Sinds ik het onderzoek zag dat een zeven-minuten workout voor meer fitheid zorgt dan 150 minuten huishoudelijk werk per dag – een man die voor het onderzoek in die tweede groep was ingedeeld was van armoede maar iedere dag het hele huis gaan stofzuigen om aan die minuten te komen –, is die zeven minuten het eerste dat ik ’s ochtends doe. Zeven minuten is namelijk niks, op zoek moeten naar 150 minuten huishoudelijk werk is een kwelling.
Ik sta op, loop een trapje omhoog, plas, loop vier trapjes naar beneden, schuif de cello en het wasrek aan de kant, leg het matje neer en start de video op mijn telefoon. Fysotherapeut Rob doet samen met David de workout die uit twaalf oefeningen bestaat, en ik doe mee: is gezellig en ik hoef niet zelf de tijd in de gaten te houden.
Daarna loop ik weer vier trapjes op, weeg me, was me, loop een trapje naar beneden, kleed me aan. Dan loop ik twee trapjes verder naar beneden, doe water in de waterkoker, spoel de theepot om, doe groene theeblaadjes in het metalen filter, hang die in de theepot, giet het kokende water erbij, steek het waxinelichtje in het theelicht aan, zet theelicht, theepot en kopje op een dienblad en neem alles mee naar boven, drie trapjes op. Dan ga ik schrijven tot het tijdstip waarop de zestien uur sinds mijn laatste maaltijd voorbij zijn.
Vandaag ontbijt ik ietsje voor dat tijdstip is aangebroken omdat ik zo naar Pilates moet. Na Pilates loop ik even Donner binnen dat inmiddels officieel heropend is. Ik kijk overal rond, lees beginnen van boeken en koop er één: De rustelozen van Olga Tokarczuk die net de Nobelprijs voor literatuur heeft gekregen. De roman begint zo. ‘Ik ben een paar jaar oud. Ik zit op de vensterbank, rondom me liggen speeltjes, omvergegooide blokkentorens en poppen met wijd opengesperde ogen. Het is donker in huis, de lucht in de kamers koelt langzaam af, het schemert. Niemand is thuis.’ Anderhalve bladzijde verder: ‘Mijn eerste reis ondernam ik te voet, dwars door de velden. Het duurde lang voor iemand mijn verdwijning opmerkte.’ Onderaan de zesde bladzijde: ‘Ik ben handig, niet groot en compact. Ik heb een kleine, niet veeleisende maag, sterke longen, een strakke buik en sterke armspieren. Ik slik geen medicijnen, draag geen bril en neem geen hormonen. Ik scheer mijn haar één keer in de drie maanden met een tondeuse en gebruik nauwelijks make-up.’
In de metro terug naar huis lees ik in de Letter&Geest-bijlage van de zaterdagkrant een interview met de Amerikaanse schrijver Siri Hustvedt. Ze schrijft een uur of zes, zeven per dag en als ze haar concentratie begint te verliezen, gaat ze lezen, een uur of drie, vier. Leerzaam. Ze is veertien jaar ouder dan ik en duidelijk een stuk gedisciplineerder. Over het schrijven van fictie zegt ze: ‘Fictie is de meest fascinerende manier om gedachten te onderzoeken. In een roman denk je geraffineerd over de werkelijkheid na.’ En over lezen: ‘Het magische aan lezen is dat je wordt bezeten door de stem van een ander; als je in een boek opgaat, ga je op in het bewustzijn van iemand anders. Dat is een unieke, intieme ervaring en een uitgelezen kans om je eigen bewustzijn te vergroten.’
Helemaal mee eens. Ik wil weten hoe het verder gaat met de ik die haar haar iedere drie maanden met een tondeuse scheert. Van fictie leer ik meer dan van non-fictie, het beklijft beter. De rustelozen speelt zich af in Polen, de verteller gaat met haar ouders met een caravan op vakantie, haar ouders vervelen na afloop vrienden met foto’s: ‘Dit zijn wij in Carcassonne. En hier is mijn vrouw met op de achtergrond de Akropolis.’ Ik denk: konden Polen in de tijd van het communisme vrij reizen? Dus typ ik die vraag in de zoekbalk en lees ik over Edward Gierek die in 1970 leider van de Poolse Communisische Partij werd, Olga Tokarczuk was toen acht jaar. ‘Zijn bewind gaf de Polen een grotere culturele vrijheid en de mogelijkheid om naar het Westen te reizen. Het Westen beloonde de partijbaas hiervoor met miljardenkredieten,’ lees ik in een artikel uit 2001 van Corine de Vries in de Volkskrant bij de dood van deze Gierek. Dat vergeet ik niet meer, omdat het nu aan dit verhaal gekoppeld is, waar ik nog maar een paar minuten in heb gelezen.
Bij thuiskomst lunch ik en na het avondeten lees ik, met Hustvedt in mijn achterhoofd, vier uur en ga tevreden slapen.