurmeisje speelde vaak voor hond of voor paard, het springtouw was de lijn. Ik merkte dat het plezier van dat verlangen nog niet getaand was. Ook de commando’s die opgevolgd werden, en die ik ter plekke verzon, gaven een ongekende vreugde. Behalve een hardloper en de overbuurjongen die in de verte de witbruine Emma uitliet, was er geen mens op straat. Ik liep die dag nog twee keer een grote ronde. Er zijn mensen die zeggen: ik neem een hond, dan moet ik er wel uit. Maar ik concludeerde dat ik geen hond nodig had om eruit te gaan. Bovendien merkte ik dat ik het niet zou willen, zo’n ding dat mij nodig heeft, dat nooit zelfstandig water in haar bak zou doen, de brokjes zou kopen, met plezier in haar eentje een wandeling zou maken. Terwijl D genas, genas mijn machtsverlangen.