‘Enkele winkels zijn ’s zondags nog stug open,’ schrijft Céline in zijn roman Reis naar het einde van de nacht over de eigenares van de pantoffelzaak in het Parijs tussen de laatste twee wereldoorlogen. Een kleine eeuw geleden was het chique, misschien een vorm van luxe om als neringdoende op zondag niet te hoeven sloven. Achteraf bezien was 2006 voorlopig het laatste jaar waarin we met verhitte wangen en volle karren en grote boodschappenbrieven drie dagen vooruit moesten denken. Ook toen viel kerst op maandag en dinsdag. Inmiddels heeft iedereen wel een supermarkt binnen loop- of rijafstand waar alle dagen van de week, ook ’s avonds en zelfs op eerste kerstdag (Jumbo), melk en bleekselderij en een blik soep gekocht kan worden. Nu zelfs in ons excentrische winkelcentrumpje de zondag voor kerst vrijwel niemand onze kooplust durfde mis te lopen – ook Blokker, de vier drogisterijen, de kledingwinkels, de brillen- en hoortoestellenzaken en zelfs het witgoed waren open – voorspel ik dat we vlot toegroeien naar 24/7, als wij dat willen, als de grote ketens er brood in zien. Eén van de vijf winkels die wel dicht waren, was bakker Klootwijk. Zijn oliebol eindigde een jaar of vijf geleden als 97ste in AD’s oliebollentest. Bij Jinek vertelde de bakker dat zo’n plek je de kans gaf alles te verbeteren. Hij kon dat makkelijk vertellen, in 2016 had het AD hem een tweede plek gegeven. Bij de groentevrienden – ook dicht op de 24ste – hoorde ik een ander verhaal, daar had de bakker na die 97ste plek gezegd: nu ga ik me inkopen. Dit jaar was de oliebol van Klootwijk volgens het AD de beste. Op oudjaarsdag gingen de zondagse principes daarom even opzij, geen bakker laat de lucratieve oliebollenomzet lopen. Dus stond er voor de winkel van Klootwijk een kraampje, net zoals bij de andere bakker. Bij Klootwijk stond een rij, bij de andere kraam één klant. We zullen waarschijnlijk tot de tweeëntwintigste eeuw moeten wachten tot een schrijver weer kan optekenen: ‘Enkele winkels zijn nog stug 24/7 open.’