Zwart kan altijd

Je kon sinds kort een ‘silent chair’ boeken, maar waarom zou ik. Kapsters zijn een goudmijn. Zo weet ik nu dat een haar gemiddeld zeven jaar oud wordt. Zeven jaar tussen het tevoorschijn komen uit een haarzakje en het uit de hoofdhuid vallen. Gemiddeld groeit haar zo’n vijftien centimeter per jaar, na een meter haar gemaakt te hebben, geeft een haar de geest. Haren die geboren worden tijdens de pubertijd, zwangerschap, overgang, hormoonbehandelingen kunnen andere eigenschappen hebben dan haren die daarvoor of daarna ontstaan: stugger of slapper, sluiker of meer krul. Was januari een rustige maand? Nee, het liep lekker door, ook dit najaar al. Zeker als de salarissen net gestort waren lieten mensen vaker iets bijzonders doen, een kleurtje bijvoorbeeld. ‘Echt?’ riep ik. ‘Kijk maar naar plaatsen waar ze maar één koopzondag in de maand hebben,’ zei Stacey, ‘dat is altijd de laatste of eerste zondag van de maand. Dicht bij de salarissen.’ Ik bracht het gesprek op shampoos, mijn stokpaardje, met name de SLS in shampoos. ‘Mannen die zweren bij Head&Shoulders zijn het ergst,’ zei Stacey. ‘Dan zeg ik: was je auto er maar eens mee, je velgen zullen nog nooit zo hebben geschitterd.’ ‘En dan?’ ‘Dan lachen ze. Mensen weten het verschil niet meer tussen een droge huid vanwege de winterse kou die voor een paar ieniemienie witte schilfertjes zorgt en roos. Roos is vettig, gelig. Met die Head&Shoulders branden ze hun hele hoofdhuid los.’ Kleuren was zo’n ander ding. ‘Mensen hobbyen er thuis op los en dan gaat het niet meer en dan komen ze hier. Dan vraag ik: hoe lang is het geleden? Oh, meer dan twee jaar, zeggen ze dan, dat is er allang uit. Maar dan licht ik het op met peroxide en dan kun je de randen van de oude kleuringen zo zien zitten. Een haar blijft immers zeven jaar bij je. Bovendien heeft oud haar niet dezelfde kleursterkte nodig als het jonge haar dicht bij de hoofdhuid.’ Stacey begon mijn haren weg te vegen. ‘Ach, en als er echt niks meer kan, dan doen we zwart. Zwart kan altijd.’

Krantenbezorger

De man die hier in de straat de NRC rondbrengt heeft een nieuwe fiets – een gele opoefiets, hij ziet er steviger uit dan zijn vorige die roestig was en donker – en een nieuwe overjas, een donkerrood regenjack met reflectiestrepen. Onveranderd is hij dik aangekleed over zijn dunne lijf, veel laagjes, dat verschil zie je, of de contouren worden gevormd door een stevig lijf of door heel veel kleding. Alleen als de mussen van het dak vallen duwt hij de mouwen van zijn jas en wat daar allemaal onder zit weleens een stukje omhoog. Ongeacht zomer of winter draagt hij een pet met een lange klep en daaroverheen een veel te grote capuchon. Ik heb zijn gezicht nog nooit goed kunnen bekijken.

We weten wat we moeten doen

Neem twee mensen, even oud, even gezond, even sterk, even lang, even intelligent, allebei in het bezit van één dobbelsteen, allebei mogen ze iedere dag één keer gooien. Het toeval bepaalt dat wie zes gooit er een dobbelsteen bij krijgt. Wie twee dobbelstenen heeft, heeft direct twee keer zoveel kans op meer zessen, en op meer dobbelstenen. De Utrechtse historicus Bas van Bavel en de Wageningse ecoloog Marten Scheffer onderzochten ongelijkheid in menselijke samenlevingen en in de natuur. Zelfde patroon. Ook als iedereen begint met gelijke talenten en vermogens groeit ongelijkheid. Door toeval, pech, mazzel krijgt de een het beter dan de ander. En wie het beter heeft, gebruikt die positie om het nog beter te krijgen. In de natuur is er een rem op ongelijkheid: dominante soorten krijgen meer last van natuurlijke vijanden, rovers en ziekteverwekkers. Bij de mens is er geen rem: wie rijk wordt, wordt sterker, kan de regels bepalen, naar eigen belang. Voor wie zijn hoop vestigt op revoluties, niet doen. Van Bavel vertelde het zaterdag in Trouw, zijn onderzoek verschijnt in een Nederlandse editie en heet De onzichtbare hand. Historisch is het bijna nooit gebeurt dat oproer de ongelijkheid breekt. Perioden van gelijkheid zijn schaars. Er is een periode in de late Middeleeuwen van West-Europa, waar op lokaal niveau zelfsorganisaties belangrijk worden: gezamenlijk grondgebruik, gilden, universiteiten. Daarmee konden gewone mensen ongelijkheid doorbreken en de gelijkheid verankeren in nieuwe spelregels, bijvoorbeeld door grenzen te stellen aan het bezit van productiemiddelen. Maar dan ontwikkelt de middeleeuwse samenleving zich naar een grotere schaal, die van de natiestaat, internationaal. Er volgen weer eeuwen van groeiende ongelijkheid. Eind negentiende, begin twintigste eeuw komt er een antwoord, opnieuw in de vorm van massale zelforganisatie: politieke partijen, vakbonden, coöperaties, onderlinge verzekeringen. Invoering van successierecht, vermogensbelasting, steun aan de allerarmsten doorbreken de politieke en de vermogensongelijkheid. Zoals een twaalfjarige zich niet kan voorstellen dat er ooit een wereld was zonder Facebook, zo vergeten dertigers, veertigers, vijftigers, zelfs zestigers maar al te snel dat hun moeders en (over)grootmoeders en iets verder terug ook hun vaders en (over)grootvaders het moesten doen zonder kiesrecht, gelijke rechten, recht op onderwijs. Gelijkheid is de uitzondering, stelt Van Bavel, ongelijkheid de regel. Nu zitten we opnieuw in een periode van schaalvergroting, van nationaal naar mondiaal, en opnieuw hebben we geen instituties die de groeiende ongelijkheid kunnen tegenhouden. De macht van de huidige marktelite, die niet alleen vermogen heeft vergaard, maar ook maatschappelijke en politieke macht (Van Bavel noemt de stoet miljardairs die in het kielzog van Trump de Amerikaanse politiek domineren), verschilt niks van die van de feodale machthebbers eeuwen terug. De klassieke economische visie is dat de vrije markt als vanzelf naar gelijkheid en vrijheid leidt, Van Bavel laat zien dat het precies omgekeerd is. Alleen vanuit gelijkheid en vrijheid kunnen markten opkomen. Zodra ze dominant worden raakt de vrijheid opgebruikt en wordt ze uitgehold door economische onvrijheid. Zie de Deliveroo-bezorgers, de op stukloon betaalde pakjesbezorgers, de Uber-chauffeurs, de zzp-ende thuiszorgmedewerkers, maar denk ook aan de prima betaalde werknemer met ‘vast’ contract die inmiddels het werk doet dat vijf jaar terug nog door twee mensen werd gedaan en zich bij koorts wel drie keer achter de oren krabt alvorens zich ziek te melden: je weet nooit wie bij de volgende ronde aan de beurt is om eruit gegooid te worden. Dat vrije markteconomieën te gronde gaan is in de geschiedenis talloze keren gebeurd, dankzij Van Bavel kunnen we dat nu voor het eerst doorgronden. We weten dus wat we moeten doen, zegt Van Bavel: het goede behouden – efficiënte markten voor goederen en diensten – en het slechte tegengaan – uitholling van de open, gelijkwaardige samenleving doordat bepaalde groepen te veel macht hebben over grond, arbeid en kapitaal. Dat lijkt abstract, maar iedereen kan vandaag beginnen. Wie denkt ongestraft zijn eten te kunnen bestellen bij Deliveroo, omdat het lot van de Deliveroo-koerier hem nooit zal raken, is naïef.

Alfabet

Dit was haar terrein, hier wist zij blindelings de weg. Dat ik dat toch niet helemaal geloofde, was zo’n naar trekje dat ik nog eens uit mijzelf moest hakken maar nu het er nog zat bleef ik loeren naar de uitnodigingsbrief op mijn telefoon en naar de bordjes met corresponderende afdelingsletters aan het plafond. Ieder labyrint heeft zijn eigen systeem. Ik had geen idee hoe vaak ze hier was geweest. In een van de gangen hing een grote foto met alle dokters: veel mannen, één vrouw. Kennelijk was het bewegingsapparaat een mannending. Ze wees één van de oudere mannen aan, die had haar geopereerd; de man met de witste haren had eraan te pas moeten komen om de jonkies te laten zien hoe je uitvogelt waar pijn vandaan komt. We meldden ons bij de balie en gingen in de wachtruimte zitten: rijtjes zittingen op stalen buizen, overal hetzelfde. ‘Wil je iets drinken?’ Ze liep naar de koffieautomaat. Ik keek op mijn horloge. ‘Het wordt altijd later,’ zei ze. Ik nam thee, zij cappuccino. De dokter was een mooie knul, begin dertig, zwarte krullen, hij bewoog haar been kort heen en weer en naar buiten en naar binnen, stuurde ons toen naar de foto’s. De foto’s zouden hem straks houvast geven. We moesten de oranje lijn op de vloer volgen. We meldden ons bij een balie, we moesten de rode lijn volgen, weer stoelen op een rijtje, een VT Wonen op tafel, wachten. Een jonge knul nam haar mee, ik wist inmiddels hoe het eruit zag: een kleine tussenruimte waar je de deur van op slot kon doen en  je kleren kon ophangen, en dan aan de andere kant een deur naar de ruimte met het röntgenapparaat. Toen we terugkwamen van de foto’s zei de arts dat we nog een keer terug moesten, dat hij net op zijn beeldscherm de doorgestuurde foto’s had bekeken, dat ze ondanks zijn duidelijke verzoek één foto niet hadden gemaakt. Weer terug, oranje lijn, weer melden, rode lijn, weer wachten. Een dame van de foto’s kwam en zei dat de arts dacht dat iets er niet opstond, maar dat het er wel opstond, alleen zat het net achter de prothese. Zonder foto gingen we weer terug. Melden, wachten. De arts riep ons binnen, het was heel vervelend, zei hij en liet ons de foto’s zien – ik vond het fascinerend te zien wat er schuil ging achter haar lang zo pijnlijke been –, de arts had expliciet om een foto gevraagd waar de bovenkant van het bekken ook opstond, maar die stond nergens op. Dus ging hij bellen. Wij volgden weer de oranje lijn, daarna de rode, we mochten direct door, de foto werd gemaakt. We liepen weer terug langs de oranje lijn, het leek een hoop gedoe en veel verloren tijd, maar we konden ondertussen flink oefenen met het nieuwe lopen, het lopen zoals de nieuwe fysiotherapeut haar had geleerd, de oude had haar verkeerd gerevalideerd, daar kwam het zachtjes gezegd op neer. En niemand had het raar gevonden, dat moeizame lopen de afgelopen drie, vier jaar, ook de mensen hier niet, en dat kwam weer omdat ze hier niet naar haar buitenkant keken, maar naar haar binnenkant, via een foto, ieder zijn ding. Het nieuwe lopen was door een paar andere dagen zonder oefeningen flink weggezakt, de oude manier was er weer ingeslopen, dus zat ik er als een paardenmenner op de bok bovenop, corrigeerde iedere verkeerde beweging, het was in het begin misschien niet leuk, dat hoog optrekken van de knieën bijvoorbeeld, maar gelukkig kreeg ze er weer lol in. En gelukkig zag alles er goed uit, zei de arts met alle goede foto’s op zijn beeldscherm, de pijn had waarschijnlijk te maken met dat nieuwe lopen: andere spiergroepen die na lange tijd plotseling moeten gaan oprekken. De volgende dag hoorde ze bij het opstaan op de pijnlijke plek een geluid, en toen was die pijn bijna weg. Onderweg naar de fysiotherapeut met metro en trein nam ze de trap, en niet de roltrap, en paradeerden we tijdens het wachten heen en weer over de perrons en omdat de buschauffeurs staakten, wandelen we ook nog twee keer een kwartier door de motregen. En de hele tijd preekte ik: rechte heupen, hakken, teen, hakken, teen, niet meer op links letten, maar op rechts, nee, niet zus, maar zo, zij maakte er een liedje van. De preek van de fysiotherapeut kwam daar nog eens overheen, dat er geen moment versaagd kon worden. Weer thuis maakte ik een ovenschotel van broccoli, zalm, pijnboompitjes, penne in een sausje van Griekse yoghurt, crème fraîche, rozemarijn en tijm, en bovenop een laagje kaas, terwijl zij een waterfles van een halve kilo aan haar enkels bond en de oefeningen deed zoals op het blaadje. Bij het schrijven van het alfabet met gestrekt been kwam ze alweer tot de O, net zoals de dag voor oudjaar.

Zondag open, zondag dicht

‘Enkele winkels zijn ’s zondags nog stug open,’ schrijft Céline in zijn roman Reis naar het einde van de nacht over de eigenares van de pantoffelzaak in het Parijs tussen de laatste twee wereldoorlogen. Een kleine eeuw geleden was het chique, misschien een vorm van luxe om als neringdoende op zondag niet te hoeven sloven. Achteraf bezien was 2006 voorlopig het laatste jaar waarin we met verhitte wangen en volle karren en grote boodschappenbrieven drie dagen vooruit moesten denken. Ook toen viel kerst op maandag en dinsdag. Inmiddels heeft iedereen wel een supermarkt binnen loop- of rijafstand waar alle dagen van de week, ook ’s avonds en zelfs op eerste kerstdag (Jumbo), melk en bleekselderij en een blik soep gekocht kan worden. Nu zelfs in ons excentrische winkelcentrumpje de zondag voor kerst vrijwel niemand onze kooplust durfde mis te lopen – ook Blokker, de vier drogisterijen, de kledingwinkels, de brillen- en hoortoestellenzaken en zelfs het witgoed waren open – voorspel ik dat we vlot toegroeien naar 24/7, als wij dat willen, als de grote ketens er brood in zien. Eén van de vijf winkels die wel dicht waren, was bakker Klootwijk. Zijn oliebol eindigde een jaar of vijf geleden als 97ste in AD’s oliebollentest. Bij Jinek vertelde de bakker dat zo’n plek je de kans gaf alles te verbeteren. Hij kon dat makkelijk vertellen, in 2016 had het AD hem een tweede plek gegeven. Bij de groentevrienden – ook dicht op de 24ste – hoorde ik een ander verhaal, daar had de bakker na die 97ste plek gezegd: nu ga ik me inkopen. Dit jaar was de oliebol van Klootwijk volgens het AD de beste. Op oudjaarsdag gingen de zondagse principes daarom even opzij, geen bakker laat de lucratieve oliebollenomzet lopen. Dus stond er voor de winkel van Klootwijk een kraampje, net zoals bij de andere bakker. Bij Klootwijk stond een rij, bij de andere kraam één klant. We zullen waarschijnlijk tot de tweeëntwintigste eeuw moeten wachten tot een schrijver weer kan optekenen: ‘Enkele winkels zijn nog stug 24/7 open.’

Punten scoren

Bij de Duitse Krankenkasse kon je punten sparen. Wel even tienduizend stappen per dag zetten en dat minstens drie maanden lang. En even je stappenteller koppelen aan de Krankenkasse. Wij vielen van onze stoel. Waren de Duitsers niet zo’n beetje de enigen, met af en toe de Fransen (en natuurlijk de onvolprezen Eurocommissaris voor Mededinging Margrethe Vestager), die zo nu en dan eens een strootje in de allesverslindende wielen van Facebook, Google en Apple staken? Zelfs wij Nederlanders die ‘nooooooit wat te verbergen hebben’ zijn voor zover ik weet nog niet op dit hellend vlak gegleden, al was het natuurlijk een kwestie van tijd. ‘Wat kun je met die punten?’ vroegen wij onze vriendin. Je kon er bijvoorbeeld een tandenschoonmaakbeurt mee betalen. Die zat niet meer in het standaard vergoedingenpakket. In Nederland had ik het ook gezien, de schoonmaakbeurt zat in de verdachtenbank: tandartsverzekeringen legden beperkingen op, bij de een kon je nog 60 minuten per jaar krijgen, bij de ander niet meer dan twee keer vijf minuten. Dat was best gek. Dat schoonmaken kost relatief weinig en voorkomt duurdere gatenvulellende. En met dat flink wandelen per dag is natuurlijk ook niks mis, maar was daar nou niks anders voor te bedenken dan de kanalen van die Sillicon Valley cowboys? De nerd die onze vriendin in de Berlijnse Mediamarkt uitleg gaf over stappentellers, ontraadde een bepaald apparaat, omdat ‘je gegevens totaal niet veilig waren’ (want niet alleen je stappen werden geteld, ook de route die je liep, de tijdstippen waarop je liep, je bloeddruk en je hartslag werden vastgelegd, hoeveel je zweette, je tempo, gewoon omdat het kan en omdat ‘de mensen dat nu eenmaal grappig vinden om te weten’, waarbij we vergaten dat vooral de Googles en Apples het heel grappig vinden om te weten, want die zijn van plan daar heel veel geld mee te gaan verdienen in de vorm van medische apparaten en geneesmiddelen die wij straks via onze premies voor heel veel geld kunnen gaan kopen), zelf zou hij die nooit nemen, waarna hij onze vriendin naar een veel duurdere stappenteller leidde. Maar zo ging het dus. Was je rijk, dan kon je rustig en in alle anonimiteit eens een dagje negenduizend stappen zetten, of nul, omdat het sneeuwde en je je hoofd de hele dag onder een dik dekbed wilde houden, of je ging gewoon wandelen zonder op tijd of stappen te letten, maar gewoon op de vogeltjes; was je arm, dan liet je de zorgverzekeraar (en al die anderen op de digitale lijn) meekijken, want zo’n schoonmaakbeurt is toch al snel een paar tientjes. Al sloot ik niet uit dat de belangstelling onder de rijken groot is, die weten hoe Dagobert Ducks geldpakhuis gevuld blijft. De peperdure personal coach bijvoorbeeld kon de deur uit, nu je Krankenkasse-app je ieder dag voor tienduizend stappen de straat op joeg. ‘En nu geeft iedereen zijn stappenteller zeker mee aan de postbode?’ merkte R droog op.

Eindejaarsplannetje

‘Hé, wat erg hè.’

‘…’

‘Maar het is toch echt een ramp!’

‘…’

‘Hoe kan iemand dat niet door hebben gehad?’

‘…’

‘Heb jij reactie gekregen?’

‘…’

‘Nee.’

‘…’

‘Maar dat is waarschijnlijk in heel veel gevallen gebeurd.’

‘…’

‘Die herinneringen moeten ook vanuit Toolbox verstuurd kunnen worden.’

‘..’

‘In Oracle kun je via Toolbox…’

‘…’

‘Dat doet Norma niet.’

‘…’

‘Dat je aan een factuur een contact kunt koppelen.’

‘…’

‘Want het heeft gewoon geen zin om het zo te doen.’

‘…’

Ze rommelt in haar tas, een kleuterhand in een krat Lego. Van rampenzender switcht ze naar samenzweerderig, al blijft het prima te volgen.

‘Ik heb een salarisverhoging gehad, dus ik kan wel weer een beetje rellen.’

‘…’

‘Ik dacht dus, als Bart naar Norma gaat, dan kan Fleur naar mij, ik wil Jessica niet de receptie geven zolang ze nog niet, nou ja, ze is gewoon niet Fleur, maar als ze dan aan die grote tafel zit, kan ik er toezicht ophouden, en Fleur ook, nou ja, zo creëer ik gewoon wat meer lucht.’

‘…’

‘Geef ik…’

‘…’

‘geef ik Hugo weg voor Norma, hou ik Fleur, tot zij assistent wordt ergens, want dat gaat natuurlijk een keer gebeuren…’

‘…’

‘Kan ik ergens area manager worden, vind ik best een goed plan.’ Een gulle lach, al zweemt er onzekerheid doorheen. Ze gaat er niet zelf over, over deze promotie.

‘…’

‘Ga ik een paar dingen aan Nathalie geven, maar die moet kunnen afschuiven naar Jessica natuurlijk, want anders loopt zij vast.’

‘…’

‘Systematisch gaat er echt iets heel erg fout met die herinneringen.’ Weer de rampenzender.

‘…’

‘Ik zit hier in de tram alles met mijn handen uit te tekenen, hoe ik het wil.’ Nu lacht ze weer, om zichzelf.

Misschien ziet ze zich bezig in de spiegeling van de ruit. Ik draai mijn hoofd niet om, ik maak mijn eigen beeld. De salarisverhoging heeft haar moed gegeven, misschien zelfs overmoed. Het is namiddag.

Buiten een jonge vrouw met een kerstboom op de voordrager van haar fiets, ze probeert op te stappen, de kerstboom kantelt, ze neemt de voet van de stam in haar hand op het stuur, nu lukt het. De Toolbox/Norma/Oracle-mevrouw die het allemaal voor zichzelf heeft uitgetekend, al weten Jessica, Fleur, Bart, Hugo en Nathalie nog van niks, is uitgestapt. Met een kerstpakket heb ik nog niemand zien slepen, maar dat is een kwestie van uren.