Het radioprogramma Vroege Vogels is net voorbij. Ik doe voorgevormde brooddegen in gietijzeren pannen die op hun beurt weer in de oven gaan. Ik zet de timer op mijn telefoon op tien minuten. Bij de voedertafel op het terras is het druk. Merels eten solitair, duiven met z’n tweeën, vinken eten graag met z’n allen, ik tel er zeker zes. Soms wachten ze even als een merel of een tortel of een houtduif ook een zonnebloempit wil. Naar de voedersilo gaan ze niet, soms vliegen ze er wel even rond, maar door de tralies van de kooi durven ze niet. Terwijl de vinken en een paar heggenmussen op en rondom de voedertafel scharrelen, landt iets dat ik aanzie voor een vink op de tak vlakbij de voedersilo. Hij hipt een tak verder, kijkt, daalt dan naar de schotel van de voedersilo, fladdert de vleugels zo dat hij stationair blijft hangen en pikt een zonnebloempit van de bodem. Die neemt hij mee naar de eerste tak en gaat daar het omhulsel met zijn gele snavel bewerken net zolang tot het zachte binnenste vrijkomt.
Een gele snavel. De vinken op de grond hebben donkere snavels en nu zie ik nog meer verschillen. De vogel op de tak heeft een donkere pet, niet de grijze van de mannetjesvink, de borst is roze overlopend naar wit op de buik, terwijl de mannetjesvink een egale roze borst en buik heeft. De vogel met de gele snavel vliegt inmiddels naar de sering in de buurtuin. Ik pak mijn verrekijker erbij. Het verenkleed is ook anders: oranje afgewisseld met een donkere tekening.
Ik loop naar de woonkamer en pak de vogelgids. Zoeken, bladeren. Een keep! Ik heb nog nooit eerder een keep gezien. De timer gaat. Ik draai de oven twintig graden lager, zet de timer op twintig minuten en blijf het fourageerspel in de tuin bekijken. Terwijl de vinken op de grond blijven eten herhaalt de keep zijn truc: eerst naar de ene tak, vervolgens naar de andere tak, dan stationair hangen voor de voedersilo en een gevallen pit van de bodem pikken.
De timer gaat, tijd om het deksel van de pannen te halen en de temperatuur nog twintig graden lager te draaien. Als na vijftien minuten de broden klaar zijn, zijn alle vogels verdwenen. Ik haal de broden uit de pannen en leg ze op een rooster. Dan toch nog een toegift. Maar liefst drie kepen landen op de blauwe regen, hippen wat rond, vertrekken dan weer. Misschien straks even de Vroege Vogels’ Fenolijn bellen.